De twee mezen

Op de dag dat Rusland de Oekraïne binnenviel, wandelde ik met Huub in het bos. We waren druk in gesprek toen Huub me attendeerde op twee meesjes die vlak voor ons op de grond zaten. De mezen zaten in een vreemde pose op elkaar, terwijl ze heftige bewegingen maakten. Ze leken zich niet bewust van onze aanwezigheid, hoewel we toch vlakbij stonden. Huub vroeg zich hardop af of we toeschouwer waren van een paring. Ik grapte nog dat ik het geen prettig vooruitzicht zou vinden als mijn mannetje zo tekeer zou gaan. Maar hoe langer we stonden te kijken, hoe macaberder het schouwspel werd. Het kleinste meesje lag onderop en verweerde zich dapper, maar de agressor pikte op hem in. ‘Hij is ‘m aan het vermoorden’, hoorde ik Huub met enig ongeloof in zijn stem zeggen. Ik had de neiging de twee vechters uit elkaar te halen, wilde het lijdende meesje redden uit de klauwen van de dominante mees. Maar ik deed niets en bleef als aan de grond genageld staan kijken hoe langzaam de krachten uit het lijfje wegvloeiden. ‘Doe maar niet’, had Huub me aangeraden, toen ik hem had toevertrouwt dat ik het liefst de twee vechtersbazen wilde scheiden, ‘waarschijnlijk maak je zijn lijden alleen maar langer.’ Gedesillusioneerd liep ik verder. Met hetzelfde machteloze gevoel dat ik als kind had toen ik de hele wereld wilde redden van oorlog, agressie en geweld.

De volgende dag was ik met mijn zus bij mijn ouders. Terwijl we aan tafel zaten, vertelde ik met enige naïeve verwondering in mijn stem, over het moordtafereel dat ik de dag tevoren had gezien. ‘Ik dacht altijd dat moord binnen soortgenoten niet voorkwam in de natuur, zei ik, ‘behalve dan bij mensen.’
‘Oh nee’, zei mijn zus smalend. ‘Dat komt overal voor. Het gevecht om het territorium. Herten vechten bijvoorbeeld vaak een gevecht op leven en dood uit. De zwakste wordt dan zwaargewond achtergelaten en ligt dan nog een tijdje te creperen voor hij sterft.’
‘Of neem kippen’, vulde mijn moeder fijntjes aan. ‘De zwakste wordt tot bloedens toe gepikt, net zolang tot hij doodgaat. Daar komt “ik heb de pik op jou vandaan”.’
Mijn zorgvuldig gekoesterde beeld van een rechtvaardige en liefdevolle natuur was wreed verstoord. Verdrietig keek ik naar buiten. In de boom hing in een vetbol waar twee mezen om de beurt in pikten. Maar ik beleefde er geen plezier meer aan om naar ze te kijken. De mezen hadden voor mij hun onschuld verloren.

’s Avonds op het nieuws zag ik hoe de oorlog in de Oekraïne zich ontwikkelde. Hoe Poetin dreigde met de inzet van kernwapens. Hoe mensen over de hele wereld demonstreerden voor vrede. Ik deed mee met een inspirerende meditatie samen met 15.720 andere mensen uit achttien verschillende landen. Gezamenlijk focusten we ons op licht en vrede, dat we in gedachten naar de Oekraïne en Rusland stuurden. Maar ik merkte dat ik me er niet volledig mee kon verbinden. Diep vanbinnen wilde ik strijden. Poetin een kopje kleiner maken. Opstaan tegen de agressor en hem een halt toe roepen. Strijden voor onze vrijheid en democratie. De inval van Rusland in de Oekraïne wekte een ongekende vechtlust in me op.

’s Nachts schrik ik wakker met het beeld van een explosie op mijn netvlies. Ik ruik een verbrande lucht, vlieg het bed uit en sluit de ramen. Het duurt even voor ik besef dat het waarschijnlijk slechts een droom is. Een droom waarvan ik bang ben dat die uitkomt. Dat Poetin op de knop heeft gedrukt en heel Europa in één beweging van de kaart heeft geveegd, ons werelddeel verwoest en voor altijd onbewoonbaar achterlatend.  
Half slapend bedenk ik dat ik morgen een noodpakket ga samenstellen met tape om de kieren van ramen en deuren dicht te plakken, met een radio, een zaklamp en natuurlijk flessen vol water en blikken vol voedsel. Hoelang zou je eigenlijk in een schuilkelder moeten blijven na een kernramp? Wil ik dan eigenlijk nog wel leven of ga ik dan toch liever gewoon direct dood bij de explosie?
Ik fantaseer dat ik Poetin met een pistool doodschiet en dat de NAVO een raket op het Kremlin laat vallen die Poetin en zijn generaals die daar zitten te vergaderen allemaal in één klap doodt. Daarna bid ik dat Poetin een fatale hartaanval mag krijgen of nog beter een hersenbloeding waarna hij niet meer kan praten en bewegen, zodat hij volkomen machteloos is en geen orders meer kan geven.

Verbaasd vraag ik mij af waar mijn pacifistische inslag is gebleven. Zou ik echt in staat zijn hem te vermoorden als ik daartoe de kans had? Als ik oog in oog met hem zou staan? Het antwoord is ‘ja’, dat denk ik wel, omdat ik op dit moment het gevoel heb dat dat het beste is voor de wereld. Verrast en gedesillusioneerd ben ik door mijn eigen antwoord. Ik ben geen haar beter dan die twee elkaar uitmoordende mezen die ik tijdens de wandeling zag. Als mijn territorium wordt bedreigd dan bevecht ik het op leven en dood.


1 reactie

  1. Wauw, wat een indringend stuk…. Zo herkenbaar dat machteloze gevoel en tegelijkertijd die boosheid in je voelen tov zo veel oneerlijkheid…. Verschrikkelijk! 😢

Geef een reactie