Stop. Onverwacht en dwingend sprong een rood lampje op het dashboard van mijn auto aan, begeleid met een serie piepjes om mijn aandacht te trekken. In een eveneens rood vierkantje stond de alarmerende tekst: risico op motorschade. Daarnaast brandden twee oranje lampjes; één met de afbeelding van een motor en één met die van een sleutel. Ik was net de snelweg bij Bussum opgedraaid en had me via de invoegstrook tussen het drukke verkeer op de A1 gewurmd. Snel scande ik de situatie om te zien waar ik het beste kon stoppen, deed de alarmlichten aan en zag dat er gelukkig rechts naast de spitsstrook een kleine strook asfalt was waar ik de auto kon neerzetten zonder de weg te blokkeren. Ik parkeerde de auto, klom via de bijrijderskant nar buiten, griste nog snel mijn tas en telefoon mee en klauterde over de smerige vangrail. Het was een onstuimige dag en het regende pijpenstelen. Daar stond ik dan.
Ik belde eerst mijn eigen garage. Die vroeg me of ik via WhatsApp een live verbinding kon maken zodat ze de lampjes op het dashboard konden zien. Ik klauterde weer over de vangrail, dook snel de auto in en probeerde zittend op mijn knieën op de passagiersstoel de telefoon in een positie te houden waarmee het dashboard zichtbaar werd voor de monteur in de garage. Deze zag echter niets. Toen ik even opkeek, zag ik een vrachtwagen vlak langs mee heen scheren en realiseerde me dat ik hier razendsnel weg moest wezen, in mijn hoofd verscheen het beeld van een aan gort gereden auto met een verpletterde bestuurder. Ik maakte nog snel een foto en klom weer over de vangrail. De foto appte ik door naar de man van de garage. Die appte terug dat het iets kleins kon zijn maar ook iets heel ernstigs. Tijd voor plan B: de ANWB inschakelen.
Ik stond net met de ANWB-wegenhulp te bellen toen ik zag dat er een grote gele auto achter de mijne was gaan staan. Er stapte een man met een geel waterdicht pak uit die razendsnel pilonnen uitzette. Inmiddels was ik onder een viaduct gaan staan om tegen de regen te schuilen. Nu ik de man zag rende ik hem door het lange natte gras tegemoet. Mijn redder. ‘Wat is er aan de hand?’, vroeg hij. ‘Een rood lampje met stop, en een melding in het rood met risico op motorschade’, antwoordde ik. ‘Het leek me verstandig om te stoppen’, voegde ik eraan toe. ‘Er is een sleepwagen onderweg, u wordt zo afgesleept en naar een veilige plek gebracht, dat is de procedure’, meldde hij me. Ik zag dat er Rijkswaterstaat op de grote, gele auto stond. De man plaatste via zijn waterdichte tablet een rood kruis op het rechter baanvak van de matrixborden, terwijl de snelheid naar zeventig kilometer per uur werd teruggebracht.
Wachtend op de sleepauto onder het viaduct knoopte ik een praatje met hem aan. Ik was gesignaleerd via lussen in het wegdek, die direct aan de meldkamer doorgeven als er een auto langzaam rijdt. ‘Wow’, antwoordde ik onder de indruk. ‘Komt dat nu nog vaak voor? Pech onderweg.’ ‘Iedere dag heb ik tijdens mijn dienst wel tien tot twaalf ongevallen en pech meldingen.’ ‘Wow, wat veel’, ontglipte aan mijn lippen, ‘en dat alleen hier op de A1?’ ‘Yep’, knikte hij.’
Onder het lawaai van het voortrazende verkeer probeerde ik nogmaals de ANWB-wegenhulp te bellen. Ik schreeuwde luidkeels mijn adresgegevens door, omdat de mevrouw aan de andere kant van de lijn me anders niet kon verstaan. Ik werd per direct lid van de wegenwacht, de mevrouw vroeg me verscheidene keren of ik dat echt wilde, want er waren extra kosten aan verbonden, maar ik zag geen andere optie en was vooral dankbaar dat er überhaupt hulp was.
De sleepwagen kwam aanrijden en een vriendelijke man met oranje pak aan gaf me een hand. ‘Verstandig’, zei hij bemoedigend, toen ik hem van de rode lampjes had verteld. ‘Stap maar snel in, want ik wil hier zo rap mogelijk weg.’ Ik hees mezelf de hoge auto in, het was er heerlijk droog en warm, de grote stoel was zacht bekleed en ik had van grote hoogte een prachtig uitzicht over de weg. Binnen twee minuten stond mijn auto op de sleepwagen en voor ik het in de gaten had reden we weg. Op zoek naar een veilige plek waar de wegenhulp naar mijn auto kon kijken. Ik had geen tijd meer om mijn redder van Rijkswaterstaat gedag te zeggen. Mijn nieuwe helper bevestigde dat er dagelijks vele auto’s met pech langs de weg staan. Ze waren in de regio met dertig sleepauto’s actief om gestrande automobilisten van een onveilige plek weg te slepen. Hij bracht me naar carpoolplaats Crailoo, parkeerde mijn auto en zwaaide me gedag met de woorden: ‘nou misschien tot ziens. Als de wegenwacht uw auto niet kan repareren dan kom ik u weer ophalen.’ Ik vroeg hem naar de kosten van het wegslepen. Ik had al op een flink bedrag gerekend, maar hij wuifde vriendelijk en zei: ‘Service van de zaak, dit is helemaal gratis voor u. Daarvoor betaalt u nu wegenbelasting.’
Een beetje verbouwereerd zat ik even later in mijn beslagen auto. De wachttijd voor de wegenhulp bedroeg ongeveer negentig minuten, het was een drukke dag, zo had de receptionist me verteld toen ik nogmaals had gebeld om mijn exacte locatie door te geven. Een kwestie van uitzitten. Normaal zou ik de tijd doden met wat nieuws lezen, podcasts luisteren of spelletjes doen, maar ik zag dat de accu van mijn mobiel bijna leeg was en durfde geen risico te nemen. Mijn Smartphone was mijn lifeline naar de buitenwereld. Daarom zat ik gewoon wat voor me uit te staren. Af en toe passeerde er een fietser die zich zwabberend voortploegde door weer en wind. Of een geïrriteerde automobilist die met te hoge snelheid de parkeerplaats rondreed omdat hij geen parkeerplek kon vinden.
Ik had honger en moest plassen. Ik had net bedacht dat ik voor dit laatste de bidon kon gebruiken, toen de telefoon ging. Het was de wegenwacht. Waar stond ik nou precies? Ik veegde de beslagen ruiten schoon en tuurde naar buiten, ik vertelde dat ik naast de oprit van de A1 richting Amsterdam stond en zette de alarmlichten aan. Even later parkeerde een gele auto zijn neus tegen de mijne. Mijn derde helper was gearriveerd. Met een apparaat werd de chip van mijn auto uitgelezen. Er kwamen een aantal foutmeldingen tevoorschijn, waaronder iets met de turbo. De wegenwacht leek niet erg onder de indruk, hij resette de chip en vertelde dat ik waarschijnlijk gewoon naar huis kon rijden. Hij zou me tot Amersfoort begeleiden. Mochten dezelfde lampjes weer gaan brandden dan moest ik gewoon doorrijden, blijven rijden, behalve als er knipperende lampjes kwamen want dat was een noodsignaal en natuurlijk ook als de motor raar ging doen.
‘Bent u er klaar voor, dan gaan we!’. Hij overhandigde me de autosleutels, ik zette de ventilator op standje maximaal en daar gingen we. Na tweehonderd meter sprongen alle vier de lampjes weer aan, maar ze knipperden niet, dus reed ik dapper door. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik de gele auto als een baken van veiligheid achter me aan rijden. Vanaf Amersfoort was ik op mezelf aangewezen. Het was druk op de weg en ik sloot aan in een eindeloze file van rood opflikkerende achterlichten. Reed de auto nu anders of verbeeldde ik het maar? Nee, hij trok steeds moeizamer op. En het toerental was anders dan ik gewend was. Het ging steeds stroever. Eenmaal op snelheid ging het wel, maar het optrekken ging heel langzaam, alsof de auto geen vermogen had. Ik was echter vastbesloten om door te rijden naar huis. De ruitenwissers raasden over de voorruit. Om mijn aandacht wat af te leiden had ik een podcast op gezet over onderzoek naar ons bewustzijn en bijna dood-ervaringen.
Om iets voor half zes reed ik Doetinchem binnen. Ik had geluk. Bij de garage brandde nog licht. Snel liep ik naar binnen en zocht naar de monteur om mijn verhaal te doen. Ik mailde hem het uitleesrapport van de wegenwacht en overhandigde hem de autosleutels. Terwijl ik met hem stond te kletsen over de toekomst van autorijden en de veranderingen van het vak automonteur, kwam Frans – mijn persoonlijke held – mij met ons busje ophalen.
Thuis ontdeed ik mij van mijn natte schoenen en sokken, trok warme, pluizige sokken over mijn bleke, rimpelige voeten, dronk een flink glas havermelk en schrokte twee boterhammen met chocopasta naar binnen, terwijl ik met mijn rug tegen de verwarming aan ging staan. Toen pas voelde ik me weer een beetje mens worden.
Peinzend vroeg ik me af of ik vandaag nu pech of geluk had gehad. Natuurlijk had ik autopech gehad, maar ik had ook heel veel geluk gehad. Ik was gelukkig niet aangereden, het regende maar er was een viaduct waar ik kon schuilen, ik was veel geld kwijt aan lidmaatschap van de wegenwacht maar ik ben in de gelukkige situatie dat ik dat gewoon kan betalen. En natuurlijk was er heel veel hulp geweest. Ik prijs me dankbaar en gelukkig dat ik in een land als Nederland mag wonen, waar soms dingen misgaan, maar waar vooral ook heel veel goed geregeld is. Ik was geholpen door drie professionele, vriendelijke mannen, ik had veel geleerd over hoe Rijkswaterstaat de veiligheid van de wegen organiseert en ik was weer veilig thuis. Ik had absoluut geluk gehad vandaag.
Op een herfstige donderdag reed ik naar het noorden des lands. Overal op de route stonden lange files wegens wegwerkzaamheden en aanrijdingen, dus stuurde de navigatie me via oneindig durende kruip-door-sluip-door wegen in de hoop de verkeersopstoppingen te vermijden. Dat lukte aardig. Al had ik na een uur rijden geen flauw idee meer van richting, de plaatsen die ik passeerde lieten geen belletje van herkenning rinkelen in mijn hoofd. Toch kwam ik na ruim twee uur rijden vrij onverwachts aan in de hoofdstad van het noorden. Ik ging op bezoek bij mijn nichtje die sinds twee jaar in Groningen studeert. Ze woont in een rijtjeshuis dat ze deelt met drie andere meiden. Nadat ik had aangebeld liep ik achter haar aan de steile trap op om haar kamer te bewonderen. De kleine gezellig en uiterst efficiënt ingerichte kamer bracht me terug naar mijn eigen studententijd. Een leuke tijd waarin ik vriendschappen voor het leven sloot, maar dat wist ik toen natuurlijk nog niet. Nadat we in de keuken thee hadden gezet, ploften we neer op de bank in de woonkamer. Ons gesprek ging direct de diepte in; we hadden het over het menselijk immuunsysteem, over kanker en doodgaan, verlies en rouw, stress en burn-out, hoog sensitiviteit en psychologie en over wat ik wilde zien van Groningen. Ik vertelde knipogend dat het Groninger museum me wel leuk leek, maar dat ik me graag liet rondleiden door een kenner van de stad. Mijn nichtje antwoordde dat ze haar best zou doen. Ze had een fiets voor me geregeld, zodat we per fiets naar het centrum konden. Zorgvuldig loodste ze me door de stad. Eerst fietsten we tussen tientallen studenten door over de campus waar ik bewonderend rondkeek naar de artistieke gebouwen. Ze liet me een groen gebouw met schuin grasdak zien; het gebouw waar ze regelmatig colleges van haar studierichting volgt. Voor de praktijklessen maakt ze gebruik van het laboratorium van het UMCG, het Universitaire ziekenhuis in Groningen. Ik viel ondertussen zowat van mijn graatje. Het was inmiddels rond een uur of één en na het ontbijt van half acht had ik niets meer gegeten. Slapjes trapte ik achter mijn nichtje aan die me waarschuwde voor de drukte in het centrum; bomvol fietsers zoals in elke studentenstad. De cafeetjes aan de Grote Markt waar we zouden gaan lunchen waren bijna allemaal stampvol. Op de eerste etage van een lunchroom kregen we tussen de mensenmassa een tafeltje aangewezen. Met z’n tweetjes vormden we een kleine bubbel waarin we ons afschermden van het geroezemoes en de geuren om ons heen. Ik roerde twee zakjes suiker door mijn thee waarmee ik hoopte dat de zwarte vlekjes die voor mijn ogen dansten zouden verdwijnen, want het eten zou nog wel eens een tijd op zich kunnen laten wachten. We hadden weer een interessant en enerverend gesprek. In de ambities en gedrevenheid van mijn nichtje herken ik iets van mezelf; van toen ik zelf student was. Streng, gedisciplineerd en veeleisend voor mezelf, zoekend naar balans tussen ambitie en plezier maken. Via de Grote Markt wandelden we naar het Forum, een gebouw dat hoog boven alles uittorent, een plaats waar studenten kunnen chillen en studeren, met een bioscoop, een bibliotheek en een ontdekkingslaboratorium voor kinderen. De acht verdiepingen zijn met zwevende en steile roltrappen met elkaar en met een open ruimte verbonden. Ik voelde een weeïg gevoel in mijn maag toen ik de diepte inkeek die onder me door leek te rollen toen ik op één van die zwevende roltrappen stond. We gingen helemaal door naar het dak waar je op kunt lopen en dat met een plastic rand is afgeschermd en een prachtig panorama biedt over de stad Groningen. We stonden pal naast de Martinitoren, in de verte de weilanden en het vlakke Groninger land. Ik wilde nog graag het Groninger museum zien. Lang geleden was ik hier met studievrienden naar toe geweest. Ik herinnerde me nog dat het een bijzonder en kleurrijk bouwwerk was dat in het water lag. Maar ik wist niet meer dat het zo dicht bij het centraal station ligt. Om de regen te ontwijken liepen we het museum binnen, mijn nichtje heeft als student van de stad gratis entree. Ik herkende vaag nog de wenteltrap van bonte mozaïek die centraal in de hal staat. Er was een tentoonstelling over kleur die de moeite waard was en verder vond ik vooral de architectuur van het gebouw interessant. Tussen de buien door wandelden we via leuke winkelstraatjes terug naar de Grote Markt waar we in dezelfde lunchroom als vanmiddag gingen zitten. We zaten nu voor de grote ruit op de eerste verdieping en keken uit over de stad, terwijl we allebei peuzelden aan een maaltijdsalade. In de schemer fietsten we als echte studenten zonder licht op de fiets terug naar het studentenhuis waar mijn nichtje snel haar spullen bij elkaar pakte voordat we samen terug reden naar het oosten des lands. Ik vond het enerverend en inspirerend om weer eens op een campus rond te fietsen tussen jonge studenten van allerlei nationaliteiten, om weer eens lekker door een stad te dwalen en een museum te bezoeken in goed gezelschap. Tevreden nestelde ik me bij thuiskomst op de bank bij Frans om verslag uit te brengen. Leuk om dat mijn nichtje me een inkijkje heeft gegeven in haar leefwereld.
Hij hield van fietsen. Was samen met zijn vrouw de halve wereld over gefietst. Ze hadden prachtige tochten gemaakt in verre landen en dichtbij huis. Er was weer een fonkeling in zijn ogen verschenen toen hij in de laatste weken van zijn leven een driewieler had kunnen leasen. Fietsen maakte hem blij. Daarom vond ik het niet verwonderlijk dat zijn laatste rit – de tocht naar het crematorium – per fiets zou zijn. Toen ik bij zijn huis in Almere aankwam stond er al een stoet van familie en vrienden; allemaal met een fiets in de hand. Zijn witte kist versierd met tekeningen, handgeschreven teksten en veldboeketten rustte op een bakfiets. Langzaam en plechtig zette de stoet zich in beweging onder de klanken van zijn geliefde muziek. Hij bleek zelf hobo te hebben gespeeld, maar dat leerde ik pas tijdens de herinneringsbijeenkomst over zijn leven. Ik had hem niet heel goed gekend, maar de paar keer dat we elkaar hadden ontmoet hadden indruk gemaakt. Dat had ik hem nog geschreven op een kaartje dat ik hem vlak voor zijn overlijden had gestuurd. De fietstocht naar het crematorium volgde exact dezelfde route als vier maanden tevoren, toen zijn geliefde vrouw was overleden. Op de vraag wat haar wensen waren ten aanzien van haar crematie, begrijp ik dat ze spontaan had geroepen: ‘doe maar een ‘drop-off’, het liefst wil ik per fiets naar het crematorium worden gebracht en daar worden gedropt. En dan een bijeenkomst om mijn leven te vieren ergens anders, in een gezellige, warme ruimte’. De nabestaanden hadden er alles aan gedaan om haar wensen zo goed mogelijk te realiseren. De fietstocht met de drop-off bij het crematorium en een herinneringsbijeenkomst daarna in een intieme, warme omgeving was hem zo goed bevallen dat hij voor hetzelfde concept had gekozen. Precies vier maanden later fietsten we de kist met zijn lichaam in een stoet van familie en vrienden naar zijn eindbestemming. De bakfiets reed voorop, daarachter volgden in tweetallen de fietsers. Elke fiets was versierd met bloemen. Langzaam maar gestaag vorderde de tocht. Aangekomen bij het eindpunt parkeerde iedereen zijn fiets en verzamelde zich om de kist voor een kort afscheidswoord en een moment van stilte, waarin ieder op zijn eigen manier het leven van de overledene de revue liet passeren, denkend aan de momenten die ze samen hadden beleefd. Het verdriet van de naaste familie was intens en goed voelbaar. De herinneringsbijeenkomst twee dagen later was troostrijk en een mooi eerbetoon aan zijn leven. Ik leerde nieuwe kanten van hem kennen en vond het fijn om te weten dat hij een goed en liefdevol leven heeft gehad.
De dag van de stille fietstocht breidde ik uit met een ereronde: als eerbetoon aan hem fietste ik een rondje langs de Oostvaardersplassen. Een prachtig natuurgebied met wuivend riet, woeste runderen, damherten en vele watervogels. Op een stil plekje keek ik naar het water. En daar zag ik een bever. De bever zwom op zijn rug, dook onder water en kwam in een dartelende sprong weer boven het water uit. Op dat moment maakte mijn hart een sprongetje van blijdschap. Ik voelde zoveel vreugde bij de bever. Het was een moment dat me raakte. ’s Avonds deelde ik mijn belevenissen met een vriend. Refererend aan de fabeltjeskrant, dat oude kinderprogramma uit onze jeugd, vroeg hij: ‘was het Ed of Willem’. ‘Ed natuurlijk’, antwoordde ik hem glimlachend.
Op een zondagochtend eind augustus kwam mijn zus Brigit met de auto naar Doetinchem. Terwijl mijn zus en ik mijn trekkingbike op de fietsendrager bevestigden, sjouwde haar zoon mijn zes fietstassen die al buiten bij de voordeur klaarstonden naar de auto om ze op de achterbank te leggen. Wat een enorme bult bagage voor een uitje van drie dagen en dan was ik voor mijn gevoel nog sober geweest met spullen meenemen. We brachten mijn neef naar het paraglidingveld in Zeddam waar hij Frans zou helpen met het terugbrengen van de lierlijnen. Wij reden samen kwebbelend naar Alphen aan de Rijn voor een driedaagse fietstocht: de LF route langs kust en buitenplaatsen. Toen we het parkeerterrein opreden begon het net te regenen uit een donkere wolk die zich precies boven ons had gepositioneerd. Op buienradar zagen we dat het weldra droog zou zijn. We vulden de tijd met verder kletsen over de nieuwe baan van mijn zus. Eenmaal droog, reed mijn zus de auto naar een woonwijk om hem daar te parkeren en bleef ik op het verlaten terrein achter met alle bagage en twee fietsen. Ik knutselde zo goed en zo kwaad als het ging mijn zes tassen op de fiets: twee grote fietstassen achter, mijn twee oudjes aan het voorwiel, een rode zak met tent en slaapzak op de bagagedrager en dan nog een tas aan het stuur. Mijn zus was minder zwaar beladen met twee fietstassen en een plastic zak voor de tent. Het duurde nog een hele tijd voor we uiteindelijk vertrokken. Eerst zocht ik een tijd verwoed naar mijn tweede bidon. Maar hoe ik alle tassen ook uitspitte geen bidon te vinden. Waarschijnlijk was deze gevuld met vers water op het aanrecht in Doetinchem achtergebleven. Om toch voldoende water mee te kunnen nemen, nam mijn zus een grote waterfles mee. Al snel kwam ik er achter dat mijn fiets niet evenwichtig bepakt was. Het stuur trilde en al snel schommelde de fiets gevaarlijk op en neer. Dus eerst maar weer de spullen herpakken. Toen dat voor elkaar was, bogen we ons over de route. Hoe kwamen we bij het beginpunt van de route? We moesten ons even oriënteren voor we de juiste richting hadden gevonden en toen kon de fietstocht eindelijk beginnen. Het was druk in het centrum van Alphen aan de Rijn. We voegden ons bij de vele fietsers voor de geopende brug en wachten terwijl de schepen voorbij voeren. Moeizaam zette mijn rijwiel zich in beweging. Ik had het gevoel alsof ik op een tanker aan het fietsen was en had moeite met bochten nemen. Al snel kregen we honger en parkeerden we onze fietsen tegen een bankje in een park waar we lunchten met crackers, gekookte eieren, een bakje salade en fruit. We giechelden dat we nauwelijks twee kilometer hadden gefietst voor de eerste pauze en dat we anderhalf uur nodig hadden gehad om de bagage op de fiets te krijgen. Maar nu kon de fietstocht echt beginnen. Mijn voortassen waren alweer wat lichter nu de eieren, de salade en het fruit eruit waren. Het landschap in de drukke Randstad was verrassend mooi. We fietsten langs groene weides en sloten en vaarten met waterlelies en talrijke witte bruggetjes, die telkens weer een flinke aanzet van mijn benen vroegen om erover heen te komen. Weids en waterrijk. Slingerend over dijkjes, fietsend langs sloten, met in de verte torenhoge gebouwen van de steden die het Groene Hart waar we doorheen fietsten omringden. We hadden ons erg verheugd op de vele fraaie landgoederen en buitenplaatsen die we volgens de routebeschrijving via een klein ommetje op de route onderweg zouden tegenkomen. Maar dat viel een beetje tegen. We konden de landgoederen namelijk niet vinden. We hadden al een flink aantal kilometers omgereden om een vijftal landgoederen te bewonderen, toen mijn zus er helemaal genoeg van had om nog langer door de drukte te manoeuvreren en voorstelde om die landgoederen maar te laten voor wat ze waren en terug te keren naar de originele route. Toen zagen we echter bordjes met kasteel Duivenvoorde. Dus wij toch maar de lange laan naar kasteel Duivenvoorde ingeslagen. Helaas was het terrein van het kasteel niet voor fietsers toegankelijk en moest je als je verder wilde entree betalen. En zo keerden we teleurgesteld om. Nog geen glimp van een kasteel of landgoed hadden we gezien. Onze teleurstelling wegtrappend letten we niet op de route, totdat we ons ineens realiseerden dat we al wel heel lang geen bordjes hadden gezien. Ja. We waren inderdaad te ver doorgefietst. Via een knooppuntenbord maakten we een alternatieve route naar de camping die we hadden gereserveerd. Het bleek een verrassend mooi stukje. We slingerden tussen oude bomen door en kwamen langs de achterzijde van landgoed Duivenvoorde (nog steeds geen glimp van het kasteel te zien). De camping was groot met een soort atletiek baan in het midden; een groot ovaal grasveld met daaromheen een verhard pad waaraan een zwembad, fitness apparaten, het sanitairgebouw en het restaurant. Na een rondje over de camping te hebben gefietst, vonden we een plekje op een klein veldje. Rustig bij wat andere tentjes dachten we. Het was alweer ruim een jaar geleden dat ik mijn tentje voor het laatst had opgezet en ik moest echt even nadenken hoe ik dit ook alweer moest doen. Toen we op de camping aankwamen had ik nog zin gehad om in het zwembad te plonzen, maar nu het tentje stond en alles had klaargelegd voor de nacht, merkte ik dat ik best moe was. Bij de muntautomaat buiten aan het sanitairgebouw wisselden we euro’s om voor douchmuntjes. Maar waar moest dat douchmuntje nou in? Ik stond al uitgekleed onder de douche, maar kon nergens iets ontdekken om het douchmuntje in te stoppen. Ik trok mijn kleren weer aan. Bij de wasbakken stond een groep pubermeisjes hun haren te föhnen. Eén van hen wees me op een automaat in de hal waar ik het nummer van mijn douche moest intoetsen en waar ik dan vervolgens het muntje in kon doen. Wat een omslachtig gedoe! De douche zelf maakte veel goed. Het warme water spoelde mijn zweet weg en ontspande mijn spieren. Nu wilde ik nog maar één ding. Eten. Het restaurant zat vol. Maar er was ook een snackbar waar je pizza’s kon bestellen. Mijn zus en ik streken neer in de snackbar, die eruit zag als een kantine in een sportcomplex. Er zat verder niemand. We bestelden een pizza die we samen deelden. De eigenaar stak een kaarsje voor ons aan. We zaten warm en droog en bestelden nog een frietje dat we ook samen deelden. Het was al donker toen we onze maaltijd afsloten met koffie en thee. Moe maar voldaan dook ik mijn tentje in.
Het plekje bleek niet zo rustig als we hadden verwacht. Ergens in de buurt lagen twee giechelende, schreeuwende, lachende kinderen in een tentje. Het klonk alsof ze pal naast mijn oor lagen. Toen de kinderpret wat was afgenomen arriveerde het gezin van de wat grotere tent aan de andere kant naast ons. Ze praatten luidruchtig en net toen ik dacht dat het wat rustiger werd, begon hun peuter woest te huilen. Nijdig was hij. Boos sloeg de kleine man om zich heen, terwijl hij luidkeels brulde. Uiteindelijk ben ik blijkbaar toch gewoon in slaap gevallen, want de volgende ochtend werd ik wakker van de zon die op mijn tent scheen.
Camping Duinhorst in Wassenaar – natuurkampeerterrein De Ruigenhoek in Noordwijk
We ontbijten met crackers met kaas, pindakaas en oma’s zelfgemaakte jam. De kleine waterkoker zorgt voor warm water voor thee en koffie. Op ons dooie gemakje breken we de tentjes af en pakken onze bagage in. Ik probeer de nieuwe fiets van zus uit. Deze is natuurlijk een maatje te groot voor mij, maar hij fietst wel lekker. Mijn zus is er heel blij mee. Al krijgt ze wel last van zadelpijn van het harde zadel. We overwegen om een bezoek te brengen aan museum Voorlinden, een museum met schilderijen en beelden, dat net om de hoek van de camping ligt. Maar de zee en het strand lonken. We willen fietsen. De natuur in. Het is een stralende dag. Vandaag fietsen we door de duinen en natuurgebied Meijendel. Het is klimmen en dalen, maar ik ben alweer wat meer gewend aan fietsen met bepakking. Bij een uitkijkpunt zetten we onze fietsen tegen het houten hek en klimmen de trap op. We worden beloond met een uitzicht over zee, een binnenmeer en de weidse omgeving. We eten een appel en kijken een tijdje naar de vele watervogels die hier actief zijn. In Katwijk aan zee lunchen we op een terrasje. Het is nog wat vroeg, maar we hebben al trek en zo’n leuk plekje kom je niet overal tegen. We vervolgen onze tocht langs de kust omhoog naar Noordwijk, Noordwijkerhout en De Zilk om uiteindelijk bij natuurkampeerterrein De Ruigenhoek uit te komen. De camping wordt gerund door vrijwilligers en heeft allerlei regels. We krijgen een blaadje mee met ‘wat er van ons als gasten wordt verwacht’, zoals de vrijwilligster meldt die ons het plekje voor onze tentjes aanwijst. Het hele veldje is leeg, maar toch moeten wij onze tentjes op het aangewezen plekje opzetten. En dan ook nog liefst dicht bij de rand, zodat het middenstuk openblijft. Pfff. We parkeren onze fietsen tegen het houten hekje en beginnen in de volle zon onze tentjes op te zetten. Ik heb het al snel bloedheet en worstel om mijn buitentent over mijn binnentent te krijgen. Het lijkt alsof mijn buitentent is gekrompen en te klein is geworden voor de binnentent. Het helpt ook niet mee dat de haringen er in het losse duinzand telkens weer uitvliegen. Mijn zus komt me helpen. We proberen verschillende manieren om de buitentent opgezet te krijgen, maar hij blijft te klein. Nou ja, dan moet het maar zo. We pakken onze strandspullen en fietsen naar zee. Het water is kalm. Er zijn nauwelijks golven. Maar het is wel lekker verfrissend. Heerlijk om weer eens aan zee te zijn. Als de avond valt bestellen we eten en een witte wijn bij een leuke strandtent. We zijn als zussen weer eensgezind: allebei zeeduivel op ons bord. Daarna fietsen we terug naar de camping waar het gezellig druk is. Het hele veld is gevuld met kleine tentjes en overal staan fietsen. We zitten nog een tijdje naar de sterren te kijken met een kopje thee. Het is een heerlijke avond.
De Ruigenhoek in Noordwijk – Alpen aan de Rijn
Als we wakker worden staat de zon alweer aan de blauwe hemel te stralen. We ontbijten zittend op de grond, smeren ons in met zonnebrand en stappen weer op onze fietsen. Vandaag fietsen we langs bloembollenvelden vol kleurige dahlia’s en langs de Kagerplassen. In het pittoreske Warmond stoppen we bij Grand Café de Oude School voor taart met koffie. Daarna gaat de tocht verder door het centrum van Leiden met z’n stervormige gracht, de oude ophaalbruggen, de molens, de hortus botanicus en het woonhuis van de vader van mijn zwager. We fietsen Leiden uit langs de vaart met huizen pal aan het water en langs grote schepen. Bij een supermarkt doen we even wat inkopen voor de lunch: een quiona salade en watermeloen. Met uitzicht op de weilanden slaan we ons picknick kleed uit en laten ons achterover in het gras vallen. We zitten onder de bomen, want het is flink warm vandaag.
Het is wat zoeken naar de route die niet overal even goed staat aangegeven. Een aantal keren zitten we verkeerd en we missen het stuk over de Langeraarse plassen. Balen. Maar het is niet anders. We vinden hierdoor wel onverwacht een waterpomp waar we onze bidons kunnen vullen. We komen op verrassende dijkjes en door onverwachte bomenlaantjes in het verder vlakke landschap. We houden nog eenmaal pauze op een mooi plekje met brede houten banken waar we even een tukkie op doen voor we aan de laatste etappe naar Alphen aan de Rijn beginnen.
De auto staat er nog gelukkig. We verwisselen onze bezwete kleren voor een schone outfit en laden de fietsen achterop de auto. Net na de file koersen we richting Doetinchem waar Frans een lekkere maaltijd voor ons klaar heeft staan.
Tevreden nemen we afscheid. Fijn zo’n zussenuitstapje.
We zijn inmiddels alweer een aantal weken terug in Nederland na onze drie maanden trip door Europa. Was het moeilijk om weer te wennen?, vroegen mensen ons. Nee, eigenlijk vond ik het heel gewoon om weer thuis te zijn. Het was heerlijk om onze familie en vrienden weer te zien en door het mooie weer konden we leuke uitstapjes maken in eigen land. Doordat we terugkwamen in de periode van de grote schoolvakantie zetten we als het ware ons vakantiegevoel nog een beetje voort. Een andere vraag die ons veel werd gesteld was: ‘is het niet super irritant om zolang in een kleine ruimte bij elkaar op de lip te zitten?’ Nee, hadden we totaal geen last van. Hoe langer we bij elkaar zijn, des beter we op elkaar afgestemd raken en hoe makkelijker het gaat. Verder zitten we nauwelijks in de camper, we leven vooral buiten en gaan veel op pad. En als we dan een keer op een regenachtige middag in ons campertje verblijven vinden we dat vooral knus. De vraag die ons het meest is gesteld was: ‘Wat waren de hoogtepunten van jullie reis?’ Over die vraag heb ik even nagedacht, want het ligt voor de hand de toeristische trekpleisters als de Plitvice meren, de Krka watervallen en het ommuurde Dubrovnik te noemen. En dat waren zeker hoogtepunten. Maar wat misschien nog meer is bijgebleven waren de onverwacht mooie plaatsen die we tegenkwamen; het verrassende Lyon met zijn hooggelegen basiliek en de charmante straatjes met oosterse eethuisjes, of Camp Igor waar we met de camper pal aan het water stonden met uitzicht op de bergen, het lieflijke bedevaartsoord Assisi met zijn talrijke kerken of de onverwachte canyon in de binnenlanden van Corsica met sprookjesachtige watervallen en privézwempoelen. Naast steden en natuurschoon, waren er ook ontmoetingen en contacten die als hoogtepunt mogen worden genoemd. De ontmoeting met de Argentijnse familie waarvan we de moeder een lift aanboden omdat ze zo moe was, de ontmoeting met de Zwitserse wandelaars bij de berghut Ravnica in het Paklenica gebergte, de bijzondere vakantie met onze vrienden Huub en Esther, de gezelligheid van de paragliding groepen en natuurlijk de droomvlucht die Frans maakte met Fin, de jongen met de ziekte van Duchène die met hem mee de lucht in mocht en daar ontzettend blij van werd. Een niet voor de hand liggend hoogtepunt was het maken van een oogscan in Kroatië en Italië. Niet persé het maken van de scan zelf, maar wel hoe verrassend soepel dit is verlopen en hoe magisch het op ons pad kwam. Ook de periode van corona was een bijzondere tijd; waarin we op een magische plek verbleven, een kleine oase waar we veilig konden uitzieken. En hoogtepunten zijn ook die onverklaarbare momenten van geluk die je zonder reden overvallen. Omstandigheden die niet bijzonder of noemenswaardig zijn, maar waarin je je zomaar blij en gelukkig voelt en die daardoor een onuitwisbare indruk nalaten.
Voor de liefhebbers; de top-vijftien mooiste plekjes!
Plitvice merenPaklenica national parcKrka watervallenDubrovnikMljet eilandDuomo di San Francesco di AssisiDuomo di SiennaCalanque de PianaCorsicaCapo Roso CorsicaBavella gebergte Escalier du roi BonifacioPalombaggia beach CorsicaTandemvlucht met Fin SamoënsSixt fer á cheval Meer van Annecy
De paragliding groep is al vertrokken als ik het huisje binnenkom voor het ontbijt. Nu kan ik rustig op één van de kamers douchen. Vandaag ga ik Samoëns en omgeving ontdekken op de fiets. Eerst ga ik op zoek naar het toeristenbureau waar ik een fiets- en wandelkaart van de omgeving bemachtig, daarna vraag ik bij een mountainbike winkel of ze mijn banden op willen pompen want die zijn behoorlijk zacht na al die weken (onze fietspomp was niet door de selectie van noodzakelijke items gekomen; te onhandig formaat). Op goed geluk fiets ik wat rond door het dorp waar het druk is vanwege een fair, al snel kom ik bij het sportpark uit waar ook de landing van het paragliden is. Ik parkeer de fiets en ga even kijken hoe de paragliders uit de lucht neerdalen op het gras. Ik vervolg mijn tocht via een blubberig mountainbike pad. Dit blijkt geen goed idee. Als snel loopt mijn fiets vast door de grijze kleverige brij waar ik tot mijn trapas in wegzak. Arme fiets. Alles zit onder de modder. De remmen, de ketting, de tandwielen. Tot mijn enkels wegzakkend keer ik ploeterend om terwijl ik de fiets door de modder duw. In een beekje spoel ik mijn voeten, schoenen en sokken schoon en verwijder ik de ergste modder met bladeren en takken. Door dit avontuur is mijn eetlust opgewekt en zoek ik op de OsmAnd app een supermarkt op waar ik een salade, een yoghurtdrank en een zak chips (zout is goed bij warm weer is de smoes waarmee ik mezelf om de tuin leidt) koop. In een gezellig park aan de rand van een meertje spreid ik mijn handdoek uit en ga uitgebreid met mijn moeder bellen terwijl ik de salade opeet. Borden geven aan dat het verboden is om te zwemmen in het meer, toch zie ik een flink aantal mensen ronddobberen in het water. Ik trek mijn zwemspullen aan en voel voorzichtig met mijn voet naar de temperatuur van het water. IJskoud! Stukje bij beetje laat ik me in het ijskoude water zakken. Heerlijk! Verfrist vervolg ik mijn fietstochtje. Bij het appartement help ik met het klaar maken van de maaltijd; een lekkere bonenschotel en een hele klus om voor twintig personen te koken. We eten met zijn allen buiten op het grote terras met uitzicht op de bergen.
Dag 78 – maandag 4 juli – Geneve
Vandaag word ik uitgenodigd om mee te gaan voor een uitstapje naar Geneve. Ik aanvaard de uitnodiging en weldra rijden we met z’n drieën richting de Zwitserse grens. Geneve is een statige stad aan het water, in de haven spuit een fontein meters hoog de lucht in, via één van de vele bruggen wandelen we over de promenade langs winkels met chique kleding en onbetaalbare horloges (vanaf 2.000 euro), die we alle drie pompeus en lelijk vinden. Het is zoeken naar een terras waar we koffie met gebak kunnen eten, de chique binnenstad is ingericht op uitgebreide lunches voor zakenlieden en vertegenwoordigers van de Verenigde Naties. Uiteindelijk kiezen we voor de Starbucks. Ze hebben hier een vreemd systeem; ze vragen je naam en schrijven die met een stift op een kartonnen beker. Mijn naam was te ingewikkeld, daarom schreven ze er een smiley op. Na een hele tijd wachten roepen ze dan je naam en krijg je je beker met koffie overhandigd. Voor het toilet moet je een toegangscode intoetsen die op je bon staat. Hoe vaak ik de code ook intoetste en controleerde, de toiletdeur ging niet voor mij open. Bij navragen bij één van de medewerkers bleek de code sinds kort veranderd in 1010. Wat een omslachtig gedoe en de koffie is niet eens lekker.
De oude binnenstad van Geneve heeft behalve wat kerken en kathedralen fraaie gevels en bijzondere winkels, zoals een horlogemakerij waar je kan kijken hoe mannen achter een vergrootglas priegelig kleine onderdelen met een pincet in een horloge plaatsen. Een hoedenwinkel met hoeden in allerlei kleuren en formaten. Boekenwinkels met oude, vergeelde boeken over geschiedenis, landschappen en mythen en sagen. Meubelmakerijen. Kleermakers. Winkels die bij ons in het straatbeeld zijn vervangen door ketens van winkels die je in heel Europa terug ziet.
De mensen met wie ik ben zijn goed gezelschap. Aan het water met een drankje vertellen we elkaar over onze families, de relatie met onze broers en zussen, kinderen en kleinkinderen, opvoeding die we hebben gehad en nog veel meer. Tevreden keren we terug naar het appartement in Samoëns waar we vandaag andijviestamppot met spekjes eten. Tijdens het avondeten krijg ik alle vliegverhalen van die dag te horen. Iedereen is vol van zijn bijzondere vliegervaringen.
Dag 79 – dinsdag 5 juli – Wandeling Sixt-Fer-á-Cheval Ik word al vroeg opgepikt door dezelfde mensen als waar ik gisteren mee naar Geneve ben geweest om een wandeling te maken door het Nationaal park Sixt-Fer-á-Cheval. Een vallei in de vorm van een hoefijzer dat doodloopt in de hoge bergketens op Frans-Zwitserse grens. Ik wilde deze wandeling heel graag maken en ben blij met het gezelschap, want in mijn eentje deze wandeling maken is toch wat risicovol. De wandeling start eenvoudig maar gaat al snel over in een uitdagend pad dat uit louter rotsen bestaat die door het naar beneden druppende water vochtig en glad zijn. Pasje voor pasje klauteren we omhoog, terwijl we ons vasthouden aan het ijzeren koord dat in de rotswand is vastgeklonken. We zien het dal met de rivier al snel diep beneden ons liggen. Het uitzicht is adembenemend. Mijn benen trillen van de inspanning en ik moet even een pauze nemen om op adem te komen en geen fouten te maken, want een misstap kan grote gevolgen hebben. Ik realiseer me dat deze wandeling misschien wel risicovoller is dan de paragliding vlucht die Frans vandaag maakt. Na ruim twee uur klimmen komen we moe maar voldaan aan bij een bergweide op de top van de bergwand waar we bij de berghut zelfgemaakte bosbessentaart en iets te drinken nemen. De eigenaar van de hut vertelt dat alle spullen omhoog gesjouwd moeten worden of per helikopter worden gedropt (kosten: 34 euro per minuut). We vervolgen onze tocht met uitzicht op de halve cirkel van bergtoppen met watervallen die ons omringen, eindeloos hoge bergwanden van ruw gesteente, afgewisseld met plukjes bos en bergweiden vol kruiden en bloeiende bloemen, we steken wilde bergbeken over, soms via een wiebelige brug, soms springend van steen naar steen, het blijft bij elke stap opletten waar je je voet neerzet. Via een glibberig pad dalen we af tot we bij een enigszins vlakke plek met bomen komen. We installeren ons op een grote steen om te lunchen; stokbrood met kaas. Het laatste stuk loopt door het dal waarbij we twee watervallen met sneeuwwallen passeren. Nog nagenietend van de tocht en de machtige natuur eten we in het centrum van Samoëns een ijsje. ’s Avonds halen we een aantal pizza’s die we met z’n allen delen terwijl we onze ervaringen van die dag uitwisselen.
Dag 80 – woensdag 6 juli – Een droom die uitkomt
Al twee jaar hebben we contact met een familie waarvan de zestienjarige zoon de ziekte van Duchenne heeft, een progressieve spierziekte. Fin is ondanks zijn ziekte een vrolijke jongen die van het leven geniet. Eén van zijn wensen is om een keer door de lucht te zweven, om even zijn beperkingen te vergeten en zich helemaal vrij te voelen. Frans wil deze droom voor hem realiseren door samen met Fin een tandemvlucht in de bergen te maken. De voorbereidingen hiervoor zijn lang geleden al gestart. De familie is met een speciale rolstoelbus naar Frankrijk gekomen, op de camping hebben ze een rolstoeltoegankelijke cabin met aangepaste badkamer geboekt. Ze willen met het gezin zoveel mogelijk mooie herinneringen maken, speciale dingen meemaken nu het nog kan. Het is een energieke, positief ingestelde familie die continue kijkt naar wat er allemaal nog kan en mogelijk is en oplossingen zoekt voor de problemen waar ze tegenaan lopen. Als je een droom hebt, spant het hele universum samen om deze droom voor jou te realiseren. Vandaag is het dan eindelijk zo ver. De weersomstandigheden zijn gunstig, de zon schijnt, de wind komt uit de goede richting en is niet te hard, maar ook niet te zacht. Frans krijgt ruimte en steun van de paragliding groep om zijn gedroomde tandemvlucht uit te voeren. De vader en meegekomen vrienden rijden Fin met de rolstoelbus naar de top van de berg, daar duwen ze met vereende krachten de rolstoel door het gras naar de startplek. Fin wordt in zijn harnas gehesen en vastgemaakt. Vele handen tillen hem op, dragen hem, rennen met hem de berg af, terwijl Frans het scherm opzet. En dan hangen ze in de lucht. Nagekeken door een kring van mensen die hem ontroerd volgen in de lucht. Een geeloranje scherm met twee mensen genietend van hun vlucht samen door de lucht. Een lang gekoesterde droom die uitkomt. Een droom die slechts vijftien minuten duurt maar die een onuitwisbare indruk maakt, een droom om nooit te vergeten.
Op de landing staan vele handen klaar om Fin op te vangen. Hij krijgt een zachte landing in het gras. Daar zit hij met een brede grijns op zijn gezicht. Een lach van oor tot oor. Moeder, Fin en Frans poseren stralend voor de foto om dit memorabele moment vast te leggen. Vet. Onwijs cool. Zijn de woorden die Fin aan deze belevenis geeft. We worden omarmd door de vader van Fin, die geen woorden kan vinden om te beschrijven wat hij voelt. Ook Frans pinkt een traantje weg.
’s Ochtends heeft Frans ook al een vlucht gemaakt met een dierbare vriendin van de familie die door MS steeds minder kan. Zij is tot tranen toe geroerd door de vlucht door de lucht. Het gevoel van vrijheid te ervaren, even net te zijn als ieder ander, je handicap vergeten. Het heeft diepe indruk gemaakt.
Wat ben ik trots op Frans dat hij het aandurft om deze mensen een onvergetelijke ervaring te bezorgen, want het is niet zonder risico dat realiseren we ons heel goed, maar het is het dubbel en dwars waard.
Dag 81 – donderdag 7 juli – Domper
Na de prachtige ervaring met het vliegen beleven we ’s avonds een surrealistisch avontuur als we uit eten gaan bij een Italiaans restaurant. De donker getinte ober is van begin af aan humeurig. Boos reikt hij ons de menukaarten aan alsof we iets verkeerds hebben gezegd of gedaan. We zijn ons van geen kwaad bewust, maar de ober behandelt ons met steeds grotere irritatie en woede. Zijn woede bereikt een climax als hij met drie grote bierglazen aankomt waarvan hij er één in de nek van de jongen naast me laat vallen. Met grote verontwaardiging gaat hij tekeer tegen de arme jongen die de bierdouche over zich heen heeft gekregen, alsof hij de schuld is van dit alles. Verbijsterd zwijgend kijken we naar dit surrealistische tafereel. Excuses zouden op zijn plaats zijn geweest. In plaats daarvan beent de ober boos weg. Vriendelijke Belgen aan het tafeltje achter ons bieden de jongen hun servetten aan om zijn kleding droog te deppen, maar hij is zo doorweekt dat het weinig zin heeft. Ook zij zijn verbijsterd door het gedrag van de ober. We proberen de sfeer erin te houden en genieten van het eten, dat goed smaakt. Wanneer de toetjes komen, smijt de ober deze op tafel. Als iemand van ons daar iets van zegt, begint de ober luidkeels te schelden. Nu is voor ons de maat vol. Degene die de reservering heeft gemaakt staat op en wil met de ober en zijn baas in gesprek gaan, maar de ober grijpt haar bij haar pols. Frans staat op om haar te helpen. De man laat haar los en samen met Frans loopt ze naar binnen om bij de baas beklag te doen, om duidelijk te maken dat we ons onheus behandeld voelen. Maar de baas negeert hun en zegt dat hij koffie aan het zetten is en dat eerst af wil maken. De ober komt imponerend dichtbij staan en dreigt met een kopstoot. Dat was de druppel. Briesend van verontwaardiging komen zij en Frans naar buiten, de hele groep staat als één man op en verlaat het terras zonder te betalen. Iedereen is verbijsterd, boos en vol emotie. Ik sta te trillen van de adrenaline. Weglopen zonder te betalen dat heb ik nog nooit gedaan.
Frans is al een lange tijd in opleiding om instructeur paragliding te worden. Deze week zijn er een aantal cursisten die helemaal aan het begin van het leertraject staan en die hij samen met de gebrevetteerde instructeur van Maurikparaglding begeleidt. Meestal start Frans de cursisten weg op de startplek, soms helpt hij ze bij een veilige landing. Vandaag begeleidt hij een cursist die haar eerste thermiek vlucht mag maken. Instructeur zijn is een verantwoordelijke taak, die voortdurende alertheid vraagt. Er zijn veel verschillende vaardigheden die een instructeur nodig heeft; zoals didactische en communicatieve vaardigheden, het geven van duidelijke instructies, maar ook het in kunnen schatten van risico’s, kennis en ervaring met de vliegeigenschappen van een scherm, het inschatten van de weersomstandigheden en het juist beoordelen van de vliegcapaciteiten van een cursist die je onder je hoede hebt. Het vraagt een juiste balans tussen enerzijds vertrouwen geven aan een piloot en de kans bieden om te leren door fouten te maken, en anderzijds het tijdig ingrijpen als dit noodzakelijk is voor de veiligheid van de piloot. En dat is soms een smalle marge.
Ik zit op het terras van ons appartement aan de thee als ik via de portofoon Frans met een stem vol ongeloof hoor zeggen dat één van de cursisten een boomlanding heeft gemaakt. Kort daarop hoor ik de cursist vertellen dat ze ongedeerd is, maar wel dertig meter boven de grond als een koala aan de stam geklemd hangt. De hulpdiensten worden ingeschakeld, er zal een helikopter worden gestuurd, maar het kan nog even duren, ze is niet de eerste in rij die geholpen moet worden. Er zijn vandaag maar liefst vijf boomlandingen in de regio! Na een klein uur hangen, wordt de piloot bevrijd uit haar benarde positie. Ongeschonden wordt ze door haar vriend in de armen genomen. Iedereen is blij dat ze weer heelhuids aan de grond staat, alleen Frans is aangeslagen. Hij vindt het zijn fout en trekt het zich erg aan. Hij vraagt zich af of hij wel capabel is om een goede instructeur te worden nu hij zo’n grote inschattingsfout heeft gemaakt. Ik probeer hem zo goed mogelijk te troosten. De keuze om verder te gaan met de instructeursopleiding is aan hem, maar het is zeker goed om niet overhaast te beslissen en alles rustig te laten bezinken. In de debriefing met de hele groep geven de piloot en Frans uitleg over hoe zij de situatie hebben ervaren en wat er in hun ogen is gebeurd, hiermee wordt een zo feitelijk mogelijke reconstructie van de situatie gemaakt met als doel om ervan te leren en het in de toekomst te voorkomen.
Twee personen gaan nog terug naar het restaurant waar we gisteravond zijn weggelopen om over de situatie te praten en onze kant van het verhaal uit te leggen, maar ze ondervinden geen enkel begrip. Hier gaan we dus nooit meer naar toe. Daarna hebben we een BBQ op ons terras met salades, geroosterde groenten, vis en vlees. Ondanks de domper van de boomlanding en de kater van het Italiaanse restaurant sluiten we de dag goed af.
Dag 82 – vrijdag 8 juli – Boomklever
De piloot is dan wel bevrijd uit de boom, het paragliding scherm hangt er nog in. Er zijn speciale boomspecialisten die de schermen met uiterste precisie uit de bomen halen. Frans heeft om zeven uur in de ochtend afgesproken met zo’n boomspecialist, die we de boomklever noemen, bij de plaats van de boomlanding. Om Frans te ondersteunen ga ik met hem mee naar boven. We vertrekken om half zeven zodat we op tijd boven zijn om de boomspecialist op te vangen en de weg te wijzen. De helling waar de lange sparren staan is gevaarlijk steil, daarom blijven we van een afstandje staan kijken hoe de boomspecialist de touwen uitrolt, zich vasthaakt en vervolgens de dertig meter omhoog klimt alsof hij aan de stam zit vastgekleefd, takje voor takje bevrijdt hij het scherm uit de boom. Hij stopt het scherm in zijn rugzak en laat zich in rap tempo uit de boom naar beneden zakken. Na een kleine driekwartier nemen we afscheid van de boomklever, hij overhandigt ons het scherm dat er op het eerste gezicht goed uitziet. Frans onderwerpt het scherm en alle lijnen aan een minutieus onderzoek waarbij we enkele dennenappels uit het scherm verwijderen. Ik sta een tijdje te kijken bij de startplek hoe cursisten en vrije vliegers hun scherm opzetten en controleren en dan versnellen om de lucht in te gaan. Het is prachtig om te zien. Frans start de piloot die gisteren de boomlanding heeft gemaakt veilig weg. Beiden zijn blij dat er weer gevlogen wordt.
’s Middags gaan Frans en ik langs bij de familie van Fin. Ze zijn nog steeds beduusd door de ervaring die veel indruk heeft gemaakt, ze zijn dankbaar dat Frans heeft meegeholpen hun droom waar te maken en ze geven ons drie houten hartjes met daarin hun namen en ‘Air Frans’ gegraveerd als aandenken. Frans krijgt ook nog een steen om hem te beschermen tijdens zijn vluchten. Samen krijgen we twee thermosflessen die we kunnen meenemen op onze reizen. We wisselen nog wat ervaringen uit en dan is het tijd om afscheid te nemen. We zullen wel contact houden, want we willen Fin graag blijven volgen. Ook ben ik benieuwd naar het boek dat de moeder van Fin aan het schrijven is.
’s Avonds gaan we met z’n allen uit eten bij een restaurant waar ze wel blij zijn met ons en waar we super aardig worden geholpen. Daarna nemen we afscheid van iedereen, want sommigen vertrekken al om vijf uur de volgende ochtend richting huis en dan lig ik nog op één oor.
Dag 83 – zaterdag 9 juli – La Clusaz
Nadat we de laatste vliegers hebben uitgezwaaid blijven we met z’n vieren over. Het voelt een beetje kaal. We ontbijten samen, pakken onze spullen in en ruimen het appartement op. Het is redelijk weer en de mannen grijpen hun kans aan om nog eenmaal te vliegen. Met twee auto’s rijden we naar La Clusaz, een pittoresk skidorp waar we de stoeltjeslift omhoog pakken. Eerst nog even gezellig wat eten en drinken en dan gaan de mannen met hun parapent op weg, de dames wandelen rustig naar beneden. Omdat de lucht niet echt draagt vandaag, staan de mannen vrij snel weer aan de grond. We pakken nog even een terrasje en dan is het tijd om afscheid te nemen. De vliegweek van Maurik paragliding zit er weer op.
De camping in La Clusaz is helemaal volgeboekt. Het hoogseizoen is gestart, het begint overal steeds drukker te worden. We rijden naar een dorp verderop in het dal, hier bij Le Grand Bornand vinden we een camping die nog een rustige plaats voor ons heeft. We installeren ons op onze stoelen met uitzicht op de bergen. We zijn moe van alle indrukken en gebeurtenissen van afgelopen week. Het is fijn om weer even met z’n tweetjes te zijn.
Dag 84 – zondag 10 juli – Le Grand Bornand
We trekken onze bergschoenen aan en wandelen langs een riviertje richting de lift die ons naar Le Rosay brengt. Hier lunchen we bij een berghut en dan gaan we met de stoeltjeslift naar de top van de Lachat waar we een kijkje nemen op de paragliding start. Er gaan net twee tandems de lucht in en we volgen ze een tijdje op hun route door de lucht. We staan echt op het topje van de berg waardoor we een 360 graden view hebben. Prachtig. Helemaal omringd door hoge bergtoppen. In de winter is dit vast een fantastisch skigebied. We dalen weer af met de stoeltjeslift, nemen een drankje op een gezellig terras en wandelen dan naar een bergmeertje. We zijn net op tijd terug om met de laatste gondeltjes naar beneden te gaan. Wanneer we door het dorpje terug wandelen doen we direct wat boodschappen en koop ik twee nieuwe jassen (een regenjasje en een fleecejasje), wat Frans de opmerking ontlokt dat ik die bij mijn andere twintig jassen kan hangen en dat er voor hem nu helemaal geen ruimte meer overblijft aan de kapstok (zwaar overdreven…), maar ondertussen heeft hij me wel aangemoedigd de jassen vooral aan te schaffen als ik daar blij van wordt.
Dag 85 – maandag 11 juli – Meer van Annecy
Vandaag zouden we eigenlijk richting huis rijden, maar het is goed weer om te vliegen en ik zie het verlangen in de ogen van Frans gloeien. Daarom stel ik voor om de terugtocht nog een dag uit te stellen en vandaag bij het meer van Annecy te gaan paragliden en fietsen. Zo gezegd zo gedaan. Rond zeven uur koersen we door de bergen richting Doussard gelegen aan de zuidpunt van het meer van Annecy en parkeren de bus op de parkeerplaats bij de landing. Vanaf hier vertrekken er busjes die de paragliders de berg op rijden.
Rond het meer van Annecy is een vrijliggend fietspad aangelegd. Genietend met het blauwe water aan mijn rechterzijde fiets ik het eerste stuk over een dijk, ik kom door verschillende dorpjes en langs verschillende stranden. Bij één van de stranden houd ik een picknick en lig onder een grote boom een tijdje te kijken naar de boten die langsvaren. Er waait een frisse wind en ik besluit het zwemmen nog even uit te stellen. Met uitzicht op de bergen en het meer fiets ik weer terug richting Doussard. Onderweg pak ik nog even een terras voor een drankje en een ijsje en kijk ik waar Frans uithangt (letterlijk). Op de website van XContest kan ik Frans live volgen; zo kan ik precies zien waar hij vliegt, welke route hij al heeft afgelegd en hoeveel hij daalt of stijgt op dit moment. Eigenlijk heel bijzonder dat dit zo kan. Ik zie dat hij nu richting Doussard vliegt en waarschijnlijk daar gaat landen. Ik fiets naar de landing en ben net op tijd om hem met zijn roodgroene scherm aan te zien komen. Hij maakt nog een paar rondjes en landt dan keurig naast mij op de grond. Mijn topper. Hij straalt van oor tot oor. Hij heeft met veel geduld gevlogen vandaag, de omstandigheden waren niet geweldig, maar hij heeft er het beste van gemaakt en drieënhalf uur in de lucht gehangen en dertig kilometer afgelegd.
De twee campings bij Doussard zijn allebei volgeboekt. Dit belet ons niet om eerst te gaan zwemmen in het meer en daar onze maaltijdsalade op te eten en vervolgens op één van de campings te gaan douchen. We parkeren de auto op de parkeerplaats voor onze laatste nacht. Morgenvroeg vertrekken we vroeg richting Nederland.
Dag 86 – dinsdag 12 juli – Aan alles komt een einde
Om half zeven rijden we weg van de parkeerplaats bij Doussard, gelegen in het zuidelijkste puntje van het meer van Annecy. We stoppen even bij een bakker om voorlopig voor de laatste keer stokbrood en pain au chocolat te kopen. De rit langs het turquoise water van het meer met de bergen op de achtergrond is prachtig. We zigzaggen door het centrum van Annecy op weg naar de snelweg. Eenmaal op de tolweg is er weinig verkeer en relaxed rijden we richting Geneve. Na een ontbijt en een koffiestop koersen we richting Dijon, daarna vervolgen we onze route via Nancy en Metz. In Luik loodst de navigatie ons via sluipdoor-kruipdoor wegen langs een wegafsluiting en dan duurt het niet lang meer en dan zijn we na drie maanden weer in Nederland. Het is wennen om weer overal Nederlands te horen en te merken dat iedereen je gewoon kan verstaan. We sluiten onze reis af met een etentje bij Van der Valk in Urmond. Rond negen uur ’s avonds rijden we de inrit van ons huis op. Het was een heerlijk rustige terugreis, zoals we die jarenlang niet hebben gehad. Geen files, geen baustelles. Achteraf een goede keuze om voor de iets langere maar rustigere route via Frankrijk te kiezen in plaats van de kortste route via Zwitserland en Duitsland. In de woonkamer hangen ballonnen om ons welkom thuis te heten. Ook Alwin is blij om ons weer te zien; hij maakt van vreugde een sprongetje met vier pootjes tegelijk de lucht in en begint tevreden te knorren als wij hem aaien. De baasjes zijn weer veilig thuis. In de tussentijd is hij goed verzorgd door het jonge stel dat op ons huis heeft gepast. Omdat het zo’n lekker weer is installeren we onze bedjes op de veranda en slapen we met uitzicht op de sterrenhemel. Home sweet home. Goed om weer thuis te zijn, al voelt het helemaal niet alsof we lang weg geweest zijn. De drie maanden zijn omgevlogen. We hebben een fantastische reis gehad; mooie plaatsen bezocht, fijne mensen ontmoet, nieuwe dingen ontdekt, bijzondere ervaringen meegemaakt, maar bovenal hebben we een hele fijne tijd SAMEN gehad.
We vertrekken uit Lyon met file. Als de navigatie ons via het stadscentrum wil leiden om de file te omzeilen bedenken we net op tijd dat er in Lyon een milieuzone is waar we met ons oude dieselbusje niet mogen komen. Dus staan we geduldig in de file. Lyon blijkt na Parijs en Marseille de derde stad van het land te zijn met 514.000 inwoners.
Vandaag gaan we op weg naar het gehucht Anlezy gelegen in een verlaten streek in de Bourgogne voor een vakantie met Huub en Esther. We hebben de hele dag de tijd om de 253 kilometer af te leggen om er te komen. Onderweg stoppen we voor een picknick, om olie bij te vullen op de vluchtstrook omdat plotseling het olielampje gaat branden (vaak gedacht om het oliepeil te controleren maar nooit gedaan) en om uitgebreid boodschappen te doen, want we hebben geen idee of we op het Franse platteland iets kunnen kopen. Vorig jaar in Normandië hadden we veel moeite om een bakker en supermarkt te vinden.
We toeren over smalle weggetjes die zich door het glooiende landschap slingeren. Tevreden kijk ik naar de groene bossen, de warmgele korenvelden en het malse gras in de berm. Eindelijk weer gras. In Kroatië en Corsica waren er enkel zand en rotsen. Ook mooi, maar nu realiseer ik me dat ik erg van sappig gras hou, gras dat als een zacht tapijt voelt als je er met je blote voeten overheen loopt.
De routebeschrijving bij de aangepaste vakantiewoning die Huub en Esther hebben geboekt, geeft aan dat het huis nabij het dorpje Anlezy in het buurtschap Gros Sauvignon staat en dat we bij huis nummer negen de sleutel op kunnen halen. Als we bij het gehucht – dat uit een aantal grauw vervallen huizen bestaat -aankomen regent het. De grijze lucht geeft alles een nog triestere indruk. Er is geen mens te bekennen. We staren wat mistroostig naar het hek voor huis nummer negen, totdat mijn oog valt op een klein bordje waar Faches op staat. Opgelucht halen we adem; we zitten in het verkeerde gehucht.
Als we bij huis nummer negen in Gros Sauvignon aankomen worden we hartelijk begroet door de nieuwe Nederlandse eigenaar die ons uitnodigt in zijn sfeervolle huis. Na de kennismaking met een kopje thee leidt hij ons naar Gite Rustique, ons zespersoons rolstoeltoegankelijke huisje. Op de houten keukentafel staan een vers geplukt veldboeket en een fles rode wijn om ons te verwelkomen. Ik voel me direct thuis in het huis en stouw de koelkast en de keukenkastjes vol met de lading levensmiddelen die we hebben ingekocht.
Tegen zessen arriveren Huub en Esther na een tocht vol uitdagingen. Reizen met een beperking is spannend. Waar vind ik een invalidentoilet als ik nodig naar de wc moet? Waar kan ik even uitrusten als ik oververmoeid raak? Kan ik met de rolstoel naar binnen het restaurant in? Bovendien was de elektrische rolstoel – ‘mijn benen’ zoals Esther de rolstoel noemt – er vlak voor de vakantie mee opgehouden. Door een dag later te vertrekken, kon de rolstoel, gerepareerd en wel toch mee op reis, waardoor de mogelijkheden om iets te bekijken aanzienlijk zijn vergroot.
Het voelt direct vertrouwd om met z’n vieren om de keukentafel te zitten, keuvelend over de ervaringen van de reis en de voorbereiding daarvan, terwijl we samen eten.
Dag 70 – zondag 26 juni – Bijkomen
Vandaag laten we de flow zijn werk doen. De dag staat in het teken van bijkomen. We slapen zolang we nodig hebben, Esther probeert de douche uit (deze wordt goedgekeurd), het ontbijt gaat over in de lunch terwijl het buiten regent en we praten over van alles en nog wat, daarna trekken we onze regenkleding aan en gaan de omgeving verkennen. De landweggetjes zijn verlaten en Esther kan er gemakkelijk zelfstandig met haar elektrische rolstoel overheen rollen. Als ze haar rolstoel op standje maximaal zet moeten we joggen om haar bij te benen, maar meestal zet ze de snelheid op vijf kilometer per uur voor ons. Nu ik wat meer geland ben en het Franse landschap in me opneem, ga ik de verlaten omgeving hier steeds meer waarderen. Ik merk dat ik er heel rustig van word. Er zijn nauwelijks prikkels. Er is hier niets te doen. Maar er hoeft ook niets.
Dag 71 – maandag 27 juni – De zon
’s Ochtends rijden we naar La Machine, een oud mijnwerkersdorpje met een Mijnwerkers museum dat gesloten is, zoals alles op maandag gesloten lijkt te zijn. Behalve de bakker, die is op woensdag gesloten. Handig om te weten als we brood willen kopen. Winkels en restaurants hebben variabele openingstijden. Je moet het net even weten. Net als het feit dat de meeste restaurants alleen tussen de middag geopend zijn.
De ochtend begint nog met regen, maar in de loop van de dag verdwijnen de wolken en trekt de lucht open. ‘Eindelijk dan de zon’, zegt Esther smachtend. We nestelen ons op het terras met uitzicht over de glooiende heuvels met goudgeel graan en een weiland met beige koeien die met hun kalfjes aan hun zijde tevreden liggen te herkauwen in het gras. De lunch bestaat uit stokbrood met kaas. Daarna gaat Esther een middagdutje doen, Frans kruipt achter zijn laptop en Huub en ik gaan al wandelend de omgeving verder verkennen. Door de plotselinge temperatuurstijging en de vochtige, warme lucht ben ik niet vooruit te branden. Mijn benen zijn slap en ik voel me loom en oververhit. Aan de omgeving ligt het niet, die is prachtig. We passeren een oud badhuis en even overweeg ik om me met kleren en al in het koude water te laten vallen, maar het groenige water ziet er niet fris genoeg uit om dat te doen. Huub en ik proberen nog een short cut te vinden door de graanvelden, maar na een paar honderd meter ploeteren door hoog gras besluiten we om om te keren en toch maar voor de makkelijke weg te kiezen, ook al is die langer. Ieder dorpje heeft zijn eigen ‘mairie’ ofwel gemeentehuis waar op borden het laatste nieuws op witte velletjes is aangeplakt. Het digitale tijdperk lijkt hier nog ver weg. Mensen nemen nog de tijd om een praatje te maken. Op onze wandeling komen we diverse Franse bewoners tegen die net in hun tuin staan, de hond uitlaten of hun auto parkeren, die ons in hun rappe Frans aanspreken en er rustig op los ratelen zonder zich erom te bekommeren dat wij er nauwelijks iets van kunnen verstaan, wij knikken dan beleefd, noemen één van de weinige Franse woorden die we kennen en lachen er vrolijk bij. Het geeft ondanks de taalbarrière toch een gevoel van verbinding en welkom zijn. Ook bij de supermarkt heeft iedereen de tijd. De caissière pakt voor oudere dames de boodschappen tas in en draagt die rustig naar de auto, terwijl ze onderweg nog even een praatje maakt met een bekende, daarna gaat ze rustig verder met de volgende klant. En de mensen die in de rij staan te wachten? Die vermaken zich door met elkaar te praten.
Bij het huisje hoort een lekker zwembad met uitzicht op de omringende heuvels. Het water is onverwarmd en lekker fris van de regen van de afgelopen dagen. Huub, Frans en ik duiken onder in het blauwe water en vermaken ons met het honderd keer overtikken van een opgeblazen bal. We voelen ons net drie jolige pubers.
Dag 72 – dinsdag 28 juni – Nevers
Op een uurtje rijden van Anlezy ligt het stadje Nevers met een stadspoort die kan wedijveren met de Arc de Triomph in Parijs, met vele kerken en een imposante kathedraal met moderne glaskunst, fraaie oude gevels en gezellige parken waar je lekker kunt relaxen bij een fontein met uitzicht op de oude winkelstraatjes of op het tehuis waar Bernadette Soubirous is gestorven nadat jaren daarvoor in Lourdes de heilige maagd aan haar was verschenen.
We parkeren de auto bij het station en laden de rolstoel uit. Uitdaging één is om van de parkeerplaats af te komen. Overal zijn hoge stoepen waar de rolstoel niet tegenop kan. Uiteindelijk laten we Esther onder de slagboom doorrijden om van het parkeerterrein af te komen. Uitdaging twee is om een invalidentoilet te vinden waar Esther gebruik van kan maken. Na even zoeken vinden we een invalidentoilet bij een Thais restaurant waar we dan ook maar gaan lunchen. We bestellen alle vier een pokebowl met kruidige smaken. Dan zijn we klaar om Nevers onveilig te maken.
Op de te smalle stoepjes en vele trappen na, is Nevers best een rolstoelvriendelijke plaats. De Fransen zijn heel behulpzaam voor minder validen. Zo zetten twee motorrijders hun op de stoep geparkeerde Harley Davidsons met ronkende motor en ondertussen verontschuldigingen mompelend voor ons aan de kant. Bij een opengebroken straat, tillen de bestraters Esther met rolstoel en al over het losse zand en bij elk zebrapad stoppen de auto’s al van verre, daar kun je gewoon blindelings op vertrouwen.
’s Avonds spelen we tafeltennis met z’n vieren. Esther staat met de eettafel in de rug als steun te spelen met een gedrevenheid alsof ze aan het trainen is voor de paralympische spelen. We proberen zo vaak mogelijk over te spelen, maar raken regelmatig de tel kwijt. Moe maar voldaan nemen we in de avondzon nog een drankje.
Dag 73 – woensdag 29 juni – Wandelen
Omdat de bakker dicht zit vandaag, rijden we met de auto naar een soort schuur waar een biologische bakker bezig is broden te bakken. In een kratje liggen de broden die al klaar zijn. We kopen het hele assortiment op: een meergranenbrood, een abrikozen- en een appelbeignet, twee chocolade broodjes en een stokbrood.
Hierna rijden we Frans en Esther naar het dorpje Cizely. Het idee is om ze hier te droppen, zodat ze samen terug naar het huisje in Gros Sauvignon kunnen rollen en lopen via de verlaten weggetjes die Huub en ik van de week al hebben verkend en die we rolstoel proof hebben verklaard. Als Esther zich in de rolstoel heeft geïnstalleerd, en na een praatje met een vriendelijke Fransman met alpinopet, komen we er achter dat we een beensteun missen. We doorzoeken de hele auto, maar de beensteun blijft onvindbaar. Daarom keren Huub en ik terug naar het huisje om daar de beensteun te zoeken, terwijl we Frans en Esther achter laten op een bankje met twee chocolade broodjes.
Als een kip zonder kop lopen Huub en ik door het huis. Alle logische plekken hebben we al drie maal bekeken. Nergens een beensteun te vinden. Ineens valt mijn oog op iets zwarts dat half ander de bramenstruiken in het lange gras ligt. De beensteun. Met de beensteun als een trofee in mijn armen keren we terug bij Esther en Frans die noodgedwongen nog steeds op het bankje zitten te wachten. Huub en ik kijken de twee pelgrims na als ze via het kerkje van Cizely in de beboste heuvels uit zicht verdwijnen.
Huub en ik lopen een geel gemarkeerde wandeling van zo’n vijftien kilometer rondom de velden en bossen van La Machine. Het is een afwisselende tocht waarbij we lunchen in de dug out van de plaatselijke voetbalclub aan de rand van een scheef veld met ouderwetse kleedhokken en een afrastering van palen met roestige kettingen. We wanen ons in de jaren vijftig van de vorige eeuw. De tijd lijkt hier te hebben stil gestaan, maar zijn de mensen die er wonen hierdoor minder gelukkig?
We passeren een grappig, kleine camping met houten hokjes waar je kunt overnachten. De hokjes zijn zo laag dat je jezelf er horizontaal in naar binnen moet schuiven om erin te komen. Een soort mini trekkershut. Er is een gezellig recreatie meer bij waar ook een invaliden toilet is. Jammer dat Esther niet kan zwemmen.
Met Huub neem ik de verschillende typen van het Enneagram door en discussiëren we in welk type we elkaar herkennen. Het is een tijdverdrijvende bezigheid en voor we het weten zijn we weer terug bij de auto. In het zwembad vermaken we ons met z’n drieën met het overgooien van een bal, waarbij één van ons in het midden staat en de bal moet zien te onderscheppen.
Vanavond willen we uit eten gaan, maar dat blijkt nog een hele onderneming te zijn. Welke restaurants zijn er? Welke zijn rolstoeltoegankelijk? Welke hebben een invaliden toilet? Onze keuze valt op de pizzeria in Anlezy. Aangekomen bij het enige restaurant van het dorp blijkt deze gesloten te zijn. Een vriendelijke bewoner meldt nog even dat de pizzeria morgen tussen de middag open is. Daar hebben we niet zoveel aan, want we hebben nu trek. We rijden op goed geluk verder naar een wat grotere plaats. Maar ook hier lijken alle restaurants gesloten. Dan zien we op het trottoir een achterdeur open gaan, in de deuropening verschijnt een man met een witte schort die een aantal dozen overhandigt aan een jongen die op de stoep staat te wachten. Hier moeten we zijn! Een pizzabakker in een huiskamer restaurant. Snel parkeren we de auto en lopen naar de deur van de pizzabakker. In de deuropening krijgen we te horen welke pizza’s beschikbaar zijn, we lopen terug naar de auto om met Esther te overleggen en daarna geven we onze bestelling door aan de pizzabakker. De deur sluit met de mededeling dat het ongeveer twintig minuten gaat duren. Daar staan we dan op de stoep. Het is inmiddels rond negen uur, behalve ons viertjes is er geen mens te zien op straat, desondanks hebben we het heel gezellig en de tijd gaat snel. De deur gaat na driekwartier weer open, terwijl de pizzabakker ons de dozen met de pizza’s overhandigt voeren we een gesprek over vrouwenrechten, baas in eigen buik, de wet die abortus in de VS verbiedt en euthanasie en dat allemaal naar aanleiding van de opmerking van Frans dat hij een vrouw heeft die alles betaalt.
Rond tien uur zitten we op ons eigen terras aan de pizza. Uit eten. Je moet er even de tijd voor nemen. Maar dan heb je ook wat. We komen tot de conclusie dat ergens moeite voor moeten doen voldoening geeft. Het maakt gelukkig als je ergens je best voor moet doen, als je iets bereikt dat niet vanzelf is gegaan, hoewel het in eerste instantie misschien kan lijken dat het fijner is als alles moeiteloos verloopt.
Dag 74 – donderdag 30 juni – Regen
De temperatuur is vandaag ineens gedaald naar zo’n vijftien graden en het regent zachtjes. Tijdens het ontbijt gaan we verder in op de verschillende enneagram types, drinken we uitgebreid koffie met iets lekkers, praten we verder over van alles en nog wat en maken we plannen voor de rest van de vakantie en voor volgend jaar. ’s Middags gaan Huub, Esther en ik wat rondtoeren door de omgeving en doen we boodschappen voor het avondeten, terwijl Frans wat werkzaamheden op zijn laptop verricht. Na een samen bereidde maaltijd, gaan we het talentenspel dat ik heb bedacht testen. Het is nog een beetje saai en langdradig, maar ik krijg goede suggesties ter verbetering. Bijkomend voordeel is dat we meer zicht hebben gekregen op onze eigen en elkaars talenten.
Dag 75 – vrijdag 1 juli – Decize
De eigenaar van het huisje laat ons zijn vijf landschildpadden zien, die vrij mogen rondlopen in de grote afgegrensde tuin. Het is even speuren voor we ze alle vijf hebben gevonden, want hoewel ze erg traag lijken, kunnen ze er behoorlijk snel vandoor speren zonder dat je het in de gaten hebt. Tijdens een enthousiast mini-college leren we alles over de vorm van het schild van een gezonde schildpad, de leeftijd van een schildpad (kan tot tachtig jaar oud worden en blijft tot zijn dertigste elk jaar een paar millimeter groeien), de relatie die schildpadden onderling hebben (mannetjes bijten een vrouwtje in de poot als ze seks willen, vrouwtjes negeren dit meestal) en wat schildpadden nodig hebben om te overleven (weinig natuurlijke vijanden, kleine schildpadjes worden door vogels opgegeten omdat hun schild nog niet is uitgehard, eieren hebben een bepaalde temperatuur nodig om uit te komen, bij koud weer komen er alleen mannetjes uit het ei). De eigenaar is vandaag wat hotel de botel omdat zijn vrouw vandaag definitief uit Nederland komt en bij hem intrekt. Samen gaan ze de vakantiehuisjes runnen. Een memorabel moment.
Wij bezoeken vandaag het plaatsje Decize gelegen op een kruispunt van de rivieren de Loire en de Aron en de kanalen van Nivernais en Latéral la Loire. We maken een wandeling door het oude centrum van Decize, bekijken de kathedraal, flaneren door de bomengalerij langs d’Aron en lopen terug via de oevers van de Loire, maar eerst gaan we uitgebreid lunchen in de jachthaven. We nemen de ‘plat du jour’, een drie-gangen-menu met regionale gerechten. We vieren dat we samen dit soort leuke dingen kunnen doen.
Bij de sluis in het Canal du Nivernais staan we een tijd te kijken hoe een plezierjacht via de sluis het grote hoogteverschil in het water overbrugt. In korte tijd zien we het water en de boot stijgen, totdat het niveau hoog genoeg is om uit te varen.
Esther ziet in een etalage twee gebakjes die haar doen watertanden. Even later zitten we in de tearoom met alle vier een verrukkelijk gebakje voor onze neus. Op de uitgebreide theekaart (meer dan vijftig soorten thee) hebben we blindelings twee soorten thee geprikt. De heren hebben iets exotisch met passievrucht, de dames hebben lavendelthee met bergamot. De eigenaresse komt de thee persoonlijk voor ons inschenken, daarbij presenteert ze ook nog een schaaltje met chocolaatjes en koekjes.
De rolstoel is vandaag tijdens de wandeling twee keer vastgelopen met een storing. Dat is lastig, want de rolstoel is zwaar om te duwen. We realiseren ons hoe kwetsbaar het voor Esther moet voelen als ze alleen op pad is met de rolstoel en dan storing krijgt. Daar sta je dan. Misschien wel midden op straat. Helemaal afhankelijk van de hulp van anderen. Bij het uitladen van de rolstoel uit de auto lijkt deze weer vast gelopen te zijn. Huub en Frans halen de hele rolstoel uit elkaar en lopen alle onderdelen na: de accu, de bedrading, ze maken de wielen schoon inclusief de lagers en dan ontdekken ze dat ze gewoon vergeten zijn om de rem ervan af te halen. Gelukkig kunnen ze er smakelijk om lachen.
Om de calorieën er weer af te krijgen gaan we zwemmen in het zwembad, waarbij Frans en Huub via een duik de overkant proberen te halen. Ze mogen zich na de duik in het water niet meer bewegen. Het gaat er fanatiek aan toe. Ik heb geen talent voor duiken dus ik houd het bij aanmoedigen van de mannen. Ineens huppelt de eigenaar langs. Zo blij en vrolijk. We snappen wel waarom: zijn vrouw is net gearriveerd. We maken even kennis met haar en laten het verliefde stel dan wijselijk alleen. Wij eten onder de oude appelboom een maaltijdsalade met uitzicht op de wei met koeien en het glooiende Franse landschap. Onze laatste avond alweer.
Dag 76 – zaterdag 2 juli – Overgang
We staan op tijd op en pakken snel onze spullen in, daarna ontbijten en afscheid nemen. Wat is deze week omgevlogen en wat heb ik ervan genoten. Fijn dat we dit samen kunnen doen en beleven. Huub en Esther vertrekken richting Houffalize waar ze een tussenstop maken, voordat ze morgen verder door reizen naar huis. Wij rijden vandaag naar Samoëns waar eind van de middag de paragliding cursus van start gaat.
Het is zo’n vijf uur rijden. Eerst over smalle landwegen naar Macon, dan honderd kilometer langs een in aanbouw zijnde snelweg, vervolgens een stukje tolweg en dan via bergwegen naar Samoëns dat in de Franse Alpen ligt. Bij een stop ontdekken we dat het achterwiel van Frans zijn fiets buiten de fietsendrager is gekomen, waarbij een deel van de fietsendrager is afgebroken. Oeps. Dit had heel anders kunnen aflopen. We gaan langs een garage om te kijken of ze ons daar kunnen helpen om de fiets weer op de fietsendrager te bevestigen, maar de monteurs hebben er geen zin in. Om twaalf uur begint hun weekend en het is tien voor twaalf als we binnen komen. Frans repareert de fietsendrager zo goed mogelijk met een stuk touw uit de camper. Het lijkt redelijk stevig te zitten, maar toch houd ik de fietsen vanuit de achteruitkijkspiegel angstvallig in de gaten tijdens het rijden. Af en toe stoppen we om te checken of alles nog vast zit. Vanaf Geneve komen we in voor Frans bekend gebied. Hij vindt het leuk om mij het dal van Mieussy, Taninges en Samoëns te laten zien. Het zijn de plekken waar hij met Maurik Paragliding de bergweken doorbrengt en waar hij veel heeft gevlogen de laatste jaren. Voor mij is het de eerste keer dat ik in dit gebied kom.
Rond drie uur zijn we bij het chalet in Samoëns. Het houten huis biedt ruimte aan achttien personen en heeft een groot terras met uitzicht op de bergen. Wij parkeren de camper aan de rand van het terrein. Omdat het chalet al vol zit, zullen wij in de camper bivakkeren deze week. We kunnen natuurlijk wel gewoon mee eten en van de gezamenlijke ruimte gebruik maken.
Ik merk dat ik nog even moet wennen aan deze nieuwe fase in de reis. Even tijd nodig heb om om te schakelen van een rustig samenzijn met vrienden naar een druk groepsgebeuren.
De airco in de hut van Corsica Linea staat afgesteld op standje vriezen, waardoor we vannacht onder een heus dekbed hebben kunnen slapen en we wakker worden met droge, rode ogen. Een Franse stem ratelt door de intercom dat we de kust van Frankrijk naderen, van de rest van de boodschap kunnen we niets verstaan. Ik steek mijn hoofd om de deur en zie overal al mensen druk heen en weer lopen met bagage, maar als ik aan een lid van de bemanning vraag of we al naar de auto moeten, zegt ze dat we tijd genoeg hebben en het nog zeker een half uur duurt voor we aanmeren en dan nog een half uur voor we van boord mogen. Dus gaan we nog even liggen soezen in bed.
Rond zeven uur rijden we de boot af en komen in de haven van Marseille. We rijden door zo goed als verlaten straten, de winkels zijn nog afgeschermd met een rolluik. Marseille is een mooie stad en ik zou er best rond willen kijken, maar het is zelfs nu al warm en het kwik gaat hier in de loop van de dag de veertig graden aantikken, dus rijden we door naar Laragne Montéglin dat in de Haute-Alpes in Zuid-Frankrijk ligt en wat een waar vliegparadijs schijnt te zijn voor ervaren paragliders. Volgende week is hier het Chabre-open; een vliegwedstrijd voor gevorderde piloten die hier hun kennis en kunde willen laten zien. Het landingsterrein is op de camping die dan ook vooral paragliding piloten herbergt. Het staat er flink vol met tentjes en busjes, want er is een internationale paragliding groep aan het vliegen. We vinden nog een plekje voor onze bus naast twee Belgen met een tent. Hij heeft aan deltavliegen gedaan maar is er een aantal jaren geleden mee gestopt. We horen dat er gisteren een dodelijk ongeluk is geweest op de camping. Een piloot kreeg op twintig meter boven het landingsterrein een flinke inklapper met twist en is met zijn hoofd op de spoorbaan – die pal naast de camping ligt – geknald. Ik laat de informatie niet tot me doordringen, blok dit soort nare berichten over paragliding zoveel mogelijk af, anders heb ik geen leven met een aan paragliding verslaafde man.
Zelfs in de schaduw is het met zevenendertig graden niet goed uit te houden en we zoeken verkoeling in het kleine zwembad van de camping. Maar als we het kleine stukje van het zwembad naar de camper lopen zijn we alweer oververhit. Pfff. Ik ben de warmte wel een beetje beu. Je kunt zo weinig ondernemen met deze hitte. Eigenlijk zitten we de dag een beetje uit. Door de hitte zijn we allebei een beetje kribbig. Op het terras met zicht op het paraglidingveld eten we een ijsje en verdiept Frans zich in de vliegmogelijkheden. Hij zet zijn naam op de lijst voor morgen voor het transfer busje dat piloten naar de start brengt. Dat is in ieder geval geregeld.
Onze camper staat onder een kersenboom waar voortdurend overrijpe kersen uitvallen. Het is dan ook al snel een vieze bende in de camper, omdat de kersen onder onze schoenen blijven plakken en we alles vies lopen.
Dag 63 – zondag 19 juni – Teleurstelling
Frans heeft niet vaak geluk met het weer als hij wil vliegen. In Italië was er onweer, op Corsica waren er verraderlijke windstoten en nu blijkt het in Laragne Montéglin – de plek waar je driehonderd dagen per jaar kan vliegen – te hard te waaien. Vandaag is het wederom geen vliegdag en daar is Frans best wel teleurgesteld over. Dus zitten we sip naast elkaar in de hitte. Wat gaan we dan doen? Als eerste regelen we een cabin met airco, die waren gisteren nog allemaal bezet, maar eind van de middag komt er één vrij en kunnen we eindelijk lekker koel zitten. Ten tweede ontmoet Frans op het terras een jonge jongen die ontzettend veel van paragliding af weet en als beroep ‘vliegmentor’ is. Hij begeleidt gevorderde piloten om nog beter te worden, om beter te kunnen thermieken, om kennis op te doen van windsystemen, nieuwe verfijnde technieken te leren en nog veel meer. Hij is deze week beschikbaar en dat is precies wat Frans nodig heeft; iemand die hem wegwijs maakt in dit gebied. Een persoonlijke coach die hem leert om nog beter te vliegen. Ten derde arriveert Frank, een vliegvriend van Frans, die hier volgende week meedoet aan het Chabre-open en deze week moet werken en de cabin met ons deelt.
Eind van de middag gaan we naar Gorges de Meou om te zwemmen in het riviertje de Meou. Via een eng pad vol los grint dalen we af naar de rivier met zijn zacht aanvoelende rotsen. Het beetje water wat nog in de rivier staat is echter nauwelijks koel te noemen, al vinden de Fransen het ‘tres, tres, froid’. Overal zitten mensen met stoeltjes en eten en drinken in de rivier. Het is hun zondagse uitje en één van de weinige manieren om nog wat verkoeling te vinden.
Als Frank rond half acht arriveert – rechtstreeks uit Slovenië – heb ik voor ons drieën een Hollandse pot met bloemkool, aardappelen, worstjes, komkommer en kaas klaar staan.
En zo eindigt de dag toch nog opgetogen.
Dag 64 – maandag 20 juni – Eindelijk dan toch vliegen
Frans vertrekt na het ontbijt naar zijn vliegmentor. Ze gaan vandaag omhoog naar de start en Frans zal eindelijk een vlucht kunnen maken. Ik zit samen met Frank in het huisje met de airco op vierentwintig graden. We zitten allebei met een laptop op schoot te werken, rond één uur lunchen we samen buiten op ons terrasje onder het afdak, waar het echt knetterwarm is. Ik stop ons beddengoed waar we nachten in hebben liggen zweten en dat vol stof en zand zit in de wasmachine. Frank die erg lang is, spant een waslijn tussen twee bomen en hangt de was te drogen in de zon.
Frank kan op zijn apparatuur zien dat Frans is geland. Ik loop naar mijn lief toe, die straalt van oor tot oor. Hij is nog wat aan het ‘ground-handlen’ met zijn scherm. Hij heeft heerlijk gevlogen! En hij heeft heel veel informatie gekregen en heeft heel veel geleerd. Ik ben blij voor hem. Eindelijk heeft hij dan toch kunnen vliegen.
’s Avonds wandelen we het kleine dorpje in waar op maandag alles gesloten blijkt te zijn behalve de Vietnamees. Op een terras naast de fontein op het dorpsplein strijken we neer en laten allerlei lekkere gerechten aanrukken. Het is vrij onduidelijk of we ook de gerechten krijgen die we denken besteld te hebben, maar het is erg smakelijk. Vanaf acht uur ’s avonds wordt de temperatuur heerlijk. We drinken nog een drankje op ons terrasje bij de cabin.
De slaapkamer in de cabin is warm en benauwd, eigenlijk is het een klein stinkhok, en daarom besluit ik rond een uur of twee ’s nachts om te kijken of het in de camper koeler is. Als ik de deur van het huisje open, ruik ik rook. In de camper zelf ruikt het nog sterker naar rook. Shit, zou er ergens brand zijn? Een bosbrand? Moet ik de brandweer bellen? Ik kijk om me heen, maar zie nergens vuur. De hemel is nog vol sterren en ik zie geen rook. Ik ruik het alleen sterk. De camping is verlaten. Blijkbaar ben ik de enige die het ruikt. Ik besluit dan maar om toch weer in het huisje te gaan liggen, waar de mannen zorgeloos liggen te ronken. Ik durf niet echt te gaan slapen. Elk half uur loop ik even naar buiten om te ruiken of de stank erger is geworden. Na anderhalf uur is de lucht weer fris en kan ik ook weer lekker gaan slapen.
Dag 65 – dinsdag 21 juni – Poes
’s Ochtends wandel ik samen met Frans naar één van de vier bakkers die het kleine dorpje rijk is. Het is alweer flink heet en de zon brand op mijn huid. Na een ontbijt met stokbrood gaat Frans naar zijn vliegmentor en gaan Frank en ik weer in het huisje zitten, lekker bij de koele airco, met de laptop op schoot om te bloggen en te werken. Ineens komt er een treurig uitziende poes aangewandeld. Ze loopt moeilijk en haar vacht ziet er dof en slecht verzorgd uit. Ik bied haar een bakje water aan, maar daarin heeft ze geen interesse. Zelfs het plakje ham dat ik haar geef, eet ze in eerste instantie niet op. Later als Frank en ik samen zitten te lunchen komt ze opnieuw langs en dan eet ze alsnog, heel moeizaam, de ham op. Consequent als ik ben, wil ik haar eerst niet binnen in de cabin hebben, maar als ze toch naar binnen gaat aai ik haar als ze mijn laptop kopjes geeft en om aandacht vraagt. Frank ik ook een dierenvriend en ook bij hem gaat ze op de laptop zitten, zodat zijn werk in de war komt.
Vandaag verdiep ik mij in een spannend boek, Frans kan vanwege te harde wind helaas niet vliegen, maar heeft wel een super interessante dag, omdat de vliegmentor hem heel veel nieuwe informatie over het gebied geeft en veel kennis met hem deelt.
’s Avonds komen we toevallig de Belgische buren tegen bij het restaurant waar we gaan eten. We schuiven bij elkaar aan en raken vrij snel aan de praat over Oekraïne. Zij hebben een vluchteling uit Oekraïne in huis genomen; ze delen hun keuken en badkamer met hem. Hij kan gelukkig goed Engels en vertelt veel over zijn land. Ik vind het bewonderenswaardig dat ze een vluchteling hebben opgenomen in hun huis, zelf heb ik het ook overwogen, maar ik denk toch dat ik kribbig zou worden als ik onze badkamer en keuken een half jaar met een vreemde man zou moeten delen. Het roept wel vragen op hoe verwend en gastvrij we in Nederland eigenlijk zijn.
We praten ook over kanker, omdat de zus van de Belgische dame darmkanker heeft. Als ik haar vertel over mijn boek ‘Aangenaam leven met kanker’ en dat ik daar lezingen over wil geven, is ze enthousiast en moedigt me aan dat zeker te doen, omdat er volgens haar veel behoefte aan is. De volgende dag vertelt ze dat ze mijn boek besteld heeft, om aan haar zus te geven. Dat vind ik een groot compliment en maakt me blij.
Dag 66 – woensdag 22 juni – Regen
Al snel betrekt de blauwe lucht en komen er steeds meer grijze wolken vanachter de bergketen vandaan. Dat wordt geen vliegen vandaag en Frans zijn gezicht betrekt net zo snel als de blauwe lucht. De regen plenst op het golfplaten dak, omdat het nog steeds aangenaam van temperatuur is zit ik buiten te lezen en te bloggen. Ik loop flink achter met mijn blog, omdat ik op Corsica niets heb geschreven. Vandaag kan ik eindelijk deel zeven publiceren.
’s Avonds eten we bij een pizzeria samen met Frank en een andere vlieger die met de Chabre open mee doet.
Dag 67 – donderdag 23 juni – Vervelen
Ik heb niet veel zin om iets te ondernemen, dat komt ook omdat het vandaag wederom regent. Ik merk dat ik klaar ben om verder te gaan. Frans is met een klein groepje, een beetje tegen beter weten in naar een ander vlieggebied gereden om te kijken of daar wel gevlogen kan worden. Eind van de middag komt hij bozig terug: weer niet kunnen vliegen. Een hele week gereserveerd voor het paragliden en slechts één dag een beetje kunnen vliegen.
Ik heb mijn boek uit en hoewel het een spannend boek is, is het einde teleurstellend en daarom ervaar ik een beetje een leeg gevoel.
Gelukkig gaan we morgen op naar een nieuwe fase in de reis.
Dag 68 – vrijdag 24 juni – Lyon
Al snel nadat we afscheid van Frank hebben genomen en over de bergpas rijden, barsten de zwarte wolken die al een tijdje dreigend boven het dal hangen, los. Het water verandert de weg in een bergstroompje en een hele tijd rijden we slechts stapvoets door de bergen. Rond een uur of drie arriveren we op stadscamping Les Barolles in Lyon. Het is na al die mooie natuurcampings even wennen om weer op een bak grint te staan tussen de megacampers. Tot onze verrassing zegt de jonge campingeigenaar dat de camping dit weekend bomvol zit als we hem vertellen dat we niet hebben gereserveerd. Maar na een praatje weet hij toch nog een plekje voor ons te vinden.
Frans heeft de fietsen al afgeladen, want ik had gelezen dat je Lyon goed per fiets kunt verkennen omdat er overal fietspaden zijn aangelegd. De campingeigenaar raadt het ons echter af: we zullen zeven kilometer over een redelijk grote weg moeten fietsen om het centrum te bereiken en de hoogtepunten van de stad liggen letterlijk op hoogte en dat is flink klimmen. We volgen zijn advies op en gaan met de stadsbus naar het centrum.
Lyon blijkt een mooie oude stad gelegen tussen twee rivieren: de Rhone en de Saone die aan de zuidpunt van de stad samenvloeien tot één rivier. We slenteren langs statige panden, gezellige pleinen en drukke winkelstraten naar één van de vele bruggen die ons naar het oude deel van de stad brengen met kronkelstraatjes en veel hoogteverschillen. Eerst bezoeken we de kathedraal die aan de oever van de Rhone ligt, daarna klimmen we naar de basiliek die helemaal op de top van een berg ligt met een prachtig uitzicht over de stad. Ik vraag me af wat het verschil is tussen een basiliek en een kathedraal. Frans zoekt het voor me op. Een kathedraal is een van oorsprong religieus gebouw, een basiliek behoorde toe aan de koning en was verbonden met handel en rechtspraak, pas later werd het een religieus getint gebouw. De basiliek van Lyon heeft enorme schilderijen van mozaïek waarmee bijna alle wanden zijn bedekt. De uitstraling is licht en vrolijk door de gekozen kleuren van mintgroen, zachtblauw en goud. Er is net een mis aan de gang en we zitten een tijdje in één van de banken om alles in ons op te nemen. Bij een terras met uitzicht op de stad en de rivier nemen we een sirope de l’eau, daarna wandelen we via de rozentuin en de hortus terug naar de rivier. In het oude stadsdeel met kronkelende straatjes vinden we een Marokkaans restaurant waar ze heerlijke tahin gerechten serveren.
Op aanraden van de campingeigenaar gaan we naar hotel de ville; een oud kloostercomplex dat nu restaurants, winkels en een aantal hotels herbergt. Tussen de kloostergangen en kerktorens doorlopend zien we terrasjes, wordt muziek gespeeld en hangen kunstvoorwerpen. De nieuwe functies zijn heel mooi ingebouwd terwijl de oude gebouwen in stand zijn gebleven, dat geeft een heel aparte sfeer. Er hangen intrigerende foto’s van dansende mensen die in de lucht lijken te zweven. Als het al bijna donker is proberen we de bus terug naar de camping te pakken. Maar waar is de bushalte? We vragen het een vriendelijke buschauffeur die ons gebaart in te stappen en hij rijdt ons naar de voor ons goede instaphalte. Zo fijn als mensen vriendelijk zijn en met je meedenken.
Op de camping wordt ergens housemuziek gedraaid. Frans negeert het geluid en valt vrijwel direct in slaap, ik kan me echter niet over het gebonk en gedreun heen zetten. Als ik eindelijk de moed heb verzamelt om op zoek te gaan naar waar de muziek vandaan komt en de veroorzakers van de herrie te vragen of het wat zachter kan, rijdt er een auto weg en is het ineens stil.
Lyon een mooie, gezellige oude stad; zeer geschikt voor een citytrip.
We worden wakker van de felle zon die in ons gezicht schijnt. Na een verfrissende douche vragen we ons af of we nu gewoon weg kunnen rijden zonder de gastvrouw te hebben gezien, als er een bruin autootje de poort binnen rijdt. Het is Melissa die ons een ontbijtje aanbiedt: koffie, thee, jus d’orange en een muf croissantje. We zitten op het terras in de schaduw en Melissa zegt in haar rappe Frans dat het ’tres chaud’ is vandaag. Gelukkig. Zijn we niet de enigen die last hebben van de hitte.
Bastia schijnt een leuke oude stad te zijn met een authentieke haven, maar we hebben geen zin om in de hitte naar een parkeerplaats te moeten zoeken of door de warme stad te lopen. Ik vind het wel een beetje spijtig om helemaal geen indruk te krijgen van Bastia, maar we besluiten naar de bergen te gaan in de hoop dat het daar wat koeler is.
We stoppen bij een luxe bakkerij met terras en doen net als de Fransen: we nemen een ontbijt met pain au chocolat en een koffie en thee. Voor de lunch kopen we een pain cereales en een hartige taart. Daarna koersen we naar de voormalige hoofdstad van Corsica, het plaatsje Corte dat midden in de bergen ligt en waar de enige universiteit van het eiland is gevestigd. Vandaag verplaatsen we ons van airco naar airco. Van de airco in de auto naar de airco in de supermarkt. We doen uitgebreid inkopen, laden de kastjes en onze koelkast helemaal vol en rijden dan door naar camping Peridundella. De camping is een klein paradijs, vol oude bomen, uitzicht op de bergtoppen en gelegen in de middle of nowhere. Als we het terrein op rijden vragen we aan een man, die staat te harken, waar we de receptie kunnen vinden. ‘Le reception c’est moi’, krijgen we als antwoord. Zoek maar een plaatsje uit en kom tegen de avond langs voor de registratie. Op de kleine camping zijn prachtige plaatsen met zicht op de bergen, maar wij kiezen toch voor een schaduwrijke plek onder een dikke oude eik. In de koelte van de boom komen we tot rust. Eind van de middag wandelen we naar een riviertje met het idee om daar te zwemmen en verkoeling te vinden. Ik volg de route naar de rivier op de OsmAnd app. Uiteindelijk vinden we de rivier. Maar het is niet wat we ervan hadden gehoopt. Het is een miezerig watertje vol insecten larven en met geitenkeutels en andere dierlijke uitwerpselen. In plaats van verfrist, komen we bezweet en met rode hoofden van de inspanning terug bij de camping. Gelukkig kunnen we wel koud douchen.
De eigenaar van de camping blijkt van koken te houden. Voor veertienvijftig kunnen we ons inschrijven voor een driegangen menu in het schattige restaurant onder het afdak met uitzicht op de bergen. We slaan het aanbod echter af, omdat we de vers ingeslagen ingrediënten van vandaag op willen maken.
Dag 47 vrijdag 3 juni – Lac de Melo
We staan voor dag en dauw op om een wandeling te maken naar Lac de Melo in de Restonica kloof. Snel pakken we de spullen en rijden dan eerst naar Corte om vandaar de weg naar de kloof in te gaan. De weg is extreem smal en verboden voor campers. Aan de rechterkant zijn hoge rotswanden, aan de linkerkant gaapt de afgrond. Omdat we zo vroeg zijn komen we gelukkig maar twee auto’s tegen, waarvoor we een stukje achteruit moeten rijden om een kleine verbreding in de weg te vinden, zodat we elkaar kunnen passeren. De weg is vijftienkilometer lang en het duurt meer dan een uur voor we bij het einde van de weg komen waar een kleine parkeerplaats is. Op aanwijzingen van de parkeerwachter parkeert Frans de bus langs de rand van de weg, vlak langs het ravijn. We ontbijten eerst in de camper en zoeken dan onze wandelspullen bij elkaar. Omdat we hoog de bergen in gaan, nemen we ook warme kleding en een regenjas mee, naast water, brood en zonnebrand. Frans komt op het idee om ook de wandelstokken mee te nemen.
Het is vandaag bewolkt en ik hoop dat het de hele dag bewolkt zal blijven, want we lopen boven de boomgrens en er is nauwelijks schaduw als de zon schijnt. Het pad begint direct al rotsig en we klauteren over stenen omhoog. In het dal zien we de Restonica rivier door de diep uitgesleten kloof, voor ons zien we een groot rotsplateau waar de rivier als een waterval vanaf glijdt. Dit rotsplateau moeten we beklimmen alvorens we bij Lac du Melo kunnen komen. Er zijn twee routes. Op goed geluk kiezen we de linkerroute, die ons een lange, steile beklimming vol grote stenen geeft. Voor het eerst sinds jaren gebruik ik de wandelstokken, die me helpen om de balans te houden en om de kracht wat meer tussen armen en benen te verdelen. Het is pittig om met je benen telkens een reuzenstap omhoog te moeten zetten. Gestaag klauteren we omhoog. En dan is daar de beloning: Lac du Melo, een donkerblauw meer te midden van rotsen. We picknicken op een grote rots aan het water en genieten van het uitzicht en de stilte. We besluiten via de rechterroute weer naar beneden te gaan. Deze route leidt ons via een aantal ‘klettersteige’ waarbij we drie metalen trappen moeten afdalen. Als ik bij één van de trappen beneden aankom, staan er twee mensen onderaan te wachten, ik draai me om en moet iets uitwijken omdat de wandelaars me geen ruimte geven, ik plaats mijn voeten schuin op een rots en voel me langzaam wegglijden, ik heb geen wandelstokken om me op te vangen, want die had ik voorafgaand aan de trappen in de rugzak gestoken, ik val op mijn rechterzij en glijd zachtjes de rots naar beneden. Het is niet gevaarlijk, want er zijn omringende hogere rotsen waar ik tegen tot stilstand kom. Ik krabbel weer overeind en de tocht gaat verder. Ik heb me licht bezeerd, maar schenk hier geen aandacht aan. Hierna volgt een stuk over grote, gladde rotsen waarbij je je vast kunt houden aan kettingen. Spectaculair en gaaf. Dit soort dingen vind ik echt leuk en ik ben dan ook blij dat we via de rechterkant naar beneden zijn gegaan.
Onderweg zien we een kleine waterval waar Frans een duik neemt in het frisse water en ik het bij pootjebaden houd. De terugweg is verder dan we in gedachten hadden en we zijn verwonderd hoeveel we vanochtend hebben gelopen. Moe en heel erg voldaan rijden we de weg door de kloof terug. Wat is dat genieten en wat heeft Corsica een ruige, woeste natuur.
We rijden weer terug naar camping Peridundellu waar we nu een plekje met uitzicht op de bergen uitkiezen. ’s Avonds eten we in het restaurantje van de camping een driegangen menu met een wijntje erbij om onze zestiende trouwdag te vieren.
Dag 48 – zaterdag 4 juni – Bijkomen
’s Nachts word ik wakker van de hoofdpijn, pijn in mijn nek en pijn in mijn borstspier en bij mijn ribben. Frans masseert het hele gebied met Arnica olie, waarschijnlijk is het spierpijn van het gebruik van de stokken en misschien ook wat verrekte spieren van de val. Mijn lymfetherapeut heeft me uitgelegd dat mijn borstspier door de bestraling niet veel belasting kan hebben; het is als een touw dat door zon en zeezout zijn trekkracht is verloren en dat als het te zwaar belast wordt gaat rafelen en uiteen valt. De hele dag houd ik last van mijn nek en ribben en is het alsof ik een kei in mijn hoofd heb die tegen de binnenkant van mijn schedel bonkt als ik mijn hoofd beweeg. Het wordt noodgedwongen een dagje uitrusten met uitzicht op de bergen, vers stokbrood, Franse kaasjes, beetje kletsen, beetje slapen en ’s avonds weer een lekkere Corsicaanse maaltijd bij het restaurant van de camping. De campingbaas houdt van koken en dat merk je aan de maaltijd: verse, pure ingrediënten en echt lekker van smaak. Goed eten.
Dag 49 – zondag 5 juni – Badderen in de rivier
Frans heeft gisteren een paragliding stek ontdekt in de bergen rond Vero in het midden van het eiland. Hij heeft vliegroutes voorbereid en vandaag gaan we bij de landingsplek kijken. Hij hoopt de komende dagen op goed weer om te vliegen. We klimmen via een bergweg omhoog naar Col de Vizzavona, een geliefd wandelgebied waar ook de GR 20 – een honderdachtenzestig kilometer lange wandelroute over het eiland – passeert. De Col hangt in de wolken en het regent licht, terwijl het met tweeëndertig graden drukkend warm is.
In Vero gaan we even bij de landing kijken en Frans noteert een telefoonnummer van de lokale vliegschool. Er zijn geen paragliders actief vandaag en dat komt waarschijnlijk door de dreigende lucht en de harde windstoten. We zoeken een camping in de buurt van Vero, zodat Frans de komende dagen in de buurt is van de vliegstek en kan vliegen mochten de omstandigheden goed zijn. We vinden een camping aan een rivier. Vanuit onze camper hebben we zicht op het water en kunnen we zo een bad nemen in de natuurlijke zwempoelen, zodat we heerlijk afkoelen. We brengen de middag door met de was doen, zwemmen in de rivier, een ijsje eten en de finale van Roland Garros kijken op de laptop met uitzicht op de groene natuur en de rivier. We hebben het ultieme vakantiegevoel te pakken. De eigenaresse van de camping had ons gewaarschuwd dat als het zou gaan regenen en onweren we direct uit het water moesten komen, omdat de waterspiegel in korte tijd ongekend hard kan stijgen. Maar de bui drijft over en het blijft droog, onze was wappert in de wind snel droog en ’s avonds wordt het koel. Voor het eerst in weken weer eens kippenvel en slapen onder een fleecedekentje. Met uitzicht op de maan vallen we in slaap.
Dag 50 – maandag 6 juni – Calanques de Piana
We worden wakker met uitzicht op de grote, groene boom waar we onder staan. We slapen tegenwoordig met de deur – en soms als het erg warm is ook met de achterklep – open, zodat we vrij zicht hebben op de natuur die ons omringt en we een nachtelijk briesje kunnen opvangen voor wat verkoeling. Het is warm en droog voor de tijd van het jaar. De mensen op Corsica vertellen ons keer op keer dat het zo heet is en dat er zo weinig regen is gevallen dit jaar; ze maken zich zorgen over de klimaatverandering. Ze zijn bang dat hun eiland onbewoonbaar wordt als het vanaf begin juni al ver boven de dertig graden is.
Nog voor het ontbijt nemen we een bad in de rivier die allemaal leuke poelen heeft waar je languit in kan liggen. Het water is fris en dat is precies wat we nodig hebben. Na het ontbijt verlaten we de camping om richting West-Corsica te rijden. Frans heeft met de vliegschool in Vero gebeld, maar de komende dagen kan er niet gevlogen worden, er zijn gevaarlijke ‘wind gusts’: onverwacht, harde windstoten. Rond de middag arriveren we in het schilderachtige plaatsje Piana. Bij het zoeken naar een parkeerplaats schampt de achterkant van de fietsendrager over de grond als we door een diepe kuil rijden. We horen een schurend geluid en stoppen. Het deel van de fietsendrager met het rechterlicht is afgebroken en sleept over de weg. Ook zijn we onze nummerplaat verloren. Ik loop terug om de nummerplaat te zoeken, Frans kijkt of er nog iets te repareren valt. Als ik terugkom hebben twee wegwerkers de fietsendrager met staaldraad gefixt. Ook het nummerbord zetten ze vast met staaldraad. Super tof die behulpzame Corsicanen.
We wandelen wat door het stadje zonder voorop gezet plan. Vandaag volgen we de flow. We besluiten te doen wat Fransen graag doen op hun vrije dag: uitgebreid lunchen. Het enige verschil is dat we er niet zoals de Fransen een fles wijn bij drinken. Met uitzicht op de Calanques de Piana verorberen we allebei een Corsicaanse maaltijdsalade. Ik iets met droge worst en artisjokken en Frans iets met geitenkaas en honing. Smullen.
Op aanraden van het toeristen bureau parkeren we hierna de auto bij het plaatselijke voetbalveld en starten van daaruit een wandeling met uitzicht op de Calanques: grillige, rozerode rotsformaties, die hoog boven de zee uittorenen. We klauteren omhoog en hebben een duizelingwekkend uitzicht naar beneden waar we ver beneden ons de auto’s tussen de rotsen door zien rijden. Het is adembenemend mooi. Ineens voel ik me naar worden. Duizelig, slappe benen, bonkend hart. Ik denk dat ik last heb van de hitte, Frans denkt dat het misschien ‘hoogteangst’ is; een heftige, fysieke reactie van je lichaam op grote hoogte, een natuurlijke reactie bij het gevaar om te vallen. Hij heeft hoogteangst als onderdeel van de theorie bij het vliegen gehad. Het zou best kunnen kloppen, ik voelde me ineens bang en duizelig worden toen ik de diepte in keek.
In Piana doen we inkopen voor de avond en voor morgen als er een pittige wandeling op het programma staat. Over een extreem smalle weg die ons een uitzicht biedt op de blauwe zee en de rozerode rotsen dalen we af richting het strand van Arone waar de weg eindigt en waar wij een plekje vinden op de camping. Even bijkomen in de schaduw, eten koken en dan een avondduik in zee. Het zeewater is nauwelijks verkoelend, de golven komen zacht aanrollen zodat je er lekker op kan drijven.
Dag 51 – dinsdag 7 juni – Capo Rosso
Voor dag en dauw opgestaan en richting de parkeerplaats van Capo Rosso gereden. Een snel ontbijt en dan vertrekken we voor de beklimming van de rode kaap; een gigantische, rode rots die markant boven het landschap uitsteekt met op de top een toren, de toren van Linghini. Vanaf deze toren schijn je een prachtig 360 graden uitzicht te hebben op de Calanques, de baai, de bergen in het binnenland en de oceaan. Om de warmte voor te zijn, zijn we zo vroeg mogelijk vertrokken. Het eerste stuk daalt en loopt gemakkelijk, we hebben direct al prachtige vergezichten op de baai met de bergen op de achtergrond. Als er een klein beetje schaduw is pauzeren we even voor een slok water, we hebben ons dik ingesmeerd met zonnebrandcrème en dragen een pet, mocht één van ons bevangen worden door de hitte dan hebben we een handdoek die we nat kunnen maken en in onze nek kunnen leggen. Maar voorlopig gaat het nog goed. We hebben ons voorgenomen gewoon te kijken tot hoever we komen, want de rots lijkt onneembaar. Zo steil, zo markant. Een onneembare vesting. Eerst lopen we door struikgewas omhoog, dan volgt een steile klim door een kloof, we stijgen hier heel snel, dan volgt een stuk over kale rode rosten waar we met handen en voeten over heen moeten klauteren. Dit deel is zo leuk en spannend dat we eigenlijk ongemerkt de toren zijn genaderd. Nog een kwartier flink door klimmen en dan bereiken we de top. We zijn euforisch. We hebben het gehaald. Wat een prestatie. Via ongelijke, smalle treden beklimmen we de toren om van het uitzicht te genieten. We krijgen er maar geen genoeg van.
Langzaam aan komen er ook andere wandelaars boven en wordt het tijd om rustig af te dalen. De afdaling is genieten. Eerst via de rode rotsen en dan het pad naar beneden. Vanuit zee waait er een verfrissende bries. Het laatste stuk terug naar de auto is weer klimmen, het is warm tussen de struiken, maar we doen rustig aan en pauzeren vaak. Aan het einde wacht een terrasje waar we ‘l’eau au sirope’ drinken, ons favoriete drankje op Corsica om af te koelen.
Via de imposante weg door de Calanques rijden we naar een camping les Oliviers in het plaatsje Porto gelegen aan een inham in zee. Het is een terrascamping met hele steile passages en het is erg vermoeiend om op de steile terrassen te zoeken naar een fijn plekje. We hebben de moed op een schaduwrijk plekje bijna opgegeven als we toch een goede stek voor onze bus vinden. Een grote plek, onder de bomen met uitzicht op de rotsformaties. Op iedere camping moeten we eerst weer even wennen, de sfeer opsnuiven, ons plekje vinden en ons de plaats eigen maken en dan hebben we het naar de zin. Alle campings hebben voor- en nadelen; sommige hebben mooie ruime plekken in de natuur, andere hebben fijne voorzieningen zoals een restaurantje of een zwembad, andere campings zijn niet echt leuk maar kiezen we vanwege de centrale ligging om bijvoorbeeld een stad te bezoeken. Het leuke aan de campings op Corsica is dat je geen afgebakende plaatsen hebt, meestal zijn het bosrijke gebieden waar je zelf je plek mag uitkiezen. Er is veel ruimte, privacy en natuur. Het sanitair is op z’n Frans; er staat een toiletpot en als je geluk hebt is er warm water. Maar met dit weer snak ik alleen maar naar een koude douche.
Als we ons hebben geïnstalleerd op de camping, klapt Frans het bed uit om een dutje te doen. Hij ligt in de camper en ik lig buiten op het picknick kleed naar de bomen te staren, als ik vanuit een ooghoek de camper zie bewegen. Heel langzaam glijdt de camper, met de klep open en de fietsendrager naar beneden geklapt naar achteren met Frans erin. ‘Hé Frans, de camper’, roep ik. Frans is snel wakker, komt overeind en trekt de handrem erop. Pff. Gelukkig net niet tegen de stenen gestapelde muur gereden. Mijn gympen staan nu klem onder het voorwiel. Alles bij elkaar toch een heel stuk naar achteren gegleden.
Trots over onze wandelprestatie van die dag gaan we slapen. Capo Rosso een echt hoogtepunt in onze vakantie.
Dag 52 – woensdag 8 juni – Werken en bloggen
We slapen lang uit. Het is zo heerlijk om zonder klok en zonder vast schema te kunnen leven, om de flow zijn werk te kunnen laten doen en gewoon te volgen wat zich op dat moment aandient. In plaats van ons gebruikelijke ontbijt met kwark en fruit nemen we vandaag pain au chocolat om de dag mee te starten. We kletsen lang over van alles en nog wat en dan gaat Frans wat werken en ik eindelijk weer eens bloggen, want ik loop een heel eind achter. Na twee uurtjes werken lopen we richting het zwembad voor een cappuccino en oefenen we ons Frans bij de dame van de bar. Sinds we op Corsica zijn volgen we Franse les op een app op de telefoon zodat we een klein praatje aan kunnen knopen met de lokale bevolking. De meeste Corsicanen spreken nauwelijks Engels en ze vinden het heel erg leuk als we proberen Frans te spreken. Mij kijken ze meestal met grote vraagtekens in hun ogen aan als ik iets in het Frans probeer te zeggen, maar Frans begrijpen ze wel en hij krijgt regelmatig complimenten over zijn uitspraak. Ik kon veel makkelijker communiceren met de Italianen. Niet dat ik meer dan drie woorden Italiaans ken, maar bij hen praatte ik met mijn handen en zij communiceerden terug met hun handen en we begrepen elkaar.
Even een duik in het fraai aangelegde zwembad met rotsen en diverse op verschillende hoogte gelegen bassins. Als we in het water drijven hebben we uitzicht op de bergen. Imposante rode rotsformaties die hoog boven de pijnbomen, ceders en andere geurig ruikende bomen uittorenen.
Tegen de avond wandelen we langs de rivier naar het stadje Porto dat in een inham tussen de rotsen ligt. Het is een gezellig plaatsje met een haven en een vesting op de punt van een rots. We kiezen voor een hippie achtig visrestaurant en proberen de Corsicaanse wijn in combinatie met vis uit zee. De hemel is goudkleurig als de zon in de zee zakt en we langzaam terug wandelen naar de camping.
Dag 53 – donderdag 9 juni – Relaxen
Vandaag starten we de dag met een cappuccino, daarna gaan we uitgebreid douchen en dan pas ontbijten. Het lijkt erop dat Frans nu eindelijk echt kan relaxen: het werk is af, de vliegschool is even uit zijn hoofd, het gaat goed met zijn oog en we voelen ons sinds we corona hebben gehad weer fit. De hoest is over en we hebben weer energie.
Het wordt een luie dag. We praten en zwemmen, dutten en lezen, luisteren wat naar muziek, vallen in slaap, smeren ons in met zonnebrand, eten stokbrood met Franse kaas, wandelen even naar de rivier voor een dip. Frans zit al in een zwempoel als ik in het water twee slangen ontdek, of althans iets wat op een slang lijkt, het zou ook een vissoort kunnen zijn, hoewel ze heel onschuldig lijken en het vast niet op ons gemunt hebben, vind ik het toch geen aantrekkelijk idee om naast ze in het water te gaan zitten.
We borrelen bij de camper met hapjes en maken een maaltijdsalade klaar. Door al die cappuccino’s, pain au chocolat, wijntjes, ijsjes en stokbrood met Franse kaasjes ben ik veranderd in een dikke rolmops zonder taille. Terug in Nederland maar weer even gezond eten.
Dag 54 – vrijdag 10 juni – De kliffen van Bonifacio
Gisteravond realiseerden we ons ineens dat we niet meer zoveel tijd hebben: nog maar vier weken te gaan. Dat betekent één week Corsica, één week waarin Frans gaat paragliden want dat is er tot nu toe niet van gekomen, één week met goede vrienden en dan nog één week lesgeven met de vliegschool. Een beetje gênant natuurlijk om vier weken te ervaren als kort terwijl de meeste mensen vier weken vakantie als zeer royaal zullen beleven. Maar het is echt zo: de acht weken die we nu bijna onderweg zijn zijn omgevlogen, we hebben helemaal niet het gevoel dat we lang onderweg zijn. Wel zijn we het besef van dagen en weken kwijtgeraakt. Welke dag is het vandaag? Hoeveel weken zijn we nu onderweg? Daarom ben ik blij met mijn blog, dat houdt de herinneringen levend. Het reizen smaakt wel naar meer. We hebben nu al zin om volgend jaar weer te gaan.
Omdat we ineens beseften dat we nog maar een week op Corsica hebben, hebben we een globaal plan gemaakt voor de komende dagen. We vertrekken richting Bonifacio, het zuidelijkste puntje van Corsica, waar je het eiland Sardinië kunt zien liggen. Het is iets van tweehonderd kilometer maar door de slingerende bergwegen komen we niet boven de veertig kilometer per uur uit dus doen we er met een paar tussenstops de hele dag over om er te komen. Het is een mooie route met uitzicht op zee en de bergen, we komen langs leuke strandjes en stoppen in slaperige dorpjes voor een koffie, een l’eau de sirope (mijn favoriete drankje) en een pannini. De camping die we hebben uitgekozen is een strategische keuze; vandaaruit kunnen we wandelen naar de haven en het oude centrum van Bonifacio. De camping is bommetje vol en het is warm. Maar gelukkig bemachtigen we een plaatsje in de schaduw, die we delen met een Franse fietser in een tentje en een groepje Duitsers. We staan vast tegen elkaar aan, als de Fransman naar het toilet wil, moeten wij onze stoelen verzetten zodat hij erlangs kan. Het schept een bepaalde solidariteit. Iedereen snakt naar schaduw, koelte en een plekje om bij te komen. Er zijn veel wandelaars en fietsers met kleine tentjes op de camping. De Fransman vertelt dat hij vijftien mei op zijn fiets is vertrokken vanuit Le Mans en inmiddels zo’n vijftienhonderd kilometer in de benen heeft zitten. Het fietsen op Corsica vindt hij inspannend en gevaarlijk. Het is druk op de smalle wegen en de stijgingspercentages en bochten zijn pittig. Dat is ook de reden dat wij onze fietsen nog niet hebben gebruikt, behalve om af en toe boodschappen te doen, ik vind het te eng om hier te fietsen en mijn conditie is niet voldoende om uren achtereen bergopwaarts te gaan.
We treffen opvallend vaak leuke kleine campings voor tentjes, waar je zelf je plaatsje onder de bomen mag uitzoeken en waar op de schuine hellingen nauwelijks ruimte is voor ons busje, laat staan voor grote campers.
Rond vijf uur wandelen we via de haven waar een paar grote protserige jachten liggen te pronken naar het beneden centrum van Bonifacio, daarna klimmen we via een steil aangelegd pad met stenen omhoog naar de witte kliffen. We wandelen een eind over de toppen van de kliffen met uitzicht op zee en zien de grote ferry’s op weg naar Sardinië.
Dag 55 – zaterdag 11 juni – Escalier d’Aragon
Rond zes uur wandelen we opnieuw richting de kliffen van Bonifacio. We gaan een mooie wandeling maken waarvoor het gisteravond te warm was. We klauteren tussen laag struikgewas door met uitzicht op zee en op de uitgesleten witte krijtrotsen. Op een steen met uitzicht op de oude stad, die hoog op een rots ligt, ontbijten we. Genieten zo rustig met z’n tweetjes in de vroege ochtendzon.
Rond de middag wandelen we via de oude toegangspoort van de vesting naar het oude centrum van Bonifacio, dat lange tijd onder Italiaans bestuur stond en nog veel Italiaanse invloeden heeft. De naambordjes zijn bijvoorbeeld in het Frans en in het Italiaans. In de oude muren van de vesting is een galerie van een Franse kunstenares waar we even een kijkje nemen. De kunstenares legt uit dat haar kunstwerken gebaseerd zijn op de natuur en een combinatie zijn van fotografie en schilderen. De kleurrijke schilderijen spreken me erg aan. Na deze leuke, onverwachte ontmoeting is het tijd voor een drankje. De straten zijn nauw en hebben grote hoogteverschillen, we wandelen naar het uiteinde van het schiereiland waar het stadje op ligt en komen bij de begraafplaats aan waar alle families een eigen huisje hebben als familiegraf. Echte huisjes met een voordeur waar alle leden van de familie boven de grond liggen begraven. De kist in de aarde laten zakken zoals bij ons gebeurt kan niet op deze rotsige bodem.
We hebben uitzicht op idyllische baaien met witte zandstranden die in de diepte verscholen liggen tussen de beboste heuvels. En dan komen we bij het hoogtepunt van de dag: de trap van Aragon. Een smalle, steile trap met tweehonderdtreden die afdaalt naar de zee. Het is er glibberig, je mag alleen naar beneden als je stevige schoenen aan hebt en we moeten een helm op. Ik klem me aan de leuning vast en ga stapje voor stapje naar beneden. Daar aangekomen is een smal pad in de rotsen uitgehakt, links de blauwe zee, rechts, onder en boven de witte rotswand. Elkaar passeren is eng en gaat net. Het is spectaculair. Prachtig. Hartslagverhogend. En we krijgen er een enorme kick van. Wat is dit mooi. Uiteindelijk klimmen we weer omhoog en wandelen moe en uiterst tevreden terug naar de camping.
Bonifacio en L’Escalier d’Aragon zeker bezoeken als je op Corsica bent!
Dag 56 – zondag 12 juni – U Furu
We zijn er inmiddels aan gewend dat de bodem op de campings bestaat uit rotsen met daarover heen een laagje bosgrond dat ervoor zorgt dat onze lakens vol zwarte vegen zitten en alles is bedekt met een laagje stof. We hebben al grappige gezichtjes op de stoflaag die de lak van de camper bekleedt getekend. Maar gisteren hebben we een wasstraat ontdekt en daar gaat Frans aan de slag om de camper schoon te spuiten. Als het uiteindelijk is gelukt om te betalen, lijkt de hogedrukslang een eigen leven te leiden en blijft eindeloos water spuiten, er zit geen stopknop op. Met een frisse camper en schone ruiten verlaten we Bonifacio. We hebben getankt én hebben een nieuwe bus campinggas kunnen kopen, want ons gas was op.
Rond tien uur parkeren we de auto strak in de berm voor Palombagia beach dat door Lonely Planet tot mooiste strand van 2020 is uitgeroepen. Een groot wit zandstrand met grote groene bomen, af en toe wat rotsen die boven het turquoise water uitkomen. Inderdaad een prachtig strand. Het water is warm en er zijn nauwelijks golven. Toch koelen we er wel iets van af. Bij een rieten strandtentje nemen we een drankje, dan leggen we onze handdoeken uit onder een grote pijnboom, die zijn naalden op ons laat vallen. Wanneer we ons weer opgewarmd voelen, gaan we opnieuw het water in. Rond twaalf uur wordt het te warm voor ons en verlaten we het mooie Palombagia strand. We koersen af op een supermarkt waar we royaal inkopen doen zodat we voor een paar dagen eten en lekkere dingen in de camper hebben, voordat we naar U Furu rijden, een camping richting de bergen in het binnenland, gelegen in de middle of knowwhere.
Bij U Furu is het droog en warm. Aan de kust was de wind verfrissend, maar hier is de wind heet. Net of er een warme föhn op je gericht is. Op de camping hangen overal brandslangen en er is een voortdurende dreiging van bosbranden. Het zwembad ligt idyllisch met uitzicht op de bergen. We wisselen af tussen een plekje in de schaduw en een duik in het zwembad.
De warmte blijft lang hangen en we slapen ’s nachts met de deuren en de achterklep wijdt open, met uitzicht op de volle maan en de sterren.
Dag 57 – maandag 13 juni – Canyoning
Twintig minuten wandelen door de natuur vanaf ons campingplekje komen we bij een rivier waar natuurlijke zwempoelen en watervallen zijn. Campinggasten hebben ons hierover getipt en de route aangeraden. Om er te komen is wel een uitdaging. Hiervoor moeten we een stukje door de rivier omhoog klimmen over rotsen en door stroomversnellingen heen. Soms moet je handen en voeten gebruiken om over de rotsen te klimmen, soms hangen er touwen om je aan op te trekken, of zijn er planken geslagen waar je houvast aan hebt, dan weer loop je over een smal paadje langs een afgrond. Het is uitdagend en spannend, maar onze moeite wordt beloond. We zien twee prachtige watervallen en zwemmen wat in het bassin ervoor, dan zien we dat de rode markering nog verder gaat en besluiten we nog een stukje door de canyon omhoog te klauteren. Nu komen we bij een ruim bassin met kleine waterval, als we nog verder klimmen, een eng stukje waar je goed moet kijken waar je je voeten neer kunt zetten, komen we bij een sprookjesachtige waterval met grote groene varens en donker water waar we op een rots gaan zitten om van het uitzicht te genieten. We eten een baguette en drinken wat water op ons picknick kleed op de rots, daarna laten we ons voorzichtig in het donkere water zakken en gaan met ons hoofd onder de waterval staan. Het water is verfrissend en maakt ons lekker koel.
Een groot deel van de dag brengen we in en bij de rivier door, dan maken we ons op om de spannende route naar beneden te volgen. Ik ben er een beetje huiverig voor, omdat ik beter ben in klimmen dan in dalen, maar het is te doen. En voor we het in de gaten hebben zijn we weer terug bij de camping waar we lekkere hapjes klaarmaken en een fles wijn lostrekken.
Dag 58 – dinsdag 14 juni – Het Bavella gebergte
We slapen uit en nemen nog een laatste duik in het zwembad voor we U Furu verlaten en naar het Bavella gebergte rijden. Onderweg stoppen we bij Lac d’Ospedale – een groot meer waar je niet mag zwemmen omdat het voor drinkwater wordt gebruikt – om te lunchen op een omgevallen boomstronk aan de rand van het water in de schaduw van grote kastanje bomen. Bij het Bavella gebergte installeren we ons op camping Bavella Vista; een boscamping met schuine plaatsen en veel schaduw.
Eind van de middag wandelen we naar het centrum van Zonza waar we brood inkopen voor de wandeling voor de volgende dag en langs het toeristenbureau lopen voor informatie over de wandelingen op de Col de Bavella. De beroemde GR20 komt hier langs en ik zou hier graag een stuk van willen wandelen. Ook zou ik heel graag naar het Plateau de Cosciou gaan, waar paarden, runderen en zwarte varkens vrij rond lopen op een grote grasvlakte met meren en rivieren. Maar het meisje van het toeristen bureau dat ons via google translate te woord staat, raadt ons af om naar het plateau te rijden met de auto, de route er naar toe is alleen geschikt voor four-wheel-drives. En het is te ver om te lopen en fietsen is door de enorme kuilen – boucles genoemd – ook niet echt een optie, dus zet ik Plateau de Cosciou uit mijn hoofd.
’s Avonds wandelen we een stuk door het bos naar een rivier, waar we eventueel weer zouden kunnen zwemmen, maar we lopen terug om op tijd terug te zijn voor het donker en bereiden de wandeling voor morgen alvast voor. We hebben gezelschap gekregen van een groep motorrijders die zich in hun slaapzakken naast de motor installeren en flink snurken en boeren. Hopelijk rijden ze morgen weer verder.
Dag 59 – woensdag 15 juni – Refugio de Parini
We verlaten zo stilletjes mogelijk de camping waar iedereen nog slaapt en rijden naar de Col de Bavella waar we de camper achterlaten op een parkeerplaats en eerst nog even langs het toeristenbureau gaan voor goede informatie over de wandeling. De dame van het toeristenbureau vertelt dat de wandeling die we willen maken eenvoudig is en grotendeels door het bos gaat. Het is een makkelijk pad en het is niet nodig om stokken mee te nemen. Al snel komen we erachter dat hier weinig van klopt en ben ik chagrijnig dat we haar advies hebben opgevolgd en de wandelstokken in de camper hebben laten liggen. Het pad klimt en daalt flink en door de rotsen en keien die er liggen had ik mijn wandelstokken heel goed kunnen gebruiken om makkelijker balans te houden. Het pad is weliswaar mooi, maar in het begin kan ik er niet van genieten, omdat ik de stokken mis, het heel warm is en ik me zorgen maak of ik het wel ga halen in deze omstandigheden.
De GR20 staat bekend als één van de pittigste Grande Randonnees van Europa. De route is honderdzestig kilometer lang, verdeeld over vijftien etappes en gaat dwars door de meest afgelegen berggebieden van Corsica, grote delen zijn alleen per voet bereikbaar. In 2015 zijn zeven wandelaars op de route overleden toen er een heftig onweer uitbrak en de wandelaars ergens op een bergketen werden getroffen door het noodweer. Sindsdien is de route enigszins aangepast. Vandaag komen we in alle vroegte GR20 wandelaars tegen met grote rugzakken op, die het traject van honderdzestig kilometer er bijna op hebben zitten en met hun één na laatste etappe bezig zijn. We maken een buiging voor ze en hebben diep respect voor deze sportieve mannen en vrouwen die per dag zo’n tien tot veertien uur lopen. Wij houden het bij een wandeling naar refugio de Parini waar we bijna tweemaal zo lang over doen als gepland. Het klimmen en dalen zonder stokken gaat langzaam, het is snikheet en het is veel verder dan we dachten, maar we worden beloond met prachtige vergezichten over de toppen van het gebergte en in de verte zien we de zee glinsteren in de zon. Frans heeft stokken voor ons gezocht die we kunnen gebruiken om gemakkelijker ons evenwicht te bewaren. Het helpt. We lopen allebei met één stok en dat maakt het al gemakkelijker ook al hebben de stokken niet precies de goede lengte, het is beter dan geen stokken. Als we aankomen bij de refugio voel ik me oververhit en ga ergens in de schaduw op de grond liggen. Ik voel me bevangen door de hitte en moet echt even bijkomen. Frans heeft een blikje koele cola gescoord en maakt een boterham met kaas voor me. Na een uurtje bij tanken en een reep chocola heb ik weer voldoende energie voor de terug tocht.
Bij een natuurlijke bron houd ik mijn hoofd onder het water en laat het via mijn nek naar beneden lopen. Daarna maak ik mijn shirt nat en laat mijn pet vollopen met water en zet deze vervolgens weer op mijn hoofd. De terugtocht verdelen we in kleine etappes met regelmatige korte stops om water te drinken, wat te eten en even in de schaduw te pauzeren. En zo lopen we langzaam terug. Op de terugweg zie ik pas hoe mooi het hier is. Bij een beekje houden we een lange pauze waarbij we onze voeten in het koude water laten bungelen. Het laatste stuk is een klim door het bos en dan zijn we terug bij Bavella village waar we op een terrasje een drankje nemen met een zak chips om de zouten aan te vullen en nog even genieten van de vergezichten op het Bavella massief dat wel de Dolomieten van Corsica wordt genoemd met zijn rode en grijze rotspilaren.
Het was een inspannende, lange en pittige wandeling waarbij we de wandelstokken goed hadden kunnen gebruiken. Frans stelt voor om nog even langs de dame van het toeristenbureau te gaan om haar dit even onder de neus te wrijven, maar het toeristenbureau is al gesloten als we er om iets over zessen aankomen.
Dag 60 – donderdag 16 juni – Croix de Leccia
We rijden opnieuw naar Col de Bavella. Bij een drankje genieten we van het uitzicht op de imposante toppen, dan volgen we de groene markering naar Croix de Leccia. Het is een wandeling die als moeilijk wordt bestempeld, het is dan ook geen gewoon pad dat ons naar het kruis op één van de toppen leidt. Het kruis is van beneden af nauwelijks te ontdekken en het bergmassief lijkt onbereikbaar voor gewone wandelaars. Ik vind het altijd weer ongelooflijk wat je als mens kan, dat je die rotsen kunt bedwingen en dat je paden kunt vinden om op de top te komen. We klauteren via handen en voeten omhoog over de steile rotsen, we bereiken daardoor snel grote hoogte en zien de auto als een piepklein stipje onder ons op de parkeerplaats staan. Het is heet en het klauteren is inspannend. Ik voel mijn hart in mijn keel bonken. In de schaduw van een waaiervormige boom houden we pauze om even op adem te komen en van de omgeving te genieten. Dit is echt kicken. Wat een spectaculaire wandeling zijn we aan het maken. We klimmen door een smalle kloof omhoog. Omdat het pad zo smal en uitdagend is hebben ze het éénrichting gemaakt, je moet via de achterkant van de berg via een ander pad weer omlaag. Gelukkig is het lekker rustig vandaag en hebben we het pad bijna voor onszelf, want elkaar passeren is lastig en ik zou me toch ongemakkelijk voelen als ik met mijn tempo iedereen zou ophouden.
Uiteindelijk komen we in een kom met rondom ons hoge bergtoppen met op één van die toppen het kruis. Frans klimt het laatste stukje naar het kruis en steekt in een overwinnend gebaar zijn handen omhoog. We houden een lange picknick en gaan dan op zoek naar het pad dat ons naar beneden moet leiden. Het is even zoeken voor we het hebben gevonden, de markering mist en het is zoeken hoe we naar beneden kunnen komen, heel langzaam voetje voor voetje de weg zoekend dalen we af. Bij de grote rotsen laat ik me op mijn billen zakken en zoek voorzicht een plekje waar ik mijn voet kan neerzetten zonder weg te glijden. Na een tijdje krijg ik trillende benen van de inspanning en moeten we even pauzeren voor we weer verder kunnen, maar wat is dit genieten. Het laatste stukje loopt weer via de GR20 maar dan aan de andere kant van de col dan we gisteren hebben gelopen.
Bijna euforisch nemen we nog een drankje op het terras voor we aan de spectaculaire veertien kilometer lange Bavella route beginnen. De weg is smal en vol spectaculaire bochten en uitzichten, af en toe moeten we een stukje achteruit rijden om elkaar te kunnen passeren. Onderweg zien we in een rivier mensen zwemmen. Na een uur rijden zijn we het berggebied uit en volgen we de vlakke kustweg richting Bastia. Het is er druk. We rijden door dorpjes met zebrapaden waar mensen oversteken, boodschappen doen, drukke rotondes, vrachtwagens op de weg; het is even wennen na de rust in de bergen. Bij camping Bagheera in Bravone vinden we een plekje in een bosgebied aan zee. Het is een enorm terrein waar kriskras overal tenten en busjes staan en waar je zo naar de zee kan wandelen. Een grote baai met zacht wit zand en een paar gezellige tentjes om iets te eten en te drinken. We nemen snel een duik in zee, want het is nog steeds ruim boven de dertig graden.
’s Avonds eten we in een chic wit restaurant met een terras boven de zee, waar de zeebries waait en ons verkoelt. Een vers gevangen vis en een wijntje en het is net of we in het paradijs zijn.
Dag 61 – vrijdag 17 juni – Boot naar Marseille
Na het ontwaken rennen we direct de zee in. Er zijn nauwelijks golven en je kan echt einden zwemmen en op je rug dobberen zonder dat je afdrijft of in diep water terecht komt. Daarna douchen, bij de kampwinkel een vers stokbrood en pain au chocolat kopen en ontbijten onder de bomen. Vanavond nemen we de boot naar Marseille, maar we mogen de hele dag op de camping blijven en kunnen gebruik maken van het strand, de zee en het sanitair. Dat is heel fijn. Frans werkt nog wat voor een klant, ik lees wat en dan gaan we lunchen bij een restaurant aan zee, waarna we uitbuiken in een hangmat en siësta houden. Nog een laatste duik in zee, afdouchen en dan vertrekken we richting de haven van Bastia. Ik had me al voorbereid op lange wachttijden in de gloeiend hete zon, maar deze keer gaat het aan boord gaan efficiënt en gestructureerd. Frans laat de motor draaien zodat we airco hebben als we in de volle zon staan en ik heb een badhanddoek opgehangen voor het raam om de zonnestralen te blokken. Na controle van de bus, het laten zien van onze paspoorten en de tickets mogen we het schip oprijden. De Jean Nicola is een groot, oud, rood geschilderd schip van de maatschappij Corsica Linea. We hebben voor de overtocht bewust voor een andere maatschappij dan Corsica ferry’s gekozen na onze vorige ervaringen.
We pakken onze spullen voor de overtocht in en gaan op zoek naar onze vierpersoonshut, daar droppen we onze bagage en dan gaan we op het dek kijken hoe Corsica langzaam uit het zicht verdwijnt. Dat duurt nog een hele tijd. We varen langs diverse eilanden, waaronder Elba het eiland waar Napoleon Bonaparte naar werd verbannen na de slag om Waterloo. Napoleon is één van Corsica ’s beroemdste bewoners, hij werd in Ajaccio – de huidige hoofdstad van Corsica – geboren.
We eten een couscous salade in onze hut en brengen de tijd door met kletsen en lezen, want we hebben geen internet aan boord. Frans baalt want zijn telefoon heeft contact gemaakt met een satelliet zonder zijn toestemming en dat grapje kost zestig euro. Om erger te voorkomen zetten we allebei onze telefoon uit. De boottocht verloopt rustig en mijn angst om zeeziek te worden is ongegrond.
Morgenvroeg zijn we weer op het vasteland. We verwachten dat het daar wat koeler zal zijn dan op Corsica, waar we eigenlijk continu temperaturen rond de dertig graden hebben gehad. Maar dan zien we op een televisiescherm toevallig het weerbericht voor morgen: er is een hittewaarschuwing in heel Frankrijk, in zeventien departementen wordt het tegen de veertig graden. En waar is het morgen het koelst? Juist. Op Corsica!
Dag Corsica; ruig, woest aantrekkelijk eiland met zee, bergen en oude vestingstadjes. We komen graag nog een keer terug.
Vooraf ben ik wat angstig voor de overtocht; ik ben bang om zeeziek te worden. Sinds de corona voel ik me vreemd duizelig en als ik denk aan een deinend schip moet ik al bijna braken, maar de zee ligt erbij als een spiegel en het schip glijdt bijna roerloos door het water. We staan nog een tijdje op het dek te kijken hoe we langs en tussen de vele eilanden door varen, we zien hoe de zon achter één van die eilanden verdwijnt en als het donker wordt gaan we naar onze hut waar we brood met kaas, wat fruit en water nemen dat we zelf hebben meegenomen aan boord. Ik publiceer mijn laatste blogberichten en dan vallen we heerlijk in slaap op het gebrom van de motor van het schip.
Ik schrik wakker van de omroeper die in het Italiaans meldt dat we de haven van Ancona naderen. We kleden ons snel aan en gaan op het dek kijken. Het Italiaanse landschap ziet er zo anders uit dan het landschap in Kroatië. Italië is een lappendeken van plukjes groen met gele velden, van glooiende heuvels en zachte rondingen, tegen de hellingen pastelkleurige dorpjes geplakt. Zacht, dromerig, geel van kleur, schilderachtig. Het Kroatische landschap is fris groen en diep blauw, helder, krachtig, sprookjesachtig en contrastrijk. Het meest opvallende in Kroatië is denk ik het ontbreken van weides en akkers. Het is een leeg landschap, vol natuur, eindeloos groene bergen zonder steden, zonder landbouw en met een goed verzorgd wegennet. Italië is chaotisch, we zijn direct al de richting kwijt, de wegen kronkelen, maken onlogische bochten en zitten vol met honderdtachtig graden draaien. Het wegdek is slecht, vol kuilen, hobbels en gaten. De wegen zijn druk; vrachtwagens, tractoren, brommers, alles rijdt door elkaar, de bewegwijzering staat op onlogische plaatsen en het duurt eindeloos voor we Ancona uit zijn.
Via een weg met tunnels waar ze aan het werk zijn, waardoor we soms in een tunnel komen met tegemoet komend verkeer en dan ineens van weghelft moeten wisselen, rijden we richting het spirituele plaatsje Assisi. Omdat we nog niet hebben ontbeten zoeken we een parkeerplaats, maar we hebben er nog geen één gezien in de anderhalf uur dat we al onderweg zijn. Daarom gaan we van de weg af en volgen borden naar de grotten van Frassisi. We hebben er nog nooit van gehoord, maar het blijkt een grote attractie te zijn. Toen we uit de laatste tunnel kwamen, was het landschap ineens veranderd in grote groen beboste bergen. In die bergen is een enorm grottenstelsel ontdekt en daar kun je dus een rondleiding krijgen. Je krijgt dan laarzen en een helm en gaat kruipend op handen en knieën door de grot. We besluiten toch maar om deze attractie over te laten aan de bussen met schoolkinderen die net aan komen rijden. Wij parkeren de bus onder een grote boom en zetten onze stoeltjes en tafel buiten voor een uitgebreid ontbijt. Het is inmiddels negen uur en al behoorlijk warm.
Frans voelt zich niet zo lekker en daarom ga ik rijden, zodat hij kan uitrusten en van het landschap genieten. Onze navigatie stuurt ons via een bergweggetje richting Assisi. Het wegdek is heel slecht. Gelukkig is er bijna niemand op de weg, behalve een ambulance die in een rustig tempo voor me rijdt, zodat ik me niet opgejaagd voel als ik in mijn eigen slakkengangetje de berg op ga.
Rond twaalf uur zijn we bij campechio Fontemaggio dat op een groot bosachtig terrein ligt. Behalve een camping is er ook nog een jeugdherberg, een hotel en iets dat ze aanduiden als ‘papi’, een soort onderkomen voor pelgrims. Assisi is namelijk een pelgrimsoord waar pelgrims uit de hele wereld samenkomen voor inspiratie, kracht en genezing. Het is heet en Frans heeft last van de warmte. Het valt me op dat het in het oude gebouw waarin de receptie is gehuisvest wel tien graden koeler aanvoelt dan buiten. Ik vraag daarom naar een koele hotelkamer, zodat Frans kan bijkomen van de hitte. Tot mijn verbazing is alles volgeboekt. Er is alleen nog voor één nachtje ruimte in de jeugdherberg. Ik verwacht niet veel van de jeugdherberg; maar de kamer is koel en schoon. Een fijne plek om uit te rusten. Frans valt al snel in slaap en ik ga lekker liggen lezen.
Frans ontwaakt verkwikt uit zijn slaap en voelt zich fit genoeg om richting Assisi te wandelen. Via een pad langs oude olijfbomen komen we bij het spirituele stadje aan. Het is net een openlucht museum; het ene gebouw nog mooier dan het andere. Er zijn meer dan vijftien kerken, basilieken en kathedralen te bewonderen; maar wij kiezen voor de naamgenoot van Frans: de basiliek van San Francesco. Gebouwd ter ere van de heilige Franciscus van Assisi. De basiliek is erg mooi vanbinnen, met ronde welvingen waarop de donkerblauwe hemel met sterren is afgebeeld en talrijke fresco’s en muurschilderingen met hemelse taferelen. De kleuren zijn licht en vrolijk. De basiliek bestaat uit twee verdiepingen; boven is een enorme ruimte, wijds en open, beneden zijn ronde bogen en gewelven en liggen de beenderen van San Francesco. Vanaf de basiliek heb je een mooi uitzicht over de omringende groen met gele heuvels.
We dwalen wat door de nauwe straatjes die flink omhoog en omlaag gaan. Assisi ligt tegen een heuvel aangeplakt, net als wel meer middeleeuwse Italiaanse dorpjes. De heilige Franciscus leefde in de twaalfde en dertiende eeuw. We kopen een broodje falafel en eten dit op bij een bankje bij de fontein op het centrale plein waar een gitarist nummers van Pink Floyd speelt. Net voor sluitingstijd komen we bij de basiliek van San Clarissa; de heilige Clara van Assisi, waar later de kloostergemeenschap van de Clarissen uit is voortgekomen. De basiliek is roze met wit gestreept en heeft grote ronde bogen. Het is een elegant en vrouwelijk gebouw. In de kelder is de tombe van de heilige Clara; een prachtig beschilderd rond vertrek met marmeren bogen in groen, roze, en zwart. Hier steken we kaarsjes aan om onze dierbare overledenen te gedenken en een zieke vriendin kracht en hoop te schenken. Zij krijgt die dag te horen of ze in aanmerking komt voor een immunokuur.
Tevreden wandelen we terug naar onze koele kamer in de jeugdherberg.
Dag 41 zaterdag – Lago di Trasimeno
Na een ontbijt in de ochtendzon, gaan we naar de receptie om af te rekenen. Een zachtaardige Italiaan vertelt ons dat er een probleem met het computerprogramma is; we staan ingeschreven voor de camping en het programma kan dat niet omzetten naar een kamer in de jeugdherberg, daarom berekent hij ons alleen de kosten voor de camping; de helft van wat de kamer eigenlijk zou kosten. Een leuke meevaller en we nemen hartelijk afscheid van de vriendelijke man.
’s Ochtends wandelen we nog wat door het stadje, bekijken wat kerken en lopen dan een stukje pelgrimsroute door het bos naar een plek waar Franciscus vaak ging mediteren in de natuur. De pelgrimsroutewordt onderhouden door een organisatie, die we graag sponsoren met een kleine bijdrage voor hun goede werk. Hoewel we in de schaduw lopen, hangt de hitte tussen de bomen. Het is windstil en ik heb het warm en benauwd. Als we bij de plek aankomen moet ik even gaan zitten. Iets verderop is een restaurant waar we iets willen eten, want we hebben honger. Maar de ober vertelt ons dat alle plaatsen zijn gereserveerd; het leuke van Italianen is dat er altijd wel iets valt te regelen, dus komt de ober even later met twee hamkaas broodjes aan die we dankbaar in ontvangst nemen. Ik sluip het toilet in, maak twee papieren handdoekjes nat en leg die in mijn nek, daarna ga ik op de grond in de schaduw zitten. Als we de broodjes op hebben, gaat Frans de camper halen. Ik ben blij dat ik niet meer hoef te lopen.
Op de berg achter Assisi is een startplek om te paragliden, maar er hangen inmiddels donkere onweerswolken in de lucht, die paragliden onveilig maken. We gaan nog wel even naar de landingsplek kijken, maar die is, zoals we al hadden verwacht, verlaten.
Daarna rijden we door naar het meer van Trasimeno waar we een leuke camping aan het water vinden. We staan op de parkeerplaats net bij een tennisbaan, want eigenlijk is de camping volgeboekt. Wat is dat toch in Italië? Overal waar we komen is het vol en het hoofdseizoen is nog niet eens begonnen.
Tegen de avond breekt een heftig onweer los; een oogverblindende flits direct gevolgd door een donderslag die de camper doet trillen. Gelukkig zitten we veilig in onze bus. Al snel regent het pijpenstelen en verandert de droge grond om ons heen in een modderstroom.
Dag 42 zondag – Fietsen
Na de sprookjesachtige turquoise meren in Kroatië valt het meer van Trasimeno een beetje tegen. Het water ziet er een beetje viezig uit en is niet geschikt om in te zwemmen. Rondom het meer is een onverhard fietspad aangelegd dat we vandaag een stuk gaan fietsen. Het fietspad is niet spectaculair maar de dorpjes zijn gezellig en ze serveren er heerlijke cappuccino. We fietsen een stuk langs het meer, door velden met riet en door olijfgaarden. In één van de plaatsen is een Enduro motorrace aan de gang. Jonge motorcoureurs laten er hun vaardigheden op de motor zien. Jonge jongens en meiden die beheerst de steile berg omhoog scheuren, over keien en door uitgesleten sporen. Het roept herinneringen op aan het WK motorracen voor junioren in Cingoli waar we in 2011 met vrienden waren.
In een supermarkt verheugen we ons over alle lekkernijen die ze hier hebben. We kopen kersen, perziken, een quinoasalade, olijven, kaasjes, avocado’s en een fles Limoncello. Bij de camping nemen we eerst een kijkje bij de oever van het meer, daarna koelen we af in het zwembad en dan is het tijd voor een glaasje Limoncello. Heerlijk! Op de tennisbaan die vol ligt met bladeren en dopjes uit struiken en bomen slaan Frans en ik een balletje waarbij we de grootste lol hebben. We hebben allebei slappe benen van de alcohol en de warmte. We sluiten de dag af met een maaltijdsalade en een verfrissende douche voor het slapen gaan.
Dag 43 maandag– Siena
We vertrekken vroeg richting Siena. Om negen uur parkeren we de bus op een parkeerterrein net buiten het centrum. Het is maandagochtend en Frans heeft tijdens de autorit al een paar telefoontjes van klanten gehad met noodoproepen. Blijkbaar is er een up-date geweest in een programma waardoor er bij alle klanten iets misgaat. Frans bouwt de camper om tot mobiel kantoor en gaat aan de slag om de problemen bij zijn klanten op te lossen. Rond een uur of elf zijn de klachten verholpen en kunnen we de stad in. Via een viertal lange roltrappen gaan we naar het hooggelegen oude centrum van Siena waar we eerst een kopje koffie drinken in een piepklein cafeetje. Via het Piazzo del Campo, een schelpvormig plein in het hart van de stad met het Palazzo Publico, het fraaie stadhuis, klimmen we via smalle steegjes omhoog naar de Duomo di Siena, een zwartwit gestreepte kathedraal. De vloer van de kerk is van ingelegd marmer met diverse afbeeldingen van mozaïek. In de bibliotheek liggen handgeschreven en handgeschilderde bijbels, het plafond van de bibliotheek is helemaal beschilderd met bijbelse taferelen. In de Maria kapel gelegen in een zijbeuk van de kerk steken we een kaarsje aan voor onze vrienden, die vandaag afscheid moeten nemen van hun (pleeg)moeder. We wensen hen een mooi afscheid. Rond drie uur krijgen we een rondleiding die ‘Del Cielo’ heet en die ons naar het dak van de kathedraal brengt. Via een wenteltrap klimmen we in één van de torens omhoog, totdat we aan de rand van het dak komen. Het uitzicht is duizelingwekkend. Van grote hoogte kijken we uit over het landschap en de zwartwit gestreepte wanden van de kerk. We zien de rode daken van Siena diep onder ons liggen. Ook kunnen we van bovenaf in de kerk kijken, waardoor we een prachtig overzicht krijgen van de ruimte. We hebben ook kaartjes voor het beklimmen van een oude stadsmuur, die hoog boven het landschap uittorent. Je ziet de mensen er als kleine mieren op lopen. Het ziet er eng en heel spectaculair uit. Bij het eerste deel van de klim voel ik me echter niet lekker worden; duizelig, misselijk en slappe benen. Ik moet er even bij gaan zitten. Waarschijnlijk is het een combinatie van de hitte, de inspanning, de naweeën van de corona en het ademen door een mondkapje. In Italië worden in openbare gebouwen en winkels nog steeds mondkapjes gedragen. In Nederland had ik er geen problemen mee, maar bij temperaturen over de dertig graden is het erg benauwend om door een mondkapje te ademen, zeker als je meer dan honderddertig treden op moet klauteren. Met enige spijt in ons hart laten we het uitzicht van de stadsmuur aan ons voorbij gaan. Frans is solidair met mij en gaat ook niet naar boven. In plaats daarvan nemen we op een terrasje met uitzicht op de achterkant van de Duomo een verkoelend drankje.
Het is rond vijf uur wanneer we in een hete camper richting Pisa rijden. Het is druk op de weg en hoewel het qua kilometers niet zo ver is, schiet het niet erg op. Rond half acht arriveren we bij camping Torre Pendante, die helaas volgeboekt is. We rijden nog een half uur rond om een camping te vinden die wel een plekje voor ons heeft. We komen uit op een echte Italiaanse camping vol met ingebouwde caravans met overdekte terrassen waar Italianen uit de stad verkoeling en ontspanning zoeken. Wij staan op een bruin verdord veld. Ik voel me nog steeds niet lekker en ga uitgeteld in een stoel liggen. Frans gaat met de fiets op zoek naar pizza. De calzone is smaakvol. En het eten doet me goed. Onze Belgische buren komen een praatje maken. Hij blijkt ook een paraglider te zijn en al snel halen ze hun campingstoel erbij en schenken wij een kop thee en serveren daarna een glaasje Limoncello. We kletsen tot het al lang donker is over reizen, ecologisch bouwen, coaching, spiritualiteit en nog veel meer. Tevreden vallen we in slaap.
Dag 44 dinsdag – Optical Coherence Tomografie
Het is bijna vier weken geleden dat Frans de netvliesscan voor zijn oog heeft laten maken en is gestart met de medicijnen. Het is tijd voor een controle scan. Hoewel het zicht is verbeterd zijn we gespannen voor de uitslag. Frans heeft in Pisa een oogkliniek gevonden en daar gaan we op goed geluk naar toe. Als we aan de balie staan en uitleggen dat we een OCT – een optical coherence tomografie – willen, vraagt de vrouw wanneer we dat zouden willen. ‘Nu?’, vragen we enigszins verontschuldigend. Ze staat op en loopt weg. Even later komt ze terug. Ze gebaart ons haar te volgen en we komen bij een wachtruimte waar we plaatsnemen op grote leren stoelen. Na een minuut of tien mogen we een jonge dame volgen die de scan uitvoert en ook de oogdruk opmeet, waarna we weer plaatsnemen in de wachtruimte. Na weer ongeveer tien minuten mogen we bij de arts komen, die geen Engels spreekt, maar naar de uitgeprinte versie van de scan wijst, een duim opsteekt en ons resoluut vertelt dat alles ‘tutto bene’ is. Na een kleine driekwartier en tachtig euro lichter staan we blij dansend op de stoep. Alles helemaal goed. Frans fotografeert de afdrukken van de scan en stuurt ze ter beoordeling door naar de arts in Nederland. Ter vergelijking doen we de afdrukken van de eerste scan er ook bij. Even later belt de arts en vertelt dat alles er inderdaad prima uitziet en dat Frans mag stoppen met de medicijnen. Joepie! Dat is een opluchting.
We zijn op een paar honderd meter van de toren van Pisa, maar we hebben geef puf om er naar toe te wandelen. We zijn moe, hongerig en hebben last van de warmte. Misschien hebben we ook nog wat last van de naweeën van de corona, want we hoesten allebei nog steeds klodders weeïg zoet smakend slijm op.
Nu de oogscan achter de rug is kunnen we weer plannen maken voor het vervolg van de reis. We zijn allebei een beetje klaar met de drukte en de hitte in Italië, daarom kijken we wanneer we de boot naar Corsica kunnen pakken. De eerste optie is morgenmiddag. Vertrek vanuit Livorno en aankomst vierenhalf uur later in Bastia. Via internet boeken we de tickets en dan rijden we alvast richting Livorno.
De camping is een treurige zandbak met een paar bomen. We parkeren de bus in de schaduw en brengen de middag rustend door. Geen zin en energie om zelfs maar naar het strand te gaan. Het enige leuke aan de camping is dat er twee konijnen rondlopen. We lokken ze met nootjes en Frans lukt het om ze uit zijn hand te laten eten.
Met het koude water uit de kraan krijgen we onze vaat niet schoon. Daarom kopen we een douchemuntje, houden onze afwasbak onder de douche en zo hebben we toch warm water om de afwas te doen.
Dag 45 woensdag – Met de boot naar Bastia
We luieren wat op de camping tot het tijd is om naar de haven te rijden. We parkeren de bus in de rij voor de overtocht. We wandelen wat rond in de haven en nemen een drankje en een pizzapunt op een terras dat in een oude toren is gevestigd. Ze zijn alles aan het inrichten voor een feest voor vanavond.
De veerboot uit Corsica ligt inmiddels in de haven en de auto’s verlaten het schip. Het duurt echter nog een hele tijd voordat wij de ferry op kunnen rijden. We staan uren in de zon te bakken en als we eindelijk het schip op mogen voel ik me gekookt en naar van de hitte. Als ik de grote mond van de boot binnenga, gaat er ineens een schuine plaat naar beneden waardoor er een extra benedenverdieping zichtbaar wordt, ik moet via de schuine, ribbelige plaat naar beneden rijden en we komen in een ruimte waar auto’s aan het keren zijn. Het is allemaal super inefficiënt en het duurt eindeloos, terwijl we uitlaatgassen inademen en de temperatuurmeter vijfendertig graden aangeeft. Een bemanningslid maakt gebaren naar me die ik zo goed mogelijk probeer op te volgen, maar ik begrijp er geen snars van. Hij draait met zijn hand en is duidelijk boos dat ik zijn instructies niet goed opvolg, hij gebaart geïrriteerd dat ik goed moet kijken, maar Frans snapt ook niet wat hij bedoelt. De man begint naar me te schreeuwen en Frans stapt uit en schreeuwt terug. Mijn ridder. Hij roept dat hij mij zo niet laat behandelen. De gemoederen raken verhit. Ik vraag Frans om weer in te stappen en de man gebaart nu met een zucht dat ik achteruit moet rijden, daarna moet ik weer vooruit en ik vraag me af waar al die heisa voor is, want de bus staat nu niet anders dan een paar minuten geleden.
We slepen ons in het hete trappenhuis omhoog richting het dek van het schip. We zijn op zoek naar de zesde verdieping waar we twee loungestoelen hebben gereserveerd. We kunnen echter de zesde verdieping niet vinden. We vinden alleen maar oneven verdiepingen en sjouwen ons het leplazer in de hitte. Uiteindelijk – na een paar keer navragen – vinden we de verborgen lounge met stoelen. Ik had gedacht dat we buiten op het dek zouden zitten, maar het is een koele airconditioned ruimte met grote verstelbare stoelen. Frans had het overdreven gevonden om stoelen te reserveren voor de overtocht en had me ermee geplaagd, maar nu zijn we zijn heel blij met onze stoelen, want buiten op het dek is het verschroeiend warm in de zon en er is lang niet voor iedereen een zitplaats aan boord. Ik voel me naar van de hitte, Frans maakt op het herentoilet (het damestoilet heeft geen water) mijn buf nat en die doe ik om mijn nek. Al snel is mijn t-shirt doorweekt. Het ziet er natuurlijk niet charmant uit, maar ik koel er heerlijk van af. We zitten de hele boottocht in ons eigen coconnetje wat te dutten en te lezen. De zee is kalm. Hoewel we anderhalf uur later dan gepland zijn vertrokken, komen we maar een half uur later dan de verwachte aankomsttijd aan. Rond zeven uur arriveren we in de haven van Bastia.
Opeen gepropt tussen de andere de passagiers staan we in de hete trapgangen met onze mondmaskers te wachten tot we het schip kunnen verlaten. We wurmen ons via de passagierskant in de auto en wachten gelaten af tot de schuine plaat wordt neergelaten en we uit de afgesloten ruimte worden bevrijd. De eerste twee auto’s moeten achteruit de schuine plaat omhoog rijden, daarna zijn wij aan de beurt om omhoog te rijden. Weer is er enige verwarring over de aanwijzingen, maar we trekken ons er niets van aan en verlaten opgelucht het schip. Welkom op Corsica.
We rijden langs een promenade met grote palmbomen waar mensen aan het joggen zijn, we zien rode, paarse, witte en roze bloeiende struiken. Het ruikt kruidig. Frans heeft op de boot een Air B&B geboekt, zodat we niet op zoek hoeven naar een camping. Het is al rond acht uur als we aankomen bij ‘Chez Melissa’, slechts tien minuten rijden van de haven van Bastia. Als we aankomen lijkt alles verlaten. We bellen Melissa, die in het Frans begint te ratelen en zich verontschuldigt als we haar vragen of ze iets langzamer kan spreken, omdat ons Frans nog niet zo goed is. We kunnen de auto op het terrein achter de poort parkeren, het huis inlopen, de trap opgaan en dan de kamer met de naam ‘Embalunga’ nemen. Het huis is open. Verrast en opgewonden lopen we het huis binnen, kamer Embalunga heeft een balkon met uitzicht op zee. Ook vanuit ons bed kunnen we de blauwe oceaan zien liggen. We nemen een drankje op ons terrasje en proosten op een goed verblijf en mooie ervaringen op Corsica. Dan wandelen we naar een in de buurt gelegen pizzeria waar de eigenaar ambachtelijke pizza’s voor ons bereidt met Corsicaanse ingrediënten. We merken dat de Corsicanen trots zijn op hun eiland, dat ze liefkozend ‘Corse’ noemen en goedkeurend knikken als we voor producten kiezen die typisch Corsicaans zijn. Frans heeft bijvoorbeeld een pizza met ‘Lungions’, een soort worst die op Corsica wordt gemaakt. De vrouw van de pizzabakker steekt haar duim op om te laten weten dat het een goede keuze is. Het symbool van Corsica is een stoer, zwart mannenhoofd met een bandana om. Het lijkt een beetje een zeerover en wordt het Morenhoofd genoemd. Je komt het overal in het straatbeeld tegen. Het Morenhoofd staat op de vlag van Corsica en is geïntroduceerd door Paoli, de president van Corsica toen het eiland in het midden van de achttiende eeuw de eerste onafhankelijke, democratische republiek van Europa werd.
Terwijl we onze pizza’s opeten, komt de vrouw een praatje met ons maken. Frans vertelt dat hij graag wil paragliden op Corsica en de vrouw vertelt enthousiast dat ze nog een bon heeft liggen voor een tandemvlucht maar niet de lucht in durft en ze wil de bon graag aan Frans schenken. Het duurt even voor we haar duidelijk hebben gemaakt dat Frans zelf wil vliegen en dat we haar aanbod heel lief vinden, maar dat ze er beter iemand anders gelukkig mee kan maken. We kopen nog een bakje ijs met de smaak limoncello (de vrouw knikt weer goedkeurend en zegt ‘special de Corse’), en lopen dan terug naar onze kamer met uitzicht op zee.
Sinds we op reis zijn is corona eigenlijk helemaal uit beeld verdwenen. Nergens dragen mensen nog mondkapjes, bij de grenzen met Oostenrijk, Slovenië, Kroatië en Bosnië hoefden we geen PCR-test of vaccinatiebewijs te overhandigen en volstond ons paspoort. Op campings en bij de natuurparken hadden we telkens geluk en was het lekker rustig. Soms waren we zelfs de enige bezoekers. Dubrovbnik was ietsje drukker, maar ook niet zo dat we in file liepen. Op de terrasjes hadden we alle ruimte. Corona was uit ons aandachtsveld verdwenen en toen ineens had het virus Frans te pakken.
Dag 30 – met de boot naar Mljet
De camping in Dubrovnik is gisteravond ineens volgestroomd. We hebben nu Nederlandse buren en dat zijn we niet gewend. Tot nu toe hadden we altijd een aantal plaatsen voor ons alleen. We missen onze privacy; om een goed gesprek te kunnen voeren zonder dat de buren mee kunnen luisteren. De volgende ochtend vertrekken we richting het eiland Mljet waar ik een prachtig natuurpark heb ontdekt. Frans is toe aan een plekje waar hij echt tot rust kan komen en even helemaal niets hoeft zo heeft hij me toevertrouwd, daarom hebben we via internet een huisje geboekt bij particulieren in het gehucht Govedari, vlakbij de ingang van het natuurpark.
Frans rijdt langs de kustweg en ik geniet van de mooie vergezichten. Via het schiereiland vlakbij Dubrovnik bereiken we het plaatsje Ston. Vol verbazing kijk ik naar de berg voor ons. ‘Wat is dat nou? Het lijkt wel de Chinese muur.’ Op de berg loopt een grijze muur, die net als de Chinese muur recht omhoog de berg opgaat. De muur is lang. Vijf kilometer lees ik later op internet. Op de hoeken staan uitkijktorens en forten. Het is een imposant bouwwerk en mijn interesse is gewekt, maar als we de boot naar Mljet willen halen dan hebben we geen tijd om de muur van Ston te beklimmen, dus rijden we door. Bij Prapratno houdt te weg op en gaat over in de zee. We kopen kaartjes voor de ferry naar Sobra op het eiland Mljet. De boottocht is genieten: het is helder en vanaf het water zien we de vele eilanden voor de Dalmatische kust liggen met daarachter het vaste land met zijn hoge bergen en dorpjes met oranje daken. Rond half twee hebben we afgesproken met Ivan om in te checken bij zijn huisje. Op onze vraag hoe we het best konden rijden, had hij geantwoord dat er maar één weg was op het hele eiland dus dat dat wel goed zou komen. De weg wordt smaller en smaller en we naderen het gehucht Govedari, ik zie het huisje rechts beneden van ons liggen, ik herken het van de foto’s van internet, maar hoe komen we daar? Ineens zien we iemand zwaaien, hij gebaart dat we een heel steil en smal pad af moeten rijden en helpt Frans om de bochten te nemen zonder tegen de gestapelde stenen muurtjes te rijden. Frans vertrouwt me toe dat hij het zweet in de handen heeft staan en dat hij blij is dat we zonder krassen bij het huisje zijn aangekomen. Ivan zijn vrouw en zoontje van acht en dochtertje van zes wonen boven, wij hebben de hele benedenverdieping tot onze beschikking met een woonkamer met keuken, een badkamer, twee slaapkamers en een heerlijk overdekt terras, een hotpool en een zwembadje. De tuin staat vol geurende rozen en bloeiende planten. We hebben uitzicht op de waaiervormige bomen en de huizen van Govedari die tegen de berghelling geplakt lijken. We zijn verrukt. Het is echt een klein paradijsje.
Ivan gaat weer aan het werk als ranger van het Mljet National Parc en wij hebben het rijk alleen. Ik neem direct een duik in het zwembadje en Frans gaat aan de slag om een acuut probleem bij een klant van hem op te lossen. Van het één op het andere moment meldt Frans dat hij het zo koud heeft. Ik kijk hem bevreemd aan. Het is buiten rond de dertig graden, al is het in het huisje aanzienlijk koeler. Eerst trekt hij een fleece jack aan, terwijl we samen lunchen, ik nog in mijn bikini, dan gaat hij als een dood vogeltje in bed liggen. Hij heeft ook een droog kuchje, dat hij om de paar minuten laat horen.
Ik voorzie Frans van water en eten en besluit dat het tijd is om het coronapakket – dat bestaat uit mondkapjes, zelftesten, thermometer, paracetamol en keelpastilles – uit de camper te halen. De zelftest laat er geen twijfel over bestaan: twee knalroze streepjes geven aan dat Frans is getroffen door het coronavirus. De koorts loopt snel op tot 39,2 graden Celsius. Wat een geluk dat we nu net op deze paradijselijke plek zitten, waar Frans rustig kan uitzieken, waar we in quarantaine kunnen en waar we twee aparte slaapkamers hebben.
Dag 31 – Ziek
’s Nachts lig ik onwennig alleen in mijn tweepersoonsbed in mijn slaapkamer, af en toe ga ik even langs bij Frans om te vragen of alles goed is en of hij nog iets nodig heeft. De volgende ochtend ziet Frans er nog steeds koortsig uit met rode wangen en een zweterig lijf, maar hij heeft wel eetlust en dat lijkt ons een goed teken. Hij blijft de hele dag in bed en slaapt bijna de hele tijd.
Op mijn OsmAnd app heb ik de dichtstbijzijnde bakker en supermarkt opgezocht, die blijken op zo’n vijf kilometer afstand te zitten in het plaatsje Polace. We hebben brood, water en yogurt nodig en misschien nog iets voor het avondeten, zodat ik morgen niet opnieuw voor boodschappen op pad hoef. Ik overweeg mijn opties; de auto valt af, het gaat mij waarschijnlijk niet lukken om de steile bochtige weg zonder aanwijzingen omhoog te rijden zonder krassen te maken, wandelend duurt te lang en bovendien is het niet verstandig voor mijn arm om met boodschappen tassen te gaan sjouwen, dus dan blijft de fiets over. Ik sjor de fiets van de fietsendrager af, monteer de fietstassen erop en rijd richting Polace. Na een pittige klim, volgt er een flinke afdaling en dan zie ik het dorpje Polace beneden aan de groenblauwe baai liggen. Shit dat moet ik straks allemaal weer omhoog mét boodschappen in de fietstassen. Maar dat is van latere zorg. Eerst maar eens kijken of de OsmAnd app gelijk heeft en hier echt een bakker en een supermarkt zitten, want het lijkt een dorpje van een paar huisjes aan het water en verder niets. Maar zowaar vind ik de bakker, die nog open is ook, al is de keuze in brood zeer beperkt. Even later stop ik mijn score van twee langwerpige broden in de fietstassen en betreed ik de kleine, volgestouwde supermarkt, waar je nauwelijks kunt lopen omdat alles zo vol staat en waar de mandjes eruit zien alsof ze er honing op hebben gesmeerd en ze daarna daar het stof hebben gerold. De meeste groente ziet er verlept uit, maar er is kaas, yoghurt, water en in de diepvries vind ik een pak bevroren sperzieboontjes. Blikje vis erbij en wat tomaten en daar gaan we het mee doen. Het eerste deel van de klim valt me eigenlijk mee, terwijl ik in de allerkleinste versnelling rustig rondtrap, nog net snel genoeg om niet om te vallen, focus ik me op het uitzicht op de baai waar een paar bootjes dobberen. Boven aan rust ik even uit om op adem te komen en maak een paar foto’s. Dan volgt deel twee van de klim en die kost me beduidend meer moeite. Het is langer en zwaarder dan ik had ingeschat en ik moet met mijn gewicht goed naar voren hangen, omdat ik merk dat de fiets de neiging heeft achterover te kantelen door de met boodschappen volgeladen fietstassen. Hijgend en puffend kom ik boven. Eigenlijk wil ik mijn lichaam niet te zwaar belasten, omdat ik bang ben dat ik het coronavirus ook al onder de leden heb, het maakt me een beetje onzeker en bang dat Frans zo plotseling ziek is geworden en mij dat ook zomaar – nu tijdens de fietstocht bijvoorbeeld – kan overkomen. Ik moet tenslotte nog wel bij het huisje zien te komen.
Maar als ik bij ons huisje aankom voel ik me nog prima. Ik laad de boodschappen uit de fietstassen en begin met een geïmproviseerde avondmaaltijd waarvoor Frans even zijn bed verlaat en die we samen op het terras – weliswaar met een ruime afstand – verorberen. Frans is hiervan zo moe geworden dat hij direct weer het bed in duikt. Ik geniet op het terras nog even van de magische sterrenhemel en begin dan in een nieuwe hartverscheurende roman op mijn e-reader.
Om het huisje goed te ventileren heb ik alle ramen en de terrasdeur ’s nachts wagenwijd opengezet. Ik ben al lekker aan het slapen als er ineens iets op me springt. Instinctief weet ik dat het een poes is, ik zwaai het laken omhoog en jaag hem weg met mijn armen, hierna slaap ik weer lekker verder. De volgende ochtend tref ik een magere, gestreepte poes. Een jonkie nog. Ze ligt op de veranda en kijkt me aan met haar groene ogen, terwijl ze verwelkomend naar me miauwt. Ik doop haar Felix, hoewel dat natuurlijk meer een naam voor een kater is. Ze strijkt waarderend langs mijn benen en bedelt dan om eten. Ik geef haar een bakje water dat ze gulzig opdrinkt en een paar plakjes worst. Tja en sinds die tijd komt ze natuurlijk vaker langs.
Dag 32 – Op onderzoek uit
Ik heb Ivan netjes bericht dat Frans corona heeft en dat we graag nog een paar dagen willen blijven om in het huisje uit te zieken; ik krijg als antwoord dat het ok is om te blijven en dat we niet moeten aarzelen hem te vragen als we iets nodig hebben. Fijn zo’n goede gastheer.
Omdat ik waarschijnlijk ook wel corona ga krijgen maar me nu nog goed voel, heb ik besloten dat ik de tijd voordat ik ziek word dan maar het best kan benutten om het eiland te verkennen. Frans ligt de hele dag te slapen en vindt het prima als ik op onderzoek uitga. Ik zorg dan wel dat ik er ben om lunch en avondeten voor hem te maken. Het is tenslotte een heel mooi eiland en het zou jammer zijn als ik die schoonheid zou missen.
Op de fiets ga ik richting entree van het nationale park waar ik voor tien euro een toegangsbewijs koop dat vier dagen geldig is. Mljet is een grillig gevormd eilat, dat iets weg heeft van een octopus, met extreme uitstulpingen en in het midden twee meren met de poëtische namen ‘malo jezero’ en ‘veliki jezero,’ wat plat gezegd het kleine en het grote meer betekent, als ik me goed heb laten informeren. In de vijftiende eeuw hebben monniken van de Benedictijnen orde een klooster gebouwd op een eilandje in het grote meer en hebben ze de oorspronkelijke zoetwater meren verbonden met de zee vanwege de vele muskieten en omdat er zodoende stroming in het water kwam wat het gebruik van watermolens mogelijk maakte.
Langs de meren is een fietspad aangelegd dat ik besluit te volgen. Only the lonly fiets ik langs de kronkelende oevers van de zoutmeren, totdat ik bij het kanaal kom dat de monniken in de vijftiende eeuw hebben aangelegd en waarover een brug is aangelegd. Theoretisch zou ik de fiets over de brug mee moeten kunnen nemen, maar er zijn veel trappen en de brug is steil. Niet verstandig voor mijn arm. Dus parkeer ik de fiets en wandel via de stenen brug naar de overkant waar ik een stukje langs de oever wandel en mijn brood met kaas opeet. Omdat ik mijn fiets niet mee kan nemen over de brug, kan ik geen rondje fietsen, maar rijd ik dezelfde weg terug. Geen straf, want het uitzicht blijft mooi. Bij de ingang van het park gekomen fiets ik nu richting de plek waar het grote meer overgaat in het kleine meer, dat er turquoise bij ligt in de zon. Tevreden klim ik terug naar Govedari waar mijn liefje nog steeds met koorts in bed ligt en ik een lekkere lunch voor hem klaarmaak.
Na een middagdutje besluit ik eind van de middag nog even naar het meer te gaan om te zwemmen. Bij wijze van proef neem ik het kleine dagrugzakje mee, daarin stop ik mijn waterschoenen, bikini en handdoek, een reepje, wat geld en een bidon water en dan ga ik op pad. Om de tere lymfevaatjes rond mijn schouder en sleutelbeen niet dicht te drukken, wordt me afgeraden een rugzak te dragen en tot nu heb ik dat ook niet meer gedaan, maar dit kleine rugzakje draag ik nu aan mijn linkerschouder en ik heb ontdekt dat dat prima gaat. In de late middagzon wandel ik richting het meer en dan in een impuls loop ik een zijweg in, niet naar het water, maar naar een pad dat leidt naar de top van een berg met uitzicht over het hele eiland. Deze wandeling was me vanochtend aanbevolen door de parkranger waar ik het ticket had gekocht. Het pad begon door hoog gras en kruiden die langs het blote vel van mijn benen schuurden, alert speurde ik naar slangen, maar ik zag er gelukkig geen. Al snel werd het pad steiler en steniger en slingerde ik omhoog, zorgvuldig de rode verftekens op de rotsen volgend. Ongeduldig liep ik omhoog, ik kon niet wachten om het uitzicht van de top te zien, ik stapte flink door en al snel werd ik beloond met vergezichten op de twee meren, de groene heuvels daaromheen en de daar achtergelegen oceaan. Ik klom hoger en hoger en maakte foto’s, terwijl ik in mezelf kreetjes van verrukking slaakte. En toen merkte ik dat ik slappe benen kreeg, en een beetje licht in mijn hoofd en dat er irritante vlekken voor mijn ogen heen en weer dansten. Hongerklop wist ik. Shit. Te weinig gegeten, dacht ik terwijl ik trillerig mijn energiereepje tevoorschijn haalde en in een paar happen naar binnen werkte. Ik liep nog een paar bochten verder om te kijken of de top daar lag, maar nee, die lag nog hoger. Door de hongerklop durfde ik niet verder te gaan. Met spijt in mijn hart draaide ik om, terwijl ik wiebelig aan de afdaling begon. Het afdalen ging echter goed en na schatting een dik half uur was ik beneden. Nu nog de paar kilometer terug naar Govedari lopen en dan was er eten binnen handbereik.
Ik merkte dat ik voldaan terug kwam van de wandeling. Ik had ervan genoten te moeten vertrouwen op mijn eigen kracht en mijn eigen beslissingen, zonder de beschermende aanwezigheid van iemand anders. Frans is iemand die ervan geniet het anderen naar de zin te maken en om zich dienstbaar op te stellen, in onze relatie is het zo gegroeid dat hij mij bijna alle dingen die ik lastig of fysiek te zwaar vind uit handen neemt. Door de jaren heen heb ik geleerd dat te waarderen als een daad van liefde en ervan te genieten. Maar ik realiseer me ook dat het me minder krachtig maakt en mijn zelfstandigheid die ik zo hoog in het vaandel heb staan enigszins ondermijnt. Dus af en toe alleen op stap, daar kan ik echt van genieten.
Zacht zingend maak ik het eten klaar, terwijl de patiënt tevreden in bed ligt. ‘Nou Frans’, zeg ik peinzend, ‘je wilde even helemaal niets, weet je nog? Het lijkt erop dat je hebt gekregen wat je hebt gewenst.’ ‘Ja’, zegt Frans, ‘zo voelt het op een wonderlijke manier wel.’ Tegen mijn klanten zeg ik altijd: ‘wees zorgvuldig in wat je wenst, want voor je het weet, is je wens gerealiseerd, alleen misschien in een andere vorm dan je had gedacht.
’s Avonds wil ik gebruik maken van onze hotpool. Ik app Ivan of hij me kan helpen bij het op temperatuur brengen van het water, hij heeft dit aan Frans uitgelegd maar die ligt al lekker te slapen. Even later verschijnt mijn bovenbuurman om de hotpool op te stoken tot een aangename temperatuur. We wisselen even wat beleefdheden uit en dan verdwijnt hij weer naar boven. Het blijkt vrij saai te zijn om alleen in de hotpool te zitten, dus na tien minuten klim ik er weer uit, leg de deksel er boven op, zet de verwarming uit, neem een douche en ga dan nog even mijmerend naar de sterrenhemel kijken.
Dag 33 – Moerbei
Frans heeft nog steeds koorts, maar er is wel een daling ingezet, de temperatuur komt niet meer boven de 39 graden uit. Na de douche en het ontbijt is hij alweer zo moe dat hij linea recta weer naar bed gaat. Veel slapen, beetje podcasts en muziek luisteren, met corona als excuus hoeft hij eindelijk even helemaal niets van zichzelf. Ik ga vanochtend wandelend naar het grote meer waar ik de catamaran naar het eilandje met het Benedictijner klooster neem. In het klooster zit een restaurant en veel meer dan om de muren heen wandelen en een blik in de vervallen kerk werpen is er niet te doen. Ik maak een rondje over het eiland en neem dan een boot die me naar het kleine meer brengt. Ik had bedacht om hier te gaan zwemmen bij één van de kleine verlaten baaitjes, maar ik kom langs een groepje half dronken kerels die me luidkeels gedag wensen en ik voel me niet op mijn gemak, ik krijg beelden van een groepsverkrachting op mijn netvlies, een tikkeltje overdreven natuurlijk, maar na een kleine wandeling langs de rand van het meer keer ik terug naar het deel waar twee gezinnen met kinderen zitten te spelen. Hier is het veilig om te zwemmen. Maar de lust om te zwemmen heb ik niet vandaag. In plaats van het water in te stappen, wandel ik via een pad dat ik een beetje op goed geluk volg richting Govedari. Het is een mooi pad door het bos en het klimt behoorlijk, als ik de eerste huizen van Govedari bereik besluit ik om niet direct naar ons huisje te gaan, maar het hogere deel van het dorpje te verkennen. Via een rood gemarkeerd pad loop ik langs de hooggelegen huizen van het dorp. Bij één van de huizen zit een man onder een afdakje van wijnranken, hij vertelt me dat het veel te warm is om te wandelen en nodigt me uit om een goed glas rode wijn met hem te drinken. Ik sla de uitnodiging af, terwijl ik iets murmel over mijn zieke man waar ik naar toe moet en waar hij bedenkelijk bij kijkt, we praten nog even door over Kroatië, het klimaat, werk en pensionering en de plaats in Nederland waar hij geweest is maar die ik door zijn belabberde uitspraak niet kan achterhalen. Dan wijst hij me op een boom die langs het pad staat en witte vruchtjes draagt, die een beetje lijken op een framboos. ‘Weet je wat dit zijn?’, vraagt hij me. ‘De vruchten van de moerbeiboom’, antwoord ik prompt zonder precies te weten waar ik die kennis vandaan haal. ‘Vroeger maakten we zijde op dit eiland’, vertelt hij. ‘De zijderupsen zijn dol op de blaadjes van de moerbeiboom. Evenals de kuna’, voegt hij er treurig aan toe. ‘Dit jaar heb ik voor het eerst geen kuna’s gezien, ze kunnen hier niet meer leven door de klimaatsverandering.’ En zo kom ik erachter dat de kuna – de naam van de Kroatische munt – een dier is. Later op internet zoek ik op welk dier. Het blijkt een marter te zijn. Een zwarte marter met een fel gele borst.
’s Middags stap ik weer op de fiets om de tocht naar Polace te maken. We hebben dringend water, brood en iets van avondeten nodig. De bakker zit dicht, maar het kleine supermarktje is open. Met volgeladen tassen klim ik hijgend de berg op. Sinds gisteravond heb ik een droog kuchje gekregen. Er zit een voortdurende brandende kriebel in mijn keel, door de inspanning van het fietsen moet ik diep ademhalen en voel ik dat de brandende kriebel zich laat afzakken naar mijn bronchiën.
Een beetje lezen en dan vroeg naar bed. Mijn longen zijn geïrriteerd en ik moet heel gedoseerd ademhalen om een voortdurende kriebelhoest te onderdrukken.
Dag 34 – Lezen en luieren
Na het ontbijt haal ik twee zelftesten tevoorschijn; die van Frans is nog steeds positief en die van mij nog steeds negatief. Stiekem had ik gehoopt dat het andersom zou zijn. Dat Frans niet meer besmettelijk zou zijn en dat ik ongemerkt, zonder al te veel symptomen toch corona zou hebben. Dan hoefden we elkaar niet meer zo spastisch te mijden. Nu ontlopen we elkaar nog, zorgen we dat er altijd meer dan twee meter tussen ons is, zitten we allebei aan een kant van het terras, lopen we met mondmaskers op, slapen we apart, ontsmet ik deurklinken en kranen, waarschijnlijk allemaal tegen beter weten in, want de kans dat ik ook corona ga krijgen is natuurlijk groot, maar om dat dan zomaar te laten gebeuren voelt ook niet goed.
Met Frans gaat het vandaag aanzienlijk beter. Hij werkt zelfs weer een beetje vanuit zijn slaapkamer. Ik lees een gat in de dag, ben het boek ‘Een klein leven’ aan het lezen, en zoals altijd met een mooi boek kan ik nauwelijks stoppen. Het is een verslaving. Ondertussen komt Felix langs. Ik kijk naar haar en vind dat ze er vandaag veel beter uitziet dan gisteren. Groter en glanzender en ze kijkt op een andere manier naar me. Wanneer ze me bedelend begeleidt naar de koelkast geef ik haar een stukje kaas, dat ze smakkend opeet. Even later komt ze weer langs en ik roep dat ze net iets heeft gehad en dat het mooi is geweest. En dan zie ik het: er zijn twee Felixen. Een grote Felix en een kleine Felix. Natuurlijk krijgt de kleine Felix ook nog wat lekkers.
Rond een uur of vier ga ik koken en dan eten we vroeg, daarna gaan we een avondwandeling maken. ’s Avonds is het heerlijk van temperatuur, maar rond een uur of acht wordt het al donker. Frans heeft nog helemaal niets van het eiland gezien en dat is echt jammer. We lopen in heel rustig tempo en met mondkapjes op naar het meer waar we even pauzeren en dan wandelen we weer rustig terug.
’s Avonds als ik buiten op het terras zit komt er een heel scala aan katten langs, alsof ze elkaar verteld hebben dat er hier een lekker hapje te krijgen is. Ik vind de meest katten leuk, maar er zitten hier een paar exemplaren tussen die echt gemeen uit de ogen kijken. En af toe hoor ik het gekrijs van vechtende katten. Ineens komt de grijswitte kat met vuile blik op kleine Felix, die lekker ligt te relaxen in de late avondzon, afgesprongen. Kleine Felix kromt zijn rug en blaast heldhaftig, maar de grote poes geeft hem een lel met zijn poot. Ik jaag de dominante kat weg en doe de deur open als escape voor kleine Felix, hij vlucht snel naar binnen en gaat onder de bank zitten. Voor nu is hij veilig, maar volgende week moet hij zichzelf weer zien te redden.
Dag 35 – Montokuce
Frans wordt om zeven uur fit en vrolijk wakker. Hij heeft zin in de wandeling die we voor vandaag bedacht hebben: naar de top van de Montokuce vanwaar je uitzicht hebt over het hele eiland. Ik ben vanochtend echter moe en futloos, mijn hoofd is zwaar, mijn neus verstopt, mijn stem schor. Vandaag zijn de rollen omgedraaid. Ik blijf in bed, Frans maakt ontbijt voor me en gaat op ontdekkingstocht over het eiland. Hij maakt een lekkere wandeling naar de Montokuce en maakt een praatje met de man die daar in de wachttoren zit om te spotten of er ergens brand is ontstaan. Als ranger heb je soms dag en nacht dienst om brand toezicht te houden. En dat is vooral in de zomermaanden als het kurkdroog is niet voor niets. Er hoeft iemand maar een smeulende peuk weg te gooien en het kwaad is al geschied. En die kans is best groot, want een groot nadeel van Kroatië is dat rond de 75% van de bevolking rookt. Eigenlijk zijn we pas twee mensen tegengekomen die bewust niet rookten. Roken hoort er hier bij, iedereen rookt, je groeit ermee op, het is moeilijk om het niet te doen. En inderdaad overal zie je obers bij elkaar aan tafel een sigaretje roken, jongeren die op straat roken, terrasjes vol rokers, ook binnen mag hier nog gerookt worden.
Een ander nadeel, volgens Frans dan, is dat er nauwelijks gevlogen kan worden. De bergen zijn te verlaten, te bebost of te ontoegankelijk. Er zijn eigenlijk geen goede vliegstekken. Op een camping werd hij wel een keer benaderd door een sportieve vrouw die ons busje met het paragliding embleem zag staan. Of Frans zin had om morgen mee te gaan vliegen; eerst zes uur omhoog lopen met de paraglider en dan omlaag vliegen. Zelfs voor Frans was dit iets te uitdagend.
Rond half twaalf is Frans terug. Hij heeft genoten van de wandeling en voelt zich weer de oude. Kort daarna stapt hij op de fiets naar Polace om boodschappen voor ons te doen. Vandaag zorgt hij voor mij. Ik hang wat rond. Niet echt ziek, maar ook niet echt fit. Er zo tussenin. En ik vraag me af of ik nu ook corona heb en of ik daar onze laatste zelftest aan ga wagen of dat dat eigenlijk niet veel zin heeft.
Het is tijd om plannen te maken. We boeken nog één nacht bij in ons huisje, kopen kaartjes voor de boot naar Italië, Frans schrijft een ziekenhuis aan op Corsica met het verzoek voor een oogscan voor over anderhalve week en stuurt een verzoekje naar zijn oogarts in Nederland om nieuwe medicijnen op te sturen, omdat hij bijna door zijn voorraad heen is. Dinsdagochtend moeten we ons huisje verlaten. Dat zal wel weer even wennen zijn, maar voorlopig hebben we nog één heerlijke lege dag voor ons.
Dag 36 – Corona
De zelftest wijst uit dat ik nu ook corona heb. Ik voel me vandaag ook belabberd en blijf de hele dag in bed, behalve voor het eten sta ik even op. Maar eigenlijk voel ik me te moe om zelfs maar rechtop te zitten. Frans verzorgt mij prima, perst sinaasappels uit, zet kopjes thee en haalt eind van de middag pizza die we samen op het terras opeten. Daarna pakken we vast wat spullen in, zodat we morgenvroeg op tijd kunnen vertrekken.
Dag 37 – Split Rond acht uur rijden we weg van het paradijselijke plekje waar we precies een week zijn geweest. Helaas hebben we niet zoveel van het eiland kunnen zien als ik had gewild, maar het was de meest ideale plek om uit te zieken. Nog even een aai voor Felix, het geld op tafel leggen en dan manoeuvreert Frans de camper via het bochtige, smalle pad omhoog naar de enige weg op het eiland. We genieten nog even van het groene eiland en bereiken dan de haven waar de boot naar het vaste land al ligt te wachten. Ik heb nog even tijd voor een dutje en Frans klapt voor mij het bed uit, zodat ik even kan rusten. Omdat ik voorzichtig wil zijn om geen andere mensen te besmetten, overweeg ik om in de camper te blijven tijdens de overtocht, maar dat is niet echt nodig, want we hebben het dek voor ons alleen.
Ik voel me best redelijk en vraag Frans om bij de muur van Ston even te stoppen, zodat ik wat foto’s kan maken van dit bijzondere fenomeen. Daarna vervolgen we onze tocht richting Split, waar we over twee dagen de boot naar Ancona zullen nemen. We passeren een vallei met allerlei fruitstalletjes en stoppen om versgeperst abrikozensap en verse aardbeien te kopen. Via een bergweggetje rijden we van de kust meer het binnenland in om bij de snelweg te komen. De normale toegang tot de snelweg is afgesloten en daarom rijden we tweeëndertig kilometer door de rotsig grijze bergen om bij een prachtig aangelegde snelweg te komen, die via hoge bruggen over de groene dalen is aangelegd. Over het algemeen zijn de wegen goed in Kroatië, de tolwegen zijn erg rustig. Rond half vier komen we aan bij camping Strobec op een schiereilandje bij de stad Split. Ik merk toch wel dat ik nu erg moe ben en last heb van de hitte. Frans is ook moe, hij rijdt de camper op de aangewezen plek, klapt het bed uit en dan doen we eerst een tukkie. ’s Avonds lopen we een rondje over de camping, die aan een romantisch strandje ligt en een restaurant aan het water heeft. Aan de andere kant is een voetbalveld waar het jeugdelftal van Hajduc Split een belangrijke wedstrijd heeft. We gaan even kijken bij de wedstrijd. Vanaf de tribunes speelt de plaatselijke jeugd op een trom en steekt vuurwerk af. Hoewel we allebei doodmoe zijn, komen we toch moeilijk in slaap. We hebben last van de hitte, die als een verzengende deken om ons heen hangt en we worden lek gestoken door de muskieten.
Dag 38 – Moe Vandaag ben ik niet vooruit te branden. Ik zo moe. Vast nog de naweeën van de corona. Eigenlijk lig ik de hele dag in de camper te lezen met de achterklep en alle deuren open. Er waait een stevige wind, die wat verkoeling brengt. Rond elf uur wandel ik naar de bakker die net buiten de camping ligt. Hierna ben ik geradbraakt van vermoeidheid en ga snel weer op mijn bedje in de camper liggen. Uitgeput. Frans doet boodschappen en kookt voor ons. ’s Avonds doen we samen de afwas. Wat een spannende dag van de twee globetrotters….
Dag 39 – Met de boot naar Ancona Vanavond stappen we op de boot naar Ancona in Italië. Ik heb geen energie om op verkenning te gaan in de stad, jammer want Split schijnt een mooie oude binnenstad te hebben. Futloos breng ik de ochtend door met lezen en rusten. Rond een uur of twee haalt Frans me over om toch even te zwemmen. Ik ben er wat huiverig voor omdat ik nog een flinke hoest heb. Maar het blijkt een goed advies. Door het zwemmen knap ik wat op, daarna eten we een hapje bij het restaurant aan het water. Frans kiest voor pizza met pompoen! Rond vier uur rijden we richting de haven en haalt Frans de kaartjes voor de boot op. De auto staat in de rij geparkeerd en rond zes uur kunnen we de boot op. Dit betekent dat we tijd hebben om nog een rondje te lopen en zo komen we toch nog in de oude binnenstad terecht met zijn palmbomen en het paleis van Diocletianus, dat zo groot is dat het meer dan tweehonderd bebouwen bevat, er drieduizend mensen wonen en tegenwoordig meer een stadsdeel dan een paleis is. Bij de toren met bogen, die nog uit de Romeinse tijd stamt, hebben ze een gezellig terras gemaakt met kussentjes op de stenen. Erg sfeervol. We zijn blij dat we een glimp van Split hebben opgevangen. Frans maakt de laatste kuna’s op aan een ijsje en dan rijden we de boot op. Van de Kroatische douane moeten we de bus openmaken en alles laten zien, ze willen onder de bank kijken, en de fietsendrager moet omlaag en ze willen achter in de bus kijken, maar er is niets verdachts te zien, alleen heel veel paragliders.
Om half acht gaat de toeter en meren we af. Vanaf het dek zien we hoe het plein bij het paleis vol zit toeschouwers, die hun geliefde voetbalclub Hajduc Split volgen op een groot scherm. Split speelt de bekerfinale tegen Rijeca. Wanneer we de haven verlaten, beginnen alle schepen te toeteren en zien we een rookgordijn van vuurwerk dat wordt afgestoken: Hajduc Split heeft net twee één gescoord.
We staan een tijdje buiten op het dek te kijken hoe Split langzaam uit zicht verdwijnt, evenals het achterliggende gebergte. We varen langs talloze eilanden en de grillige Dalmatische kust. De zee is kalm en wij trekken ons terug in onze hut. Dit is het afscheid van Kroatië, morgen zijn we als alles goed is in Italië. Kroatië: wat een geweldig vakantieland! Prachtige natuur, bergen, meren, de zee, lekker eten, mooi weer, oude steden, sfeervolle gebouwen, vriendelijke bevolking en niet duur. Er is heel veel te zien en te beleven en ik wil hier zeker nog eens terug. Dobro Jeni!
Bedankt voor alle leuke, lieve, spontane, zorgzame en bemoedigende reacties op onze avonturen. Met het oog van Frans lijkt het iets beter te gaan, maar we weten dat het herstel tijd nodig heeft. Over drie weken laten we opnieuw een OCT maken; een oculair coherence tomografie om te kijken of het vocht minder is geworden of hopelijk zelfs helemaal is opgeruimd door het lichaam.
We zijn inmiddels de vierde week ingegaan en raken het besef voor tijd en datum een beetje kwijt. We moeten echt nadenken over welke dag van de week het is.
Dag 23 – National Parc Paklenica
Gisteravond wilden we nadat Frans zijn werkzaamheden had afgerond met de fiets naar het oude centrum van Zadar om daar nog even rond te kijken en een hapje te eten. Maar donkere wolken pakten zich samen en even later brak het onweer los. We trokken ons terug in ons campertje en pakten een blik soep uit onze basisvoorraad om op te warmen, stukje brood erbij en onze honger was weer gestild.
Vandaag worden we wakker met de zon die fel in ons gezicht schijnt. Het is ineens warm en benauwd. En zelfs om acht uur aan het ontbijt vind ik het al veel te heet om in de zon te zitten. De temperatuur is meer dan tien graden gestegen en we zijn allebei wat kribbig van deze temperatuurwisseling. Ineens is het vermoeiend en irritant om in één van de kastjes te zoeken naar een theezakje, om te moeten wroeten in de voedselvoorraad om de muesli te pakken of om eerst de spullen van de koelkast af te halen en op de bank te zetten om de yoghurt uit de koelkast te kunnen pakken, om dan vervolgens weer de spullen terug te moeten leggen op de koelkast, zodat de bank vrij is om op te tillen en daar de oogdruppels onderuit te halen. Als we relaxed zijn is dat prima te doen, maar als we moe zijn dan kunnen zulke dingen een bron van ergernis zijn.
Het is tijd om verder te trekken en we nemen afscheid van de vijfsterren glamour camping. Bij een supermarkt even verderop gaan we boodschappen doen. Onze ergernis is nog niet verdwenen: de supermarkt is vol met mensen die net voor onze voeten lopen, die ons pad blokkeren als we iets willen pakken en die ons verhinderen om ergens bij te kunnen. Als Frans voor zijn dagelijkse koffieshot gaat, zit het terras vol rokers die ons humeur ook al niet verbeteren.
Met de airco aan rijden we een mooie route naar het Paklenica National Parc waar we de auto onder een boom parkeren en we de stoelen en tafel uitklappen voor een picknick bij een verkoelend riviertje. Ik maak een salade klaar, want ik snak naar iets gezonds na twee dagen voedsel uit blik. Door de rust in het park, de fluitende vogels, de felgekleurde vlinders die om ons heen fladderen, de koelte van het neerkletterende water raken we onze oververhitting weer kwijt. We genieten van de salade en maken daarna een wandeling langs de rivier met een klim naar Dasni Kuk. Kuk betekent hier top van de berg. Vanaf Dasni Kuk hebben we een fraai uitzicht over de grijze kalksteen rotsen van het natuurpark die torenhoog boven ons uitsteken met aan de andere kant de oceaan. Tijdens de beklimming voelen we wat regendruppels op ons neerdalen. We kijken omhoog en zien één zwarte wolk die precies boven ons hoofd gestationeerd lijkt in een verder blauwe lucht. Het blijft gelukkig bij een paar dikke druppels. Boven gekomen genieten we van het uitzicht. In de verte over de grote rotswanden komt een inktzwarte lucht ons tegemoet. We wandelen weer rustig terug naar de camper. Onderweg trap ik bijna op een slang die verdekt ligt opgesteld midden op het pad. Hij heeft dezelfde bruingrijze kleur als de stenen en de grond waarop hij ligt. Even denk ik nog dat het een grote hazelworm is, maar dan kijkt het serpent me recht aan en zie ik zijn gespleten tongetje heen en weer schieten. In een snelle beweging glijdt de slang naar de zijkant van het pad waar hij zich van de vijftig centimeter hoge rand laat vallen en in het struikgewas verdwijnt. Op de informatieborden had ik al gelezen dat hier veel slangensoorten wonen, die in bomen nestelen en zich van grote hoogte naar beneden kunnen laten vallen. Voorzichtig tuur ik omhoog naar het groene bladerdak. Ik hoop echt dat ik vandaag of morgen geen slang in mijn nek krijg.
Bij een bankje ontmoeten we twee Nederlanders die jaar in jaar uit naar het Paklenica National Parc op vakantie gaan en ieder pad inmiddels zo’n beetje kennen, ze geven ons een tip voor een mooie klimwandeling voor morgen. Ze vertellen dat ze op één van hun wandelingen gevolgd werden door een bruine beer. Dat was heel beangstigend. Ze stonden op het punt hun rugzak met eten af te gooien en zonder verder te gaan, toen de beer uiteindelijk afhaakte en verdween. Echt ontspannen is de wandeling niet meer geworden, vertelden ze lachend.
Op de borden langs het pad lees ik dat hier wolven, lynxen en inderdaad ook beren voorkomen. In de grotten huizen zeldzame vleermuissoorten en het bos is een paradijs voor vogels, slangen en vlinders die leven van de vele insecten. We zien zwarte vlinders met blauwe stippen, kleine blauwe vlinders en grote crèmekleurige vlinders met rode vlekjes.
Rond een uur of vijf komen we aan bij Kamp Igor, idyllisch gelegen aan een uitham aan zee. Het grauwe bord met de aankondiging van de camping en het afgebladerde lokethokje bij de ingang doen niet vermoeden dat dit een waar paradijsje is voor liefhebbers van rust en natuur. Een rust uitstralende oude dame spreekt ons in gebrekkig Duits aan en wijst ons de plekjes op de camping in de boomgaard achter haar huis. Vlak bij haar moestuin onder de schaduw van een vijgenboom vinden we een plekje op twee meter van de zee met uitzicht op een eilandje. Ik word hier zo blij van!
Niet lang na onze aankomst barst de hemel open; de zwarte lucht die al even boven het water hing laat haar water in grote hoeveelheden los. We doen even een powernap in de camper met uitzicht op zee. Als de lucht geklaard is, voelt het heerlijk fris aan en snuiven we de geuren op van de bloeiende bloemen uit de tuin. We brengen de avond door zittend onder een dekentje en de stralende sterrenhemel met uitzicht op zee. We voelen ons intens gelukkig.
Dag 24 – Wandeling naar Ramica Dvori
Vanwege de warmte staan we vroeg op en rijden met de camper naar de ingang van het Paklenica National Parc. Vandaag gaan we voor de wandeling door de kloof richting de berghut Ramica Dvori. De route begint met een pittige klim omhoog tussen de steile rotswanden. Na een half uurtje komen we bij Anica Kuk, een rotspartij die geliefd is bij klimmers. We kijken even hoe een jonge Brit aan de rotswand geplakt lijkt en stukje voor stukje omhoog klimt om zich vervolgens via de touwen weer omlaag te laten zakken naar zijn vriendin die op de grond het touw strak houdt.
Na het klimgedeelte gaat de route licht stijgend door het bos langs de rivier. Het is een makkelijk begaanbaar pad. We willen eigenlijk wel ergens picknicken maar we vinden nergens een geschikt plekje dus lopen we door tot we bij een eenvoudige hut komen. Het terras en de hut zijn verlaten, maar als we even verder kijken zien we een man die water kookt in een grote pan waar hij thee en koffie van zet voor ons.
Het pad wordt nu iets avontuurlijker. Kronkelend zoeken we een weg omhoog. Onverwacht houden de bomen op en komen we bij een open plek. We zijn in een kom met rondom ons de toppen van bergen. Nog even klimmen en dan zijn we bij een kleine, witte berghut waar de Kroatische vlag wappert. De eigenaar verwelkomt ons met eigen gebrouwen schnaps die we vriendelijk doch resoluut afwijzen. We bestellen iets van de kaart, maar de eigenaar haalt zijn schouders op en vertelt dat hij dat vandaag niet gaat klaarmaken voor ons, hij kan wel koffie en thee maken en hij heeft nog appeltaart. We gaan zitten op de houtblokken die als stoel fungeren en focussen op het prachtige uitzicht over het grijze stenen gebergte met groen beboste hellingen. Het duurt een hele tijd voor Janko de koffie en thee klaar heeft, maar wij vermaken ons met de rode kater die op tafel ligt te rollebollen en die geniet van onze aandacht. Wat een heerlijk plekje en wat bijzonder dat wij hier helemaal alleen zijn. Precies op het moment dat ik dat denk komen er twee bergwandelaars in zicht, die we langzaam omhoog richting de hut zien klauteren. Ze komen gezellig bij ons zitten en eigenlijk hebben we direct een klik. Al snel ontdekken we dat we veel overeenkomsten hebben: we zijn allemaal voor drie maanden aan het rondreizen, volgen ongeveer dezelfde route (met de boot naar Ancona, daarna door naar Corsica) en houden van wandelen en fietsen. Alleen Frans valt een beetje uit de toon met zijn paragliding…. We kletsen alsof we elkaar al jaren kennen; over burn-outs, de zin van het leven, de waarde van ziek zijn, reizen en nog veel meer. We wisselen adressen uit en wandelen samen terug naar het dal. Als we in Zürich nog een adresje nodig hebben voor een overnachting zijn we van harte welkom, maar waarschijnlijk gaan onze wegen zich tijdens de reis nog wel een paar keer kruisen.
Bij de camping aangekomen nemen we eerst een verfrissende duik in het water, daarna gaan we samen koken en eten. Moe maar voldaan gaan we slapen.
Dag 25 – Werken en wassen
We hebben besloten nog een dagje te blijven op deze fijne plek. Frans gaat aan het werk en ik speel voor wasvrouw. Via google translate communiceer ik met de oude dame van de camping en maak haar duidelijk dat ik graag gebruik wil maken van de wasmachine. Ik vraag of ze waspoeder heeft dat ik mag gebruiken. Ze knikt en komt even later met een busje waspoeder aanlopen dat ze in de wasmachine laat glijden, waarna ze een programma uitkiest en de wasmachine gaat draaien. Ik vraag hoe lang het ongeveer gaat duren, maar ze haalt haar schouders op en schudt haar hoofd. Nou ja, is natuurlijk ook helemaal niet belangrijk hoelang het gaat duren. We hebben de tijd aan onszelf.
We brengen de dag door met werken, bloggen, zwemmen, was ophangen, lunchen, opnieuw zwemmen, wederom werken en bloggen, de was verhangen, boodschapjes doen op de fiets, de was afhalen en opvouwen en eindigen de dag uiteindelijk met een heerlijke zelfgemaakte maaltijdsalade met een glas witte wijn met uitzicht op zee. Als de avond valt kijken we vanaf de pier naar de sterren en de bootjes op zee.
Dag 26 – Buenos Aires en slangen
Na het opstaan nemen we een frisse duik in zee en genieten nog eenmaal van deze fijne plek, nog even ontbijten en dan is het tijd om te vertrekken. Met het Velebit gebergte op de achtergrond rijden we langs grote blauwe meren die in woestijnachtige canyons liggen, die door hoge bruggen met elkaar zijn verbonden. Meer naar het zuiden wordt het landschap glooiend groen met dorpjes met rode daken. Rond een uur of elf komen we aan bij het natuurpark van de Krka watervallen bij Roski Slap. Het natuurpark is zo’n honderdtwintig kilometer groot en we zijn nu bij de noordkant van het park. Hier begint de Krka rivier aan zijn val naar beneden. Of eigenlijk moet ik zeggen de vele kleine trapjes die het water naar beneden gaat: ‘the necklace’ noemen ze dat hier. Vissen en andere onderwater dieren zetten organisch materiaal af op het travertin, dat zodoende barrières vormt voor het water. Hierdoor ontstaan verschillende bassins gevuld met water, die door de tijd heen veranderen van vorm. Tot vorig jaar mocht je zwemmen in deze bassins en onder de watervallen gaan staan, maar om de kwetsbare bodem te beschermen mag dat niet meer.
Ik heb altijd een ambivalente relatie met slangen gehad. Als kind had ik vaak nachtmerries over slangen, die me in mijn dromen onverwacht aanvielen en die over me heen kronkelden. Maar in de dierentuin werd ik steevast door deze reptielen aangetrokken, ze fascineerden me en ik weet nog dat ik op de lagere school tot afschuw van mijn vriendinnetjes een spreekbeurt over slangen heb gehouden. Hier in Kroatië leven veel soorten slangen en we zijn er ook al heel wat tegengekomen, in alle kleuren en maten, meestal opgaand in hun omgeving, soms vlak voor onze voeten op het wandelpad. Eén keer kon ik Frans nog net tegenhouden anders was hij op een kleine zwarte slang getrapt die voor ons tussen de stenen op het pad lag. Soepel en sierlijk gleed hij rustig de berm in. Een andere keer zagen we een slang in een boom liggen, dit was een vrij groot gestreept exemplaar waarbij ik direct moest denken aan de slang uit het jungle boek dat ik als kind wel honderd keer heb gelezen. Deze slang probeert Mogli, de in de jungle opgegroeide jongen, als lekker hapje te verschalken door hem te hypnotiseren. Wij keken naar de slang, maar het was duidelijk dat de slang ook naar ons keek. Zijn ogen waren strak op ons gericht, terwijl hij als een bos touw op een tak lag. Ineens kwam er beweging in zijn opgerolde slangenlijf en gleed hij via de stam omlaag. Ik was zo geobsedeerd door zijn ogen, dat ik geen foto durfde te maken. Het was vast niet zijn bedoeling om ons aan te vallen, maar ik vertrouwde hem voor geen meter. We zagen ook minder enge exemplaren, slangen zo dun als mijn ringvinger, die rustig voor onze voeten weg kronkelden. Tijdens een van de wandelingen was Frans niet zo lekker en deed hij even een dutje op een bankje, terwijl ik door het park langs de rivieren en de watervallen dartelde, toen ik een slang zo dik als de band van een mountainbike halverwege op het pad zag liggen. Het grootste deel van zijn lijf lag opgerold in het gras, maar zijn kop lag midden op het pad en hij zag eruit alsof hij klaar lag om een lekker hapje te verschalken door met één flitsende beweging naar voren te komen. Ik was bang dat hij mijn blote been zou uitkiezen om in te bijten als ik er langs op zou lopen. Ik durfde er niet langs. Een aantal eindeloos lijkende minuten wachtte ik, terwijl de slang en ik elkaar nauwlettend in de gaten hielden. Toen draaide het serpent zijn kop van me af en maakte ik van de gelegenheid gebruik om snel verder te lopen. En dan was er nog de keer dat ik mijn voeten in het verkoelende water van een beek wilde hangen en Frans me net op tijd attendeerde op de slang in het water. Ondanks de slangen is het een genot om hier te wandelen langs het helder blauwe water waar we de vissen zien zwemmen, de kleurige vlinders en libellen zien fladderen en de kikkers horen kwaken.
Eind van de middag rijden we richting het plaatsje Stradin. De weg kronkelt door de bergen omhoog en omlaag. Aan de kant van de weg zie ik drie fietsers staan; twee mannen en een vrouw. De vrouw hangt voorover gebogen over haar fiets. Impulsief steek ik een duim omhoog naar één van de mannen, terwijl ik hem vragend aankijk, ik heb het gevoel dat ze hulp nodig hebben. De man maakt een gebaar waarbij hij met z’n handen draait, het lijkt zo iets te betekenen als ‘niet echt goed, maar ook niet heel slecht’. Het is een smalle weg en voor we het weten zijn we de fietsers voorbij gereden. Wanneer we even later bij een rotonde komen, denken Frans en ik hetzelfde: we rijden terug naar de fietsers om te kijken of we hen kunnen helpen. De fietsers staan nog in dezelfde positie. Ik parkeer de auto zo goed als het gaat in de berm en Frans stapt uit om te vragen wat er aan de hand is. De dame is uitgeput door de warmte en gebrek aan water en eten. Ze waren naar de watervallen gefietst in de veronderstelling dat daar iets te eten en drinken zou zijn, maar dat was er niet. We bieden de vrouw een lift aan en ze neemt plaats op de achterbank tussen de paragliders van Frans. Met behulp van aanwijzingen van de mannen draai ik de bus op de smalle bergweg, we steken een hand op naar de mannen die hier zullen wachten op ons tot we terug komen om de fiets van de dame op te halen en rijden richting Stradin. De vrouw die van onze leeftijd is, vertelt dat ze met haar man en haar zoon aan het fietsen is, maar dat ze thuis in Buenos Aires nooit fietst. Haar zoon werkt in Engeland en zij en haar man zijn gisteren aangekomen in Kroatië om hem te ontmoeten. Wij vertellen dat we wel eens in Argentinië en Buenos Aires zijn geweest. In Stradin zetten we de vrouw, die heel blij en dankbaar is voor de lift die wij haar hebben aangeboden, uit de auto. Daarna droppen we onze fietsen en keren weer om richting de mannen, die nog langs de kant van de weg staan te wachten. We plaatsen de fietst van de vrouw op onze fietsendrager en vragen de oudere man of hij ook mee wil rijden, want we hebben plaats voor twee fietsen, maar hij wil met zijn zoon mee fietsen verzekerd hij ons. De vrouw staat nog te wachten bij onze fietsen en we maken nog een praatje voor we afscheid nemen.
We vinden een kleine, grappige, hippie camping. Het sanitair is basic, maar is overal opgeleukt met geschilderde bloemetjes, er is een keukentje en een terras waar je gezellig kan zitten met je eigen gemaakte brouwsels. En er is een poortje met daarop een uitnodigend ‘welkom’ geschilderd. De ligging van de camping is geweldig: op loopafstand van een supermarkt, van restaurants, van het strand en van de ingang van het park naar de Krka watervallen.
Wanneer we het rustieke plaatsje Stradin in wandelen, treffen we op een terras de twee mannen en de vrouw uit Buenos Aires. Ze nodigen ons uit voor een drankje en al snel wisselen we verhalen, reiservaringen en gegevens uit over het leven in Nederland en Argentinië. Het is erg gezellig. We wisselen onze adres gegevens uit en zijn van harte welkom om op bezoek te komen als we in Buenos Aires zijn. Dat is het leuke van reizen; je treft overal leuke mensen.
Onze magen rammelen als we bij restaurant Toni neerstrijken voor een risotto met zeevruchten en een lapje vlees. Ik neem er een glas witte wijn bij en we toosten samen op het mooie leven dat we mogen leiden.
Dag 27 – Stradinsky Buk
We staan vroeg op om de eerste boot naar de watervallen te nemen. Om kwart voor acht staan we bij de haven om in te checken bij het bootje dat ons naar de ingang van het park zal brengen. Ik geniet van het boottochtje over het Kozach meer en de Krk rivier, het blauwe water, het wuivende riet, de grijsgroene bergen op de achtergrond. Als één van de eersten betreden we het park waar we vandaag de Stradinsky Buk watervallen gaan bekijken. Het mooiste deel van het park vind ik de houten vlonders die over de watervallen zijn gelegd, waardoor je over het vallende water wandelt. Het travertin is geelbruin en steekt fel af tegen het groenblauwe water met zijn witte schuimkoppen. Het is nog heerlijk rustig in het park en we staan soms wel tien minuten bij een waterval te kijken voordat er weer een paar mensen aankomen. Rond twaalf uur wordt het druk met groepen en besluiten we terug te wandelen naar de camping. Eerst houden we nog een picknick met uitzicht op de grote waterval, daarna lopen we langs het blauwe water van de Krka rivier terug. Het is nog best een eind, de zon brandt op ons hoofd en ik bedenk dat we vergeten zijn om zonnebrand mee te nemen. Hopelijk verbranden we niet al te erg. Bij het strand aangekomen nemen we een verkoelende duik in het water. Heerlijk! ’s Middags houden we siësta en eind van de middag wandelen we Stradin in om te gaan eten bij een visrestaurant. De ober laat ons een schaal vissen zien met de ‘catch of the day’ waar we een keuze uit mogen maken. We kiezen een grote grijze vis, die we samen delen en die op een grote schaal geserveerd wordt samen met een saus van boter met heel veel knoflook. Wijntje erbij en smullen maar! Even later zien we Beat en Brigitta die we in het Velebit gebergte hadden ontmoet voorbij wandelen, we nodigen hen uit voor een drankje. Zij zijn op het eiland Pag geweest en hebben de ‘Moonwalk trail’ gelopen waar ze erg van onder de indruk zijn. Een buitenaards landschap zonder enige begroeiing maar knalblauwe meren. Grappig hoe je elkaar telkens weer tegenkomt.
Dag 28 – Langs de Dalmatische kust
We verlaten de hippie camping en rijden richting het zuiden. Via de snelweg rijden we naar de mondaine stad Split, die we links laten liggen. De wegen in Kroatië zijn meestal goed en de tolwegen zijn erg rustig. We tuffen op ons gemakje door eindeloos groen beboste hellingen zonder enige bebouwing. De bomen en struiken zijn nu nog groen, maar hoe zal dat er over een maand uitzien? De vrouw van de camping vertelde me dat mei een regenmaand is, halverwege de maand slaat het weer om en dan valt er tot half augustus geen druppel regen meer. Rond vijftien augustus regent het altijd drie dagen. Ik ben verbaasd over zo’n nauwkeurig klimaat. We hebben de weeromslag meegemaakt, de eerste week was het fris met de bora en de regenbuien, nu is het te warm om overdag echt actief te zijn. We zijn er al aan gewend om vroeg op te staan en ’s middags een siësta te houden, dragen altijd een hoedje tegen de hitte. ’s Ochtends schieten we een shirtje met een korte broek aan, we hoeven niet na te denken om een trui of jas mee te nemen, het blijft heerlijk van temperatuur tot ’s avonds laat. Op de campings zoeken we de schaduwplekken uit, de medicijnen van Frans zitten in een thermobag die we onder de bank opbergen, zodat deze zo koel mogelijk blijven. We mijden de zon zoveel mogelijk.
Wat valt ons op in Kroatië? De reclame voor tandartsen, in iedere wat grotere plaats staan reclame borden voor een stalende lach bij de dentist, dat je je kleding bij het douchen buiten moet ophangen en dat ze het hier heel gewoon vinden dat je je dan buiten de douche aankleedt, de prachtige bloementuinen met fleurige en geurige bloemen en struiken,(vooral jasmijn, rozen, bougainville), dat ze hier bij de meeste restaurants als je naar het toilet gaat geen slot op de deur hebben (ik vind dit heel ongemakkelijk, probeer dan met één hand de deurklink tegen te houden mocht er iemand ineens de deur willen openen), de obers die in de horeca werken erg vriendelijk zijn en het leuk vinden een praatje te maken, vooral als je je best doet om een paar woordjes Kroatisch uit te spreken.
Op weg naar Dubrovnik moeten we door een klein stukje Bosnië-Herzegovina. Bij de douane moeten we onze paspoorten en autopapieren laten zien. Frans wil een grapje maken tegen de douanebeambte maar ik knijp hem in zijn arm; geen grapjes sis ik hem toe, want de douane kijkt uiterst serieus en geconcentreerd en ik ben bang dat hij de grapjes van Frans niet gaat begrijpen. Hij schudt even zijn hoofd en het lijkt erop dat er iets mis is, maar even later mogen we toch door rijden. In Bosnië zien we ineens cyrillisch schrift op de borden. Er lopen een paar vrouwen met hoofddoeken om. Het lijkt of we ineens in een andere wereld zijn terecht gekomen. Kroatië weer in gaat gemakkelijk. De snelweg is verdwenen. We rijden nu vlak langs de zee over een weg met veel bochten die uitzicht geeft over de prachtige Dalmatische kust met zijn vele eilanden en heuvelachtige achterland. De bergen worden steeds grilliger en kaler, alleen nog bedekt met kleine plukjes groen. De kustlijn is ook grillig met vele baaien en inhammen waar we omheen kronkelen. Langs de weg staan fruitstalletjes met vers geperst sinaasappelsap; we zijn in een vallei met sinaasappelbomen en geïrrigeerde akkers met tuinbouw.
Als we Dubrovnik naderen rijden we langs een haven waar enorme cruiseschepen liggen aangemeerd. Het verkeer is hier hectisch en Frans moet al zijn concentratie gebruiken om ons veilig door de stad te loodsen. We rijden afwisselend. Toen ik last had van mijn nek reed Frans en toen Frans last had van zijn oog reed ik. De lamme en de blinde die elkaar helpen, grapten we tegen elkaar. Er is maar één camping in de hele omtrek van Dubrovnik te vinden. Dus koersen we af op camping Solitudo gelegen in het stadsdeel Babin Kuk. De camping is niet geweldig maar we vinden een plekje in de schaduw, er is op loopafstand een restaurant, een supermarktje en een strand. En we kunnen morgen met de stadsbus naar de oude stad. Op de één of andere manier had ik verwacht dat dit deel van Kroatië, zo ver naar het zuiden, wat armoediger zou zijn dan het noordelijke deel, maar niets is minder waar. Het is hier een stuk duurder en het strand is mondain, met hippe barretjes, strandbedjes en luxe bedden met baldakijn. Op een romantisch plekje op de rotsen zien we de zon in de zee zakken.
Dag 29 – Dubrovnik
We pakken rond acht uur de bus naar de oude stad. Dubrovnik is een vestingstad uit de Italiaanse bloeiperiode met een stadsmuur die nog volledig in tact is en waarover je een prachtige wandeling om de hele stad kan maken. Vanaf de muur heb je uitzicht op de roodoranje daken, de diepblauwe zee, de haven met scheepjes en de vier forten die de stad omlijsten. Het is zo sfeervol. Zo mooi intact. De stenen huizen met groene vensters, de glad gesleten stenen op de straat, de paleizen, de kerken en torens, de rode daken, de vele trappen en steile steegjes met wapperende was aan de lijn, de binnentuinen met geurende struiken, de kloosters met patio’s en zuilengalerijen, de gezellige terrasjes met uitzicht op de haven, geen wonder dat Dubrovnik op de lijst van Unesco werelderfgoed staat. En dat de serie Game of Thrones Dubrovnik als decor heeft uitgekozen.
We genieten van een maaltijdsalade op één van de mooiste plekjes van de stad. We zitten in de schaduw met uitzicht op de bootjes die dobberen in het blauwe water met op de achtergrond de stadsmuur, het gemeentehuis en het fort. Rond een uur of één zijn we moe van alle indrukken, de warmte en de drukte en gaan we terug naar de camping voor een siësta. Even een tukkie doen, lekker douchen, wat eten en dan terug naar de stad om de zonsondergang te zien en een indruk te krijgen van Dubrovnik by night. ’s Avonds is de stad sprookjesachtig verlicht, stelletjes dineren bij kaarslicht, nippen aan een cocktail op een terrasje op de rotsen aan zee of likken aan een ijsje terwijl ze door de met lantaarns verlichte straat flaneren.
Dubrovnik; zeker één van de mooiste steden die ik heb gezien.
Een beetje weemoedig zwaaien we de laatste deelnemers van de paragliding week uit. We moeten weer even onze draai vinden nu we weer met z’n tweetjes zijn en de vaste structuur van de lesweek ontbreekt. Wat zullen we vandaag eens gaan doen?
Frans heeft gisteren van een paraglider uit de buurt gehoord dat het vandaag een goede vliegdag zal worden, dus besluiten we nog een dagje in Lijak te blijven. We tuffen de berg op naar de startplek waar ik Frans achterlaat voor een hopelijk lange en veilige vlucht. Zelf rijd ik de bus naar de parkeerplaats in Solkan waar ik de fiets van de camper til om het fietspad dat ik van de week al een klein stukje heb verkend nu helemaal te fietsen. Af en toe stop ik om te kijken waar Frans zich bevindt; of hij nog in de lucht hangt of al ergens is geland. Ik fiets het hele stuk naar het dorpje Plavé waar ik net voor een steile klim weer omkeer. Eind van de middag hijs ik met enige moeite de fiets weer op de fietsendrager en rijd naar de landingsplek van de paragliders om te kijken of ik Frans ergens kan spotten. De timing is perfect: wanneer ik bij de landing aankom heeft Frans zijn scherm net weer veilig aan de grond gezet. Zittend in het weiland drinken we een glas koele cola terwijl we elkaar bijpraten over de ervaringen van onze fiets- en vliegtocht.
Frans heeft contact gemaakt met twee aardige Poolse piloten. Ze zijn samen opgevlogen en hebben elkaar de beste thermiek spots aangewezen. Frans heeft tweeënhalf uur in de lucht gehangen en heeft ongeveer dertig kilometer gevlogen. De wind bleek te sterk om tegen in te vliegen, waardoor een grotere tocht er niet in zat. We bieden één van de Poolse piloten een lift aan naar de top van de berg waar zijn auto geparkeerd staat. Dat betekent voor ons zo’n veertig minuten omrijden, maar het is een goede gewoonte van paragliders onder elkaar om elkaar te helpen, dus dat doen we graag. Terwijl we omhoog rijden praten de mannen over de beste manier om tijdens een lange vlucht te plassen. Er zijn twee kampen: de luierdragers en de plascondoomdragers. Nadeel van de luier kan zijn dat het na verloop van tijd koud wordt. Net zoiets als dat je als kind in bed plaste en het na een uur koud werd. Een plascondoom zit minder comfortabel. Beide mannen zijn het er over eens dat je een drempel over moet om te durven plassen of je nu een luier of een condoom draagt.
Bij een grote, moderne supermarkt doen boodschappen voor de komende dagen en dan maken we een maaltijd in de camper. Ook wel weer eens lekker om niet uit eten te gaan.
Dag 14 – Hravatska
We worden wakker met de zon en een gevoel van vrijheid. Geen tijdschema’s meer. We ontbijten met gebakken ei, spek en tomaat in een lekker zonnetje met uitzicht op de bergen. We drinken nog een kopje koffie bij de eigenaresse van de camping alvorens we naar een guesthouse in een nabij gelegen dorpje rijden. We gaan onderzoeken of dit guesthouse geschikt is als onderkomen voor de paragliding groep voor volgend jaar. Op de camping missen we – vooral bij slecht weer – een gezamenlijke ruimte. Als we bij het guesthouse aankomen is alles gesloten, maar even later zien we iemand lopen en na een korte uitleg krijgen we een rondleiding door het pand met achttien slaapplekken, een gezellig restaurant, een terras en een aparte ruimte waar we als groep kunnen samenkomen. Enthousiast sturen we foto’s door naar de leden van de Maurikparagliding crew, die inmiddels weer in Nederland zijn aangekomen.
Ik ben van Slovenië gaan houden. Het mooie landschap, de dromerige dorpjes, de eenvoudige eethuisjes en de rustige bevolking. De paar woordjes Sloveens die ik heb geleerd, dobredösli (welkom), dobre dan (goedendag) en hvala (bedankt) kunnen weer terug in een laadje in mijn brein, want vandaag gaan we naar Kroatië waar de taal net weer even anders is. De Slavische talen zijn lastig uit te spreken voor ons met soms wel vijf medeklinkers op een rij. Het is regenachtig en de bergen zijn in nevel gehuld als we richting de Kroatische grens gaan. Via een glibberige bergpas rijden we door een verlaten landschap als we vrij onverwacht bij een douanepost komen: welkom in Hravatska ofwel Kroatië! De vrouwelijke douanebeambte bekijkt onze paspoorten en vraagt waar we naartoe gaan. Ze zegt lachend tegen me dat we er zo ‘excited’ uitzien en wenst ons een fijn verblijf.
Ongemerkt is het landschap veranderd van frisgroen naar mediterraan groen, van beukenbomen naar sparren en olijfbomen. De bodem is stenig en roestbruin van kleur. Van grote hoogte kijken we neer op de Adriatische zee. In de diepte ligt de stad Reijka met zijn rode daken, de oceaan is blauw met vele eilanden die met imposante bruggen met elkaar zijn verbonden.
Ik vind dat de camper niet lekker op de weg ligt; het stuur trilt en ergens zit een hobbel bij de banden. Toen ik bij een steile helling naar beneden moest stoppen voor een verkeerslicht sprong de ABS erop, daar ben ik wat van geschrokken. Daarom controleren we bij een benzinepomp de bandenspanning, maar die lijkt goed. We vinden niets vreemds en concluderen dat het waarschijnlijk het wegdek is geweest. Via een brug bereiken we het eiland Krk. Ik heb een minicamping uitgezocht vlak bij het middeleeuwse stadje Krk waar het eiland naar is genoemd. De gastvrouw geeft ons een warm welkom en we zoeken een plekje onder de olijfbomen met uitzicht op een tuin en een huis in aanbouw.
We wandelen via steile straatjes en het kleine dorpje Skrpici naar zee. We vinden er een lieflijke baai met rotsen en een cafeetje. Het helder blauwe water nodigt uit om te zwemmen, maar vanwege mijn keelpijn en een hardnekkige hoest besluiten we dat niet te doen. Eén van de paragliders heeft van de week de hele groep aangestoken; aan het eind van de week had iedereen last van een zere keel en kriebelhoest. Bij de zelftest dacht ik nog even dat ik corona had toen er een streepje bij de c verscheen. Op de verpakking las ik gelukkig dat de c niet voor covid, maar voor controle stond en zeer waarschijnlijk betekent dat ik niet besmet ben met het coronavirus.
Dag 15 – Op de fiets naar Krk
Het eerste uur na het ontwaken rochelen en hoesten we als een stelletje bejaarden met rokerslongen, als we eenmaal wat slijm hebben opgehoest gaat het beter. We voelen ons verder niet ziek, dus besluiten we de tien kilometer naar het stadje Krk op de fiets af te leggen. De gastvrouw heeft ons wel gewaarschuwd dat dat zonder elektrische fietsen een uitdaging zal zijn vanwege het heuvelachtige karakter van de weg. De eerste vier kilometer zijn bergop, daarna volgt een zes kilometer lange afdaling naar het aan zee gelegen Krk.
De zon brandt fel, maar er waait een koude, noorden wind, de Bora, waardoor de temperatuur niet boven de twintig graden uitkomt. Na vier kilometer klimmen bereiken we het gehuchtje Vrh waar we op een stenen muurtje even uitpuffen voordat we aan de lange afdaling beginnen. Het is een kleine, smalle maar toch wel drukke weg. Gelukkig houden de meeste auto’s een prettige afstand aan om ons te passeren. In Krk parkeren we onze fietsen en gaan op zoek naar de Zagrebski Banka om Kroatische Kuna’s te pinnen. Hadden we even niet aan gedacht dat ze in Kroatië pas volgend jaar de Euro introduceren en nu nog betalen met de Kuna. Bij campings, restaurants en supermarktjes moet contant worden betaald. Een basisvoorraad Kuna’s is dus handig.
We picknicken op een bankje in een parkje met heerlijk geurende struiken en uitzicht op het haventje met plezierjachten, daarna dwalen we wat door het middeleeuwse stadje met uitgesleten stenen trapjes, oude stadsmuren, kerken en torens.
We verzamelen moed voor de zeven kilometer lange klim naar Hvr, waarin twee echt steile stukken zitten die mijn benen doen verzuren en waardoor ik hijgend als een paard bovenkom. Bij de afdaling bedenk ik bewonderend dat we dit hele stuk vanochtend zonder al te veel problemen hebben beklommen. Dat hebben we toch maar mooi gefikst. Nog even een duik in het zwembad en dan lekker warm douchen.
’s Avonds eten we bij de pizzeria van Skrpcici pasta, pizza en salade. In de camper kijken we samen naar een aflevering van Boer zoekt vrouw.
Dag 16 – Werk en water
’s Ochtends lees ik lekker in mijn boek, was de fietsbroeken uit, doe de afwas en maak een praatje met de gastvrouw van de camping en wat andere campinggasten, terwijl Frans achter zijn laptop wat werk verricht voor een aantal klanten van hem.
Halverwege de middag fietsen we naar zee waar we ons installeren op een rots met uitzicht op zee en het eiland Cres. Ditmaal duiken we wel in het helderblauwe water dat veel kouder is dan het eruit ziet en ons naar adem laat happen. De duik is verfrissend maar slaat op mijn longen. De rest van dag ben ik wat benauwd. We sluiten ons verblijf op dit idyllische strandje af met een drankje op een schommelstoel onder een parasol met uitzicht op de baai.
Dag 17 – Vrbnic
Via internet kopen we kaartjes voor het Nationale Park van de Plitvice meren die we morgen willen bezoeken. We pakken de spullen in, nemen afscheid van de hartelijke gastvrouw, doen boodschappen bij een grote supermarkt waar Frans nog even voor telefonische helpdesk speelt voor één van de zijn klanten en koersen dan naar het stadje Vrbnic dat op een heuvel aan zee ligt. We parkeren de camper beneden op een onverhard parkeerterrein en klimmen omhoog langs velden met wijnranken naar de smalle straatjes van Vrbnic vanwaar we een fraai uitzicht op zee hebben. In de verte zien we het vaste land met het rotsige Velebit gebergte liggen. Vrbnic ligt in de wijnstreek van het eiland Krk en staat bekend om de smalste straat van Europa: deze smalle doorgang is zesenveertig centimeter. Ik pas er nauwelijks doorheen.
Via een vers geasfalteerde weg klimmen we omhoog door het Velebit gebergte, daarna rijden we door vele tunnels het binnenland in, waarbij het landschap als we één van de tunnels uitkomen plotsklaps is veranderd in een sappig groen weidelandschap met bloeiende appelbomen. We passeren verlaten dorpjes met kapotgeschoten huizen vol kogelgaten en afgebrande kerkjes; een trieste nalatenschap van de oorlog die in de jaren negentig in de Balkan woedde. Hier op de grens tussen Kroatië en Bosnië-Herzegovina is heftig gevochten. Het kustgebied is modern, er staan grote huizen, maar hier in het gebergte is het veel armoediger. We zien kleine huisjes, smoezelige kindjes die op de stoffige grond zitten te spelen en moeders die de roodbruine aarde van hun moestuintjes bewerken. Schapen, honden en geitjes lopen op de weg. Onze navigatie geeft aan dat we de laatste vijftig kilometer in iets meer dan anderhalf uur zullen afleggen. Ik vraag me af hoe het mogelijk is dat we in zo’n desolaat landschap rijden met zo’n klein, slingerend weggetje terwijl de Plitvice meren in het hoogseizoen zo’n vijftienduizend bezoekers per dag ontvangen, die met busladingen tegelijkertijd worden aangevoerd. Er moet ergens een grotere weg lopen, want ik kan me niet voorstellen dat al die mensen via deze route worden geleid. Ik ben wel blij dat onze navigatie ons op dit mooie spoor heeft gezet. De laatste dertig kilometer door het National Park de Plitvice zijn echt prachig: een bochtige weg waar je niemand wil tegenkomen door frisgroen bladerdek met overal stromende beekjes en watervallen.
Autocamp Korana is een aparte camping; overal heuvels met sappig gras en picknick bankjes, alsof je je camper midden in de natuur hebt staan. Vogeltjes fluiten er uit volle borst en pikken de broodkruimels vlak voor onze voeten weg. We dineren op een picknick bank die op een heuveltje staat met uitzicht op het bos. Toch is onze stemming wat somber, want Frans heeft last van zijn oog. Sinds zaterdag wordt zijn zicht langzaam minder. We hebben al een paar keer contact gehad met de oogarts waar hij onder behandeling is en overwegen om terug te gaan naar Nederland.
Dag 18 – Plitvice meren
Meer dan dertig jaar geleden zijn Frans en ik op vakantie geweest naar het toenmalige Joegoslavië waarbij we ook de Plitvice meren hebben bezocht. Sindsdien staan de Plitvice meren op mijn verlanglijstje om nog eens te bezoeken en vandaag is het dan zover. We hebben kaartjes gekocht waarmee we tussen acht en negen uur ’s ochtends het park in mogen. Om iets voor achten melden we ons bij de entree. Het is een rustige dag vandaag en het eerste uur hebben we de watervallen en meren helemaal voor ons alleen. In het karstgesteente zijn twaalf meren uitgesleten die door watervallen met elkaar zijn verbonden. Via paadjes langs de oevers van de meren en via houten vlonders wandelen we langs en over het azuurblauwe water. Het ene meer is nog mooier dan het andere, de ene waterval nog spectaculairder dan de vorige. Uren lopen we verwonderd door zoveel natuurpracht rond. Af en toe pauzeren we op een boomstronk om de natuur op ons in te laten werken en om wat te eten en te drinken. Op één van de vlonders staan we ineens oog in oog met degene die Frans en de Maurikcrew heeft gefilmd voor Omroep Gelderland en haar dochter. Wat een toeval. Hoe groot is de kans dat je hier vandaag op deze plek een bekende tegenkomt? We kletsen even wat bij en maken foto’s van ons viertjes en lopen weer door. Niet veel later herhaald zich het tafereel. Frans houdt zijn pas in, de vrouw die ons met haar dochters tegemoet komt eveneens, ‘hé dat is lang geleden’ wordt er geroepen. De dochters en ik staan er wat verdwaasd bij. Frans en de vrouw kennen elkaar van het werk en wisselen nieuwtjes uit. Na tien minuutjes wandelen we weer door. Tweemaal een toevallige ontmoeting op één dag bij de Plitvice meren in Kroatië.
We blijven tot vijf uur in het park. Dan hebben we echt wel alle meren gezien, langs bijna alle oevers gewandeld en zijn we met een elektrische boot het Kozjak meer over gestoken. Moe maar voldaan rijden we terug naar ons kamp waar we een potje koken en nagenieten van deze bijzondere dag.
Het interieur van het sanitair gebouw ziet er met zijn geelgestreepte tegels uit alsof het nog uit het Tito tijdperk stamt. Er lopen voortdurend twee dames rond die met een zwabber de vloer schoonhouden en voor de deur ligt een badhanddoek waarop je je voeten mag vegen voordat je het gebouw binnen gaat. ‘Wie bedenkt nu zoiets?’, vraagt Frans zichzelf af, terwijl hij de vaat in de diepe bak zet die bedoeld is om in af te wassen. De bak is zo diep dat je zwaar voorover moet bukken om bij je borden en mokken te komen, het water komt met zo’n kracht uit de kraan dat alles inclusief de afwasser kletsnet wordt. Terwijl we de afwas doen komen de dames met de zwabber langs om de vloer die wij nat hebben gespetterd weer te drogen. Bij de douches is het de bedoeling dat je al je kleding en je handdoek buiten aan haakjes hangt. In de douche zelf is daar geen ruimte voor. Ik zie naast mij al een fleurig slipje en een trui aan de haak hangen. Wanneer ik de douche aanzet, krijg ik direct een forse koude straal in mijn gezicht, daarna gaat de douchekop die los hangt een eigen leven leiden. Met een draaiende beweging spuit het water hard tegen de achterwand en zelfs over de deur heen naar buiten. Maar uiteindelijk blijkt het de lekkerste douche te zijn die ik in lange tijd heb gehad, met zo’n ouderwets lekkere harde straal en heerlijk warm water. Nu even niet aan het milieu denken, maar alleen aan mezelf.
Dag 19 – Tomografie
Frans heeft een onderzoek voor zijn oog nodig. In eerste instantie wilden we daarom vandaag terug naar huis rijden, maar Frans kwam op het idee om zijn oog in Kroatië te laten onderzoeken. De oogarts in Nederland vond dat een goed idee mits we haar op de hoogte brengen van de uitkomsten van het onderzoek. Terwijl Frans rijdt zoek ik via Google Translate op wat oogarts is in het Kroatisch, op basis hiervan ga ik zoeken op internet naar een oogarts in de buurt van Zadar. Al vrij snel vind ik een kliniek die gespecialiseerd is in de behandeling van staar, een soortgelijke kliniek als waar Frans in Nederland onder behandeling is. Op een parkeerterrein trekken we onze nette kleding aan, doen even een schietgebedje dat we bij een deskundige arts terechtkomen en stappen op goed geluk de kliniek binnen. We houden er rekening mee dat we voorlopig niet geholpen worden en misschien ergens volgende week een afspraak kunnen maken voor onderzoek. We leggen ons probleem voor aan de dame van de balie. Ze begrijpt dat we een onderzoek van het rechteroog van Frans willen. Helaas is de arts vandaag naar een congres en maandag heeft hij de hele dag operaties. Ze verwijst ons naar de spoedeisende hulp van het algemene ziekenhuis een eindje verderop. Dat lijkt ons geen goede optie. Ik vraag of er misschien nog ergens een oogarts in Zadar te vinden is. Ze denkt even na en begint dan te glimlachen, pakt de telefoon en loopt weg. Even later komt ze terug met een briefje met een naam en adres. Dit is dokter Maria, ik heb haar net gebeld en u kunt nu bij haar terecht. Springend van blijdschap schudden we haar hand en bedanken haar hartelijk. Dan rijden we naar het opgegeven adres. Ik denk aan de oogartsen in Nederland waar je echt niet zonder afspraak terecht kunt, wel een beetje vreemd dat deze arts blijkbaar zo weinig te doen heeft dat we zomaar direct langs kunnen komen. Ik hoop maar dat het een deskundig iemand is. Het kleine gebouw waar de oogarts is gevestigd ziet er fris en modern uit. We melden ons bij de balie en worden door een vriendelijk meisje geholpen. Ze verontschuldigt zich dat de oogarts nog even bezig is, er zijn wat computerproblemen. Verder bedankt ze ons dat we naar hun praktijk zijn gekomen. Ik heb direct vertrouwen in Marije Kalensi Colega, ze is een rustige, fris uitziende arts, die eerst het zicht van het oog onderzoekt en dan vraagt of ze een tomografie van het oog mag maken, omdat ze verwacht dat er vocht in de macula, het centrale deel van het netvlies zit, waardoor het zicht wordt vertroebeld. De apparatuur is splinternieuw en nog niet gebruikt, vertelt ze. Ze is net voor zichzelf begonnen en zit nog in de opstartfase, hiervoor heeft ze jaren in het algemene ziekenhuis en in de kliniek waar we eerst waren gewerkt. Ze toont ons op de computer de beelden van het onderzoek, er zit inderdaad vocht in de macula dat er niet hoort. Het is geen acuut probleem maar moet wel binnen een paar dagen worden behandeld dan heeft het goede vooruitzichten op genezing. Ze schrijft ons druppels en pillen voor en vertelt dat we naar een netvliesspecialist moeten om het verder te laten behandelen. We danken haar hartelijk en nemen het rapport van het onderzoek en het beeldmateriaal in ontvangst. Frans belt met de oogarts in Nederland om te overleggen. Het blijkt niet nodig om terug te keren naar Nederland, het oog kan met druppels worden behandeld. In eerste instantie willen we de oogdruppels uit Nederland laten overkomen en laten bezorgen via DHL bij de camping. Daarom kiezen we een grote camping uit met een receptie die we inlichten dat er binnenkort een pakketje voor ons uit Nederland komt. Maar de oogarts belt terug, er is overleg geweest en de medicijnen die de Kroatische arts heeft voorgeschreven zijn goedgekeurd en kunnen we ter behandeling van het oog gebruiken. Het is bijna vijf uur in de middag als we net voor sluitingstijd de apotheek binnenlopen om de oogdruppels te kopen. Een uurtje later zitten we in de camper bij te komen van alle acties en onverwachte wendingen van vandaag. Ongelooflijk. Het is ons gelukt. In één dag een oogarts gevonden, een goede diagnose gekregen en de juiste medicijnen. En het allerbelangrijkst: een goede kans op volledig herstel van het oog. Vanochtend wilden we nog terugkeren naar Nederland, nu kunnen we weer plannen maken voor het vervolg van de reis. De onzekerheid over de ernst van de klachten van het oog van Frans had de laatste dagen als een soort zwaard van Damocles boven ons hoofd gehangen.
Dag 20 – Zeeorgel
Vanuit de camping wandelen we naar de oude binnenstad van Zadar. Vannacht heb ik keelpijn gekregen en ik ben wat rillerig. Terwijl iedereen om me heen in shirtjes met blote mouwen over straat gaat, draag ik mijn donsjas met een sjaal om mijn hals. Ik heb het koud.
Zadar is een stad met glad afgesleten marmeren stenen, ronde stadpoorten, oude stadsmuren en stamt uit de Romeinse tijd. Er is een archeologisch museum en overal liggen stenen en brokstukken van pilaren uitgestald. Op een plein met een kerk en een toren wordt muziek gedraaid. Het is er gezellig druk. Het ruikt er kruidig naar maggiplant, rozemarijn en tijm en de zoete geur van kleine witbloeiende struiken waarvan ik de naam niet weet.
Bij een betonnen plateau aan zee klinken lage, rustgevende klanken. De kunstenaar Nikola Basic heeft om de zeepromenade aantrekkelijker te maken twee kunstobjecten gemaakt. De lage klanken die door de stenen omhoog trillen worden gemaakt door zijn zeeorgel: de golven van de zee stromen in de onder het plateau gelegen orgelpijpen en produceren zodoende de klanken die iets weg hebben van het geluid dat walvissen maken. Het andere kunstobject heet ‘greeting to the sun’. Het bestaat uit driehonderd zonnepanelen die in een cirkel met een diameter van tweeëntwintig meter zijn gelegd. ’s Avonds geven de panelen een lichtshow. Het monument voor de zon symboliseert communicatie via het licht, het nabij gelegen zeeorgel communicatie door middel van klanken. Behalve de zon, liggen ook de planeten mars, venus, uranus, jupiter, saturnus en mercurius op ware schaalgrootte en afstand tot de zon afgebeeld in de stenen.
We hebben de programmamaakster van Omroep Gelderland en haar dochter uitgenodigd om vanavond samen te eten. Om zeven uur treffen we elkaar bij restaurant 2Ribera. Hoewel we elkaar nauwelijks kennen hebben we geanimeerde gesprekken en wordt het een gezellige avond. Na het eten gaan de dames terug naar het hotel, want morgen vertrekt hun vliegtuig al vroeg in de ochtend. Wij maken nog een rondje door de binnenstad die sfeervol verlicht is, zitten een tijdje bij het zeeorgel om de klanken in ons op te nemen en maken foto’s van de lichtshow bij het monument van de zon. Daarna wandelen we via de haven de ruim vier kilometer terug naar de camping.
Dag 21 – Sauna
Vandaag wordt wereldwijd het event ‘Wings for life’ gehouden. Het is een hardlooprace in meer dan twintig landen om geld in te zamelen voor onderzoek naar ziekten van het centrale zenuwstelsel. Gisteren in het centrum van Zadar zagen we al overal mensen in rolstoelen rondrijden en stonden de inschrijfbalies voor vandaag al klaar. Er gaan vijfduizend deelnemers uit verschillende landen meedoen, zo vertelde een vrolijke jonge vrouw uit Roemenië. De start is in alle landen op hetzelfde tijdstip; voor Kroatië is dat om één uur ’s middags. Je mag net zo lang blijven rennen totdat de bezemwagen je uit de wedstrijd haalt, de lopers krijgen een half uur voorsprong op de auto, waarbij telkens de achterste loper de strijd moet staken. Je moet dus hard lopen om de auto voor te blijven, vertelde de Roemeense ons lachend.
We hebben even overwogen om naar de start te gaan kijken, maar donkere wolken pakken zich samen. Er hangt regen en onweer in de lucht, daarom besluiten we gebruik te maken van het wellness gedeelte van onze luxe camping. Frans duikt de sauna in en ik trakteer mezelf op een kort verblijf in het stoombad. In het buitenzwembad plenzen de regendruppels op me neer, totdat er een bliksemflits aan de hemel verschijnt en ik het zwembad verlaat. De regen komt werkelijk met bakken uit de hemel. In de relaxruimte soezen en lezen we tot de regen stopt. Als Frans zich wil aankleden krijgt hij zijn kluisje niet open, we moeten een tijdje – Frans alleen gehuld in een badhanddoek – wachten op een monteur die het kluisje voor ons kan openen.
Als we onze ouders bellen, horen we dat het in Nederland een warme zonnige dag is. Wij eten de avondmaaltijd in de camper met een dikke trui aan en zitten dicht tegen elkaar aan terwijl we naar een samenvatting van de eredivisie kijken. De ontknoping van het seizoen nadert, wordt het Ajax of toch PSV? Wanneer het droog wordt, maken we bij zonsondergang nog een wandeling langs de zee. De pasteltinten in de lucht zijn schilderachtig.
Dag 22 – Werk
Vandaag heeft Frans een werkdag ingepland. Eén van zijn klanten heeft een omzetting van een systeem en Frans moet stand-by staan om hulp te kunnen bieden mocht er iets mis gaan. We hebben daarom besloten nog een dagje te blijven op deze premium vijfsterren camping; de plekken zijn ruim, de camper staat vlak, er is een supermarkt en een bakker op het terrein, we kunnen een duik nemen in het zwembad of de zee (tot nu toe was dit niet heel aantrekkelijk door de frisse temperaturen, maar vandaag is het eindelijk zonnig), en belangrijk voor Frans: er is hier een goede internet verbinding en de laptop kan aan de stroom. We nemen dan maar voor lief dat het een soort dorp is met een aaneenschakeling van campers met weinig privacy.
Frans werkt en ik schrijf. We zitten beide achter de laptop in de camper. De stoelen buiten zijn gisteren kletsnat geregend en we krijgen nog natte billen als we daar op gaan zitten. Af en toe pauzeren we even, dan wandelen we via de promenade naar de zee met uitzicht op het eiland Ugjan en drinkt Frans een cappuccino en ik een kopje muntthee met honing, mijn favoriete drankje om mijn keel te verzachten, waarna we weer terug slenteren naar de camper om verder te werken. Tussen de middag bak ik een eitje en eten we vers brood dat ik bij het broodstalletje op de hoek van de straat heb gekocht, terwijl we plannen maken voor het vervolg van onze reis.
’s Nachts klettert de regen op het dak van de camper. Knus nestel ik me in mijn warme dekbed. Het gaat redelijk goed met mijn nek, maar ik moet nog wel heel alert zijn op mijn bewegingen. Na een ontbijt met kwark, muesli en warme thee druppelen de eerste paragliders binnen op de camping. Het busje is ’s avonds vertrokken en heeft de hele nacht doorgereden. Ik zou helemaal brak zijn na een nacht zonder slaap, maar de acht heren en één dame stappen fris en vrolijk uit de bus. De rest van de dag staat in het teken van iedereen ontvangen, kennismaken, praatjes aanknopen, even boodschappen doen en natuurlijk uit eten met de hele groep.
In totaal zijn we met twintig personen, waarvan er twee pas de volgende dag zullen komen omdat ze corona hebben. Een aantal mensen verblijft op de camping in bungalows, een aantal slaapt in een hotel een eindje verderop, en er zijn ook twee camperbusjes. Het is een gezellige groep en het is leuk om weer oude bekenden te zien of om juist nieuwe mensen te leren kennen. De dag is eigenlijk zo voorbij en voor ik het weet zit ik ’s avonds in de pizzeria van Ozeljan, een klein gehuchtje maar met een grootse pizzeria.
Dag 7 – Wandeling
We worden uitgenodigd in één van de bungalows om te komen ontbijten. Dat is wat warmer en ruimer dan in onze bus. Omdat het wat druilerig weer is, krijg ik de sleutel van de bungalow zodat ik vandaag lekker warm het blog kan bijwerken. Maar de dag gaat weer anders lopen dan ik had verwacht. Twee jongens gaan voor een hike & fly experience en willen naar de startplek op de berg wandelen. Als ze horen dat ik ook van wandelen houdt nodigen ze me spontaan uit om mee te gaan. Snel trek ik mijn wandelschoenen aan, gesp mijn heuptas om, bidon water en wat brood mee en daar gaan we. De langste jongen heeft het tempo er flink in. Het eerste stukje gaat via asfalt, maar klimt behoorlijk en het duurt niet lang of ik begin te hijgen van de inspanning. Na een klein half uurtje komen we bij een wit kerkje waar we even pauzeren. Van Frans weet ik dat hij het kerkje als referentiepunt gebruikt als hij in de lucht is en over de kam vliegt. Vanaf hier gaat het via een onverhard rotsig pad omhoog. Het pad wordt smaller en steiler. Er steekt een stevige frisse bries op, de zon is verdwenen en er dreigt regen aan te komen. Ik geniet van de wandeling met de jongens. De natuur is rustgevend groen en de gesprekken zijn vriendelijk en onderhoudend. Boven op de top pauzeren we even op een bankje om te genieten van het uitzicht. Volgens de route die we van de gastvrouw op de camping hebben gekregen, moeten we door een groot gat in de rotsen om de startplek te bereiken. Dit gat heet Szobo en we volgen de bordjes die aangeven dat het nog vijf minuten lopen is naar Szobo. Er waait een stevige wind door het gat omhoog. Het pad is steil en glibberig. Met handen en voeten daal ik af, de jongens hebben wandelstokken bij zich om hun evenwicht te bewaren. We stoppen even om dit markante punt vast te leggen op de foto en zoeken dan het vervolg van de route. Het pad door het gat is gevaarlijk steil en het lijkt niet de goede kant op te gaan. Na even twijfelen en overleggen keren we om. Eenmaal weer boven op de top, lopen we via een gemakkelijk pad naar de startplek toe waar een groepje verkleumde paragliders staat te wachten. Ze staan er al een paar uur te wachten op een goed moment om te starten, maar het waait vandaag veel te hard. Dus blijft het bij een hike en wordt de fly voor een andere keer bewaard. Ik weet ook direct weer waarom ik paragliden niet aantrekkelijk vind: al dat wachten op koude, onaantrekkelijke plekken tegen beter weten in, dat is niets voor mij. Na een half uur wachten op de gure top komt er gelukkig een busje dat ons naar beneden naar de landingsplek brengt. De beginnende paragliders zijn op de landingsweide grondoefeningen met het scherm aan het doen. ’s Avonds gaan we met bijna de hele groep eten bij een Amerikaans aandoend restaurant met slecht eten waar het wel heel gezellig is.
Dag 8 – Relaxen
De wolken hangen laag vandaag en ik verwacht niet dat er gevlogen kan worden. Maar ik heb het mis. Ondanks de donkere wolken blijft het droog en kan iedereen die dat wil vandaag maar liefst vier vluchten maken. ’s Ochtends zit ik warm en droog in de bungalow dit blog te schrijven. Rond een uur of één word ik opgehaald en krijg ik een lift naar het landingsveld. Jammer genoeg is het gezellige eettentje er door de corona periode mee opgehouden en zijn er geen hapjes en drankjes meer te krijgen op de landingsplek. Ik kijk een tijdje hoe Frans de beginnende paragliders van de cursus begeleidt via de radio. Sommige moeten oren trekken of een oefening doen die rollen en knikken heet, anderen gaan voor een doellanding. Ik help een aantal mensen met het inpakken van het scherm en wandel dan via de akelig drukke weg de paar honderd meter terug naar de camping. Lekker even lezen en opwarmen met een kopje thee in de bungalow. Al snel krijg ik gezelschap van een drietal mannen met bier die de bungalow confisqueren onder het mom van regen, wanneer ze met hun modderige schoenen om tafel zitten is het gedaan met mijn rust en kan ik het lezen wel vergeten. Maar dat is niet zo erg, want daar krijg ik deze reis vast nog genoeg kansen voor. Ik ben begonnen in een spannende triller.
Frans is behoorlijk uitgeteld door een hele dag lesgeven en opletten. Terwijl hij het zweet van die dag van zich afspoelt onder een lauwe douche maak ik een groenterijke maaltijd klaar in onze bus.
Dag 9 – Inkopen Morgen is een nationale feestdag in Slovenië ter nagedachtenis aan de bevrijding van de tweede wereldoorlog. Alle winkels en waarschijnlijk ook de meeste restaurants zitten dan dicht, daarom hebben we een BBQ gepland. Samen met één van de begeleiders rijd ik naar het winkelcentrum om inkopen te doen voor de BBQ van morgen. Voor achttien personen kopen we vlees, vis, groente, brood en drank in. Verder scoren we briketten, twee roosters, aluminiumbakjes en aanmaakgel.
’s Middags kom ik eindelijk toe aan mijn net aangeschafte thriller over Joegoslavië. Dat vond ik wel toepasselijk nu we in deze contreien verblijven. Ik realiseer me dat mijn verslag een eenzijdig beeld geeft, want de belevenissen van Frans komen nauwelijks aan bod. Dat komt omdat ik mijn man deze week nauwelijks spreek. Hij heeft in zijn hoofd geen ruimte voor andere dingen dan paragliden. Met het team kijken ze naar het weer, evalueren de vorderingen van de cursisten, bespreken de oefeningen, de risico’s, bereiden de theorielessen voor, regelen het transport, laden de radio’s op en downloaden de foto’s en filmpjes van iedereen en dan moet hij ook nog aan zijn eigen spullen denken. ’s Ochtends bij het ontbijt spreken de mannen het dagprogramma door, daarna geven ze een briefing en dan is het verzamelen en de berg op. Frans staat meestal op de startplek om iedereen te helpen om veilig te starten en de eerste meters in de lucht te begeleiden, voordat hij de commando’s overgeeft aan degene die de cursisten begeleidt naar de landing. Ik ben vooral lui deze dagen. Het plan om in mijn eentje een lange fietstocht door Slovenië te maken heb ik laten varen. De langeafstandsfietsroute die ik had uitgekozen ligt helemaal aan de andere kant van Slovenië, het kost een paar uur om daar te komen vanaf Lijak waar we nu zitten. Bovendien heeft Frans de camper nodig om in te slapen en heeft overdag niemand tijd om mij naar het beginpunt van de route te brengen. Vóórdat de paragliding week begon had Frans me kunnen brengen, maar toen was het weer zo belabberd dat deze optie me heel onaantrekkelijk leek. En eigenlijk geniet ik wel van het nietsdoen; beetje lezen, beetje bloggen, beetje kletsen, eten, wandelen en af en toe naar de landing om te kijken hoe de paragliders hun scherm aan de grond zetten.
’s Avonds eten we met de hele groep bij een restaurant dat nog de sfeer van het oude Oostblok uitademt, kale vertrekken met lange tafels en rechte houten stoelen, maar het eten is eerlijk en puur. Ik verorber een zeetong met een karafje witte wijn. Als de ober even later komt en de mannen bier bij bestellen, hoor ik mijn buurman een karaf witte wijn bestellen. Ik ben in de veronderstelling dat hij dat voor mij wil bestellen en ik roep naar de ober: ‘No. No wine’. Ik schud resoluut met mijn hoofd en maak met mijn handen een gebaar van een streep om aan te geven dat ik genoeg wijn heb gehad. Mijn buurman protesteert en bestelt nogmaals een karafje wijn. Waarna ik mijn woorden en gebaren herhaal. ‘Jezus, waarom mag ik van jou geen wijntje drinken, ik ben toch niet met je getrouwd?’, vraagt mijn buurman perplex. Dag 10 – Eindelijk dan toch fietsen Bij het ontbijt wordt nog even gerefereerd aan mijn blunder van de avond tevoren. ‘Ik begrijp nu ook wel waarom Frans geen wijntje drinkt’, zegt één van de mannen olijk, terwijl hij het puntje van zijn duim omlaag buigt en kijkt hoe ik daar op reageer. Ik schiet in de lach.
Vandaag heb ik zin om te fietsen. Oorspronkelijk wil ik met de bus naar Solkan rijden waar een prachtig fietspad ligt naast de groenblauwe Soca rivier. Maar ik weet niet zeker of ik de fiets na het fietsen weer op de fietsendrager kan tillen en of er een sterke man of vrouw in de buurt zal zijn die ik kan charteren om de fiets er voor mij op te zetten. Teveel gedoe. Ik besluit vanaf de camping te gaan fietsen en dan maar te zien of ik in Solkan aankom en nog energie heb om het fietspad te volgen. Op mijn OsmAnd app, die ik tijdens de navigatiecursus voor fietsvakanties de vrijdag voor ons vertrek heb geïnstalleerd, kijk ik of er geschikte fietswegen zijn in de omgeving die richting Solkan gaan. Dat lijkt het geval. Ik klik mijn mobiel vast op het stuur met de OsmAnd app geopend. Dit is een goede test om te kijken of het werkt.
Na een paar honderd meter langs de drukke weg waar de camping aan ligt, sla ik af richting het dorpje Ozeljan. Ik meander door velden en over pittige heuveltjes die een beroep doen op mijn kuitspieren door het Sloveense landschap met uitzicht op de heuvelrug waarvandaan de paragliders starten voor hun vlucht. De lucht is strak blauw en ik heb me goed ingesmeerd met zonnebrand. Helm op, fietsbroek aan en fietsen maar. Ik fiets langs kleine gehuchtjes, over onverharde wegen die klimmen en dalen, langs bloeiende fruitbomen en kleine riviertjes. Soms moet ik even zoeken naar de goede route. Op één van de klimmetjes loopt mijn ketting bij het terugschakelen naar een kleinere versnelling eraf. Gelukkig heeft Jan me wel eens voorgedaan hoe ik de derailleur kan houden om de ketting er weer op te krijgen. Na even klooien lukt het me en spring ik weer op de fiets met zwarte vingers van het vet. Nu maar duimen dat ik geen lekke band krijg, want ik heb net bedacht dat ik de bandeplakspullen in de camper heb laten liggen.
Na ongeveer anderhalf uur bereik ik de stad Nova Gorica aan de Italiaanse grens, via de buitenwijken van de stad rijd ik een beetje op gevoel richting Solkan dat bekend staat om zijn oude spoorbrug over de Soca rivier. Na een korte stop voor een foto ga ik op zoek naar het beginpunt van het fietspad. Via een steile afdaling bereik ik het traject van twintig kilometer richting Plave en Tolmin. Ik ben een beetje slap en zie dat het al twee uur is inmiddels. Hoog tijd voor een lunchpauze langs het groenblauwe water dat beneden in het dal ligt te glinsteren. Er trekt een frisse wind door het dal die mijn bezwete lijf doet rillen. De route vol bochten en klimmetjes met stijgingspercentages van tien procent nodigen me uit om verder te gaan. Het is verleidelijk om door te fietsen, maar ik realiseer me dat alles wat ik verder fiets ik ook weer terug moet fietsen en ik voel de eerste vermoeidheidsverschijnselen al opkomen. Dus maan ik mezelf om om te keren. Er hangen inmiddels donkere wolken in de lucht. Voor de klim naar de brug schakel ik terug naar de allerkleinste versnelling, maar halverwege moet ik opgeven omdat ik bijna omval. De helling van achttien procent blijkt zo aan het begin van de vakantie nog iets teveel. Dus duw ik mijn fiets lopend omhoog. Even later hang ik hijgend en bijna kokhalzend van de inspanning langs de reling van de brug om bij te komen. Daarna verloopt de terugweg voorspoedig. Ik geniet van het landschap en ga nog even op het landingsterrein bij de paragliders kijken.
Wanneer ik bij het landingsterrein vertrek voel ik een paar grote, warme druppels op me neerdalen. Ik kijk omhoog naar die ene zwarte wolk in de lucht die net boven mij lijkt te hangen. Net als ik me inspan om een pittige heuvel te slechten barst de bui los. In een paar tellen ben ik nat tot op het bot, sopt het water in mijn schoenen, voel ik een koude waterstraal langs mijn nek en rug omlaag lopen mijn fietsbroek in die voelbaar opzwelt. De smalle weg is veranderd in een waterglijbaan, de modderspetters spuiten om mijn oren, terwijl ik me rustig en gedoseerd de helling af laat roetsjen op mijn fiets. Shit, heb ik straks toen ik vertrok de schoenen met stinkende sokken buiten laten staan om te luchten. Ik kieper de bergwandelschoenen die half zijn volgelopen met water om en zet ze voor in de camper. Ik ontworstel me aan de natte kleding die aan mijn vel kleeft en wring het zo goed mogelijk uit. Al snel beslaan de ruiten van de bus van al die natte troep die ik her en der heb uitgestald. Ik heb enorm zin in een warme douche, maar die hebben ze niet op de camping. Ik besluit dat ik nu echt geen trek heb in een koude douche, die heb ik tenslotte net gehad. Dus droog ik mijn haren met een handdoek, smeer mijn stramme spieren in met arnica olie en trek het kloffie aan dat ik al de hele week draag.
Ik schrik wakker van een klop op de deur. Blijkbaar was ik even in slaap gesukkeld. De organisator van de BBQ vraagt of ik zin heb om de groente te snijden. Gewillig loop ik mee naar het huisje waar we met een klein groepje de BBQ voorbereiden; het vlees kruiden en in plakken snijden, de groente wassen en snijden, een Griekse salade maken, brood snijden, het bier uit de koeling halen, borden en bestek verzamelen, de BBQ aansteken. Iedereen draagt zijn steentje bij. Gelukkig schijnt het zonnetje weer en doen alleen de modder en plassen vermoeden dat het pas nog heeft geregend. In het avond zonnetje roosteren de mannen Sloveense worstjes, paprika en courgette, de kippendijen braden we in een pan op het vuur anders worden ze niet gaar, de zalm gaat in aluminium bakjes. Het is een warm en gezellig clubje. Als het donker wordt gaan de kaarsjes aan en komen de sterke verhalen. Na afloop doen we met z’n allen de afwas en verdelen de spullen die over zijn.
Dag 11 – Luie dag
Vandaag ben ik lui en doe alles heel traag. Ik ben volledig tot rust gekomen. In het ochtendzonnetje heerlijk zitten lezen in mijn spannende boek, kopje thee met chocola erbij, beetje bloggen, foto’s kijken, lunchen en wederom lezen. Halverwege de middag kuier ik op mijn dooie gemakje via kleine weggetjes door de wijngaarden (dit gebied van SlovenIë staat bekend om zijn wijngaarden), snuif de geur in van blauwe regen, luister naar de uitbundig zingende vogeltjes en voel mij volmaakt gelukkig. Op het veld even kijken naar de paragliders die als vogels in de lucht zweven. De omstandigheden zijn pittig want er waait een stevige wind en sommige vliegers moeten oren trekken om naar beneden te komen. Gelukkig komt iedereen weer veilig aan de grond.
Op de terugweg besluit ik via de OsmAnd app een wat uitgebreidere wandeling te maken door het bos. Het fijne van de app is dat ik kan zien welke paden doodlopen en welke ik kan gebruiken om een rondje te lopen. De app klopt behoorlijk goed en dat is fijn. Na anderhalf uur wandelen ben ik weer bij de camping. Nog even lezen en dan verzamelen om uit eten te gaan. Frans is een beetje down omdat hij behoorlijk last heeft van zijn oog en zich nu zorgen begint te maken of er toch niet iets mis is met zijn oog.
Dag 12 – Wasdag Gisteravond nog een afzakkertje gedronken met de crew van de vliegschool. Ik voelde me vereerd dat ik mee mocht praten over de coaching en gewenste benadering van de verschillende cursisten om ze zo goed mogelijk de kneepjes van het paragliden onder de knie te laten krijgen. Het was flink laat geworden, daarom heb ik vanochtend een beetje een houten kop. Vreemd genoeg was ik vroeg wakker en ruim op tijd om met de mannen mee te ontbijten en brood te kopen bij de bakker die dagelijks om half acht met een bus de camping op komt rijden. Meestal dommel ik nog als de vrolijke klanken uit de speaker van de broodbus galmen.
Er waait een stevige noorden wind: de bora. Deze wind kan gevaarlijk zijn omdat ze een rotor kan veroorzaken, die het scherm neerdrukt. De windstoten laten onze afvalzak en lege petflessen over de camping waaien. De cursisten gaan grondoefeningen doen met kleine schermpjes om zo hun techniek te verbeteren.
Ik besluit er vandaag een wasdag van te maken, zodat we lekker met frisse kleding, handdoeken en beddengoed richting Kroatië kunnen. De wasmachine en droger doen hun werk voor de spullen die op zestig graden gewassen kunnen worden. Mijn fietsspullen en fleecejack was ik even op de hand en hang ik in de wind te drogen.
’s Avonds eten we met de groep bij een wijnhoeve een eenvoudige boerenmaaltijd met spek, gnochi en zuurkool met aardappelpuree en varkensvlees. Op tafel staan karaffen met water, witte – en rode wijn. Ik zit bij drie Groningers aan tafel en wij ‘de groepsgenoten uit de periferie’ zoals we ons noemen, vertellen elkaar in grote lijnen hun levensloop.
Na de maaltijd realiseren we ons ineens een beetje melancholisch dat het afscheid van de groep nabij is. Het busje vertrekt morgenvroeg om vijf uur richting Nederland, de anderen allemaal in de loop van de ochtend. Voor het slapengaan nemen we alvast afscheid van iedereen. Deel twee van de reis zit erop. Verder naar de volgende etappe op onze ontdekkingsreis.
Dag 1 – Inpakken en wegwezen Tweede Paasdag is het dan eindelijk zover. Na maanden van voorbereiding gaan we ons huis voor drie maanden verlaten om met ons camperbusje door Europa te trekken. Ons huis zal worden bewoond door een jong stel, dat ernaar uitkijkt een eigen stekje te hebben en te ervaren hoe het is om samen te wonen. Ze mogen overal gebruik van maken en lekker genieten van onze fijne plek met als tegenprestatie dat ze goed voor onze Alwin zorgen. De camper heb ik van de week al grondig schoongemaakt voor onze reis en de meeste spullen staan klaar in tassen en kratten om te worden ingepakt. Toch is het nog een heel gepuzzel om alles in de camper te krijgen: we hebben simpelweg teveel spullen die we mee willen nemen. Kleding voor warm, koud en nat weer, keukengerei en een basisvoorraad eten en drinken aangevuld met de lekkernijen die over zijn van de Paasbrunch zoals een hele Paasstol, wat harde broodjes, diverse stinkende kaasjes, toiletspullen voor ongeveer drie maanden (alsof we die niet in het buitenland kunnen kopen, maar ja ik ben nu eenmaal gehecht aan mijn eigen merk), coronastuff zoals mondkapjes en zelftesten, EHBO set, medicijnen en niet te vergeten de oogdruppels voor Frans, olie en lampjes voor de camper, een hele vracht oplaadsnoeren, snelladers en powerbanks, ebooks, tijdschriften, spelletjes, laptops, fiets- en wandelspullen als bergschoenen, fietshelmen, bandenplakspullen, fietstassen en dan ook nog drie paragliders (een soloscherm, een tandem en een scherm om te groundhandlen) inclusief alle bijbehorende apparatuur.
Frans heeft alle spullen die mee moeten verzameld en rondom de camper gelegd. Het lijkt een oneindige berg aan spullen. We moeten keuzes maken. Niet alles kan mee. We stouwen de camper zo goed mogelijk vol en brengen de spullen die achter moeten blijven naar de zolder. Na de inpaksessie houden we even een koffiepauze, dan gaan we aan de slag om het huis schoon te maken. De kledingkasten zijn ontruimd, zodat de jongelui zich kunnen installeren en er hun eigen plekje van kunnen maken. Alle persoonlijke spullen van ons liggen op zolder. Terwijl Frans het huis nog even zuigt, maak ik het sanitair schoon, daarna prepareer ik van al het eten dat nog in de koelkast ligt en nodig op moet een uitgebreide lunch. We genieten nog even van de zon terwijl we onder de veranda zitten met uitzicht op de tuin. We leggen voor de nieuwe bewoners een welkomstbrief neer met tips en aanwijzingen voor een aangenaam verblijf en maken een filmpje hoe ze Alwin het best kunnen knuffelen. Daarna is het tijd om te vertrekken; we hebben afgesproken dat de nieuwe bewoners er vanaf twee uur in kunnen. . Het is een vreemd idee dat we ons huis ‘uit’ moeten en er voorlopig niet zomaar naar terug kunnen keren. Niet zonder het van tevoren aan te kondigen in ieder geval. Ik heb moeite om weg te gaan, ineens weet ik niet meer zo zeker of ik het wel leuk vind om drie maanden rond te trekken, weg van huis en haard en het onbekende tegemoet. Maar de appjes van familie en vrienden zetten me weer op het goede spoor: geniet ervan, maak samen mooie herinneringen, veel plezier op jullie ontdekkingsreis, mooie avonturen gewenst.
We knuffelen nog even onze lieve Alwin, stappen om één uur in de camper en zetten koers richting Frankfurt. Zoals we al wel een beetje hadden verwacht is het druk op de Duitse snelwegen op deze tweede paasmiddag. We rijden van baustelle naar baustelle en van file naar file. Rond zes uur zijn we allebei moe. Frans heeft last van zijn oog en ik heb behoefte aan een fijne rustige plek om bij te komen. Een half uurtje later zit ik onder een oude appelboom met een kopje thee. Bijzonder toch hoe we altijd weer een fijn plekje weten te vinden. Heerlijk het avontuur is begonnen!
Dag 2 – Bahai tempel
’s Nachts bedenk ik dat ik best nog een dagje wil blijven in deze omgeving van zacht ontluikend groen met glooiende heuvels en boomgaarden vol oude bloeiende fruitbomen. Even acclimatiseren na alle inpakstress en het harde werken van Frans om alles goed af te ronden bij zijn klanten. Bij een ontbijt in de zon met uitzicht op het dorpje Eppstein stel ik voor een rustdag in te lassen, om vandaag een lekkere wandeling te maken. We verlaten de terrassencamping, die ‘het Eppstein project’ heet en rijden met de camper naar een parkeerplaats voor een wandeling die we op Komoot hebben gevonden. We treffen er een bijzonder bouwwerk aan waar we even een kijkje gaan nemen. Het blijkt een tempel te zijn van de Bahai. We worden vriendelijk ontvangen en kijken even rond in het ronde gebouw met negen ingangen. De Bahai blijkt een religieuze stroming te zijn die alle godsdiensten wil verbinden en zoekt naar de overeenkomsten tussen religies. Hun uitgangspunt is dat alle mensen één zijn en dat de basis van alle godsdiensten liefde is. De stroming bestaat al sinds begin vorige eeuw en heeft tempels in alle werelddelen: allemaal met een ronde koepel en negen ingangen. Die ingangen symboliseren dat mensen van alle windstreken en alle religies en stromingen welkom zijn, de ronde koepel staat dan weer voor de eenheid en de verbinding. We vinden het allebei een heel mooi gedachtengoed en zijn verbaasd dat we er nog nooit van hebben gehoord.
We lunchen in het gras met achter ons de tempel en voor ons een boomgaard. Het wordt een broodje met gekookt ei en een snufje peper en zout. Daarna wandelen we door beukenbossen en over rollende groene weides. Ik hou van dit jaargetijde met bloesems, pril groen en tere bloemen. In de verte hebben we uitzicht op de wolkenkrabbers van Frankfurt. In het dorpje Lohrbach met oude vakwerk huizen willen we iets drinken, maar alles is gesloten, dus wandelen we via een andere route door het bos terug naar de auto. Bij een speelplaats trekken we een blikje fris uit onze koelkast dat we van een vriend hebben gekregen. Hij bracht twee avonden voor vertrek een ‘reispakket’ met allemaal lekkere en handige dingetjes voor onderweg, zoals dropjes, borrelnootjes, chocola en een kaars voor de sfeer. Op een zonnig plekje legen we de blikjes fris en een zakje borrelnootjes. Pas twee dagen onderweg en alweer verrassende wendingen en leuke ontdekkingen meegemaakt. Dat is wat reizen zo leuk maakt.
Dag drie – Nekklachten
’s Nachts schiet het in mijn nek. Ik krijg er flinke hoofdpijn van waardoor ik niet meer kan slapen. Tegen de ochtend doet alles zeer en weet ik niet meer hoe ik mijn hoofd moet houden. De koude en de krappe ruimte in de camper helpen ook niet mee. Gelukkig hebben ze heerlijke warme douches op de camping waardoor ik weer een beetje bijtrek. Ik probeer zo goed mogelijk mijn oefeningen te doen, maar dat is lastig omdat ik geen goede ondergrond heb om op te liggen. Om mijn nek te ontlasten rijdt Frans. Vandaag is het heerlijk rustig op de weg en we schieten goed op. Rond een uur of zes zijn we bij de Oostenrijkse grens. Om mijn nek wat ontspanning te gunnen besluiten we een hotelletje of bed & breakfast te zoeken, zodat ik mijn grondoefeningen kan doen en mijn nek wat warmte kan bieden. Overdag schijnt weliswaar de zon, maar er waait een koude noorden wind en eind van de dag koelt het flink af. Frans vindt een gaaf pensionnetje ergens halverwege de berg met uitzicht op de Dachsteingruppe. Bij Stallerhof worden we uiterst vriendelijk ontvangen en krijgen we van de gastvrouw een kamer met uitzicht op de besneeuwde toppen. Voor het avondeten verwijst ze ons naar de Almhütte, nog wat verder op de berg gelegen en open tot zeven uur. Dus tuffen we met ons busje de steile bergweg omhoog, achter ons vervuilende dieseldampen achterlatend, totdat we bij de Almhütte aankomen waar ons een typisch Oostenrijkse maaltijd wacht: schnitzel mit pommes und eine gemischte salat. Het smaakt ons heerlijk.
Ik ben zo blij met ons pensionnetje. Het is er behaaglijk warm, we hebben een regendouche waar ik wel tien minuten onder sta om de verkrampte spieren op te warmen, een breed en stevig bed met uitzicht op de sterrenhemel en een gezellige coffeecorner waar ik met Frans nog een kopje drink voor het slapengaan.
Dag vier – Bluntausee
Na alweer een warme douche en een uitvoerige sessie om mijn nek-, schouder-, en armspieren los te maken en op te rekken wacht ons een uitgebreid ontbijt roerei, zalm, vers fruit en cake, geserveerd door de vriendelijke gastvrouw die we verrassen met de mededeling dat we nog graag een nachtje willen blijven.
Het oorspronkelijke plan was om via de steile pas in de Jülische alpen vandaag naar Bovec in Slovenië te rijden, maar morgen passeert een regenfront en we vinden het een beetje jammer om vandaag met mooi weer in de auto te zitten om dan morgen in de regen te belanden. Dus passen we onze plannen weer aan en maken er vandaag weer een wandeldag van. Het wordt een wandeling langs de Bluntausee; een oogverblindend blauw meer vol met forellen die je in het heldere water voorbij ziet zwemmen. Het is een relaxte wandeling met uitzicht op de besneeuwde toppen en langs een kronkelende rivier. Aan het einde nog een pittige klim naar de waterval waar we de meegekregen lunch verorberen. Halverwege de middag zijn we terug bij het pension waar ik me op het terras installeer met een boekje, een glas wijn en een bakje chips. Wat wil een mens nog meer? Frans heeft last van zijn oog en doet even een powernap om bij te tanken. ’s Avonds gaan we uit eten in het duurste restaurant van Golling, omdat ik graag een keer asperges wil eten. Helaas zijn ze niet zo smaakvol bereid.
Dag 5 – Lublijana De wolken hangen laag in het dal. Het regent gestaag. Geen weer om een steile bergpas te nemen vandaag. Dus passen we onze plannen weer aan en besluiten een bezoek te brengen aan Lublijana, de hoofdstad van Slovenië.
Ik doe pogingen om een elektronisch tolvignet, dat we nodig hebben om de Sloveense snelwegen te mogen gebruiken, te kopen. Maar mijn e-mail adres wordt niet herkend. Bellen met de internationale servicedesk brengt geen oplossing, daarom stoppen we bij een benzinestation om daar het vignet aan te schaffen, zoals de telefoniste had geadviseerd. We zijn een beetje in verwarring, omdat dit al het derde benzinestation is waar het vignet dus niet verkrijgbaar is. We hebben het vignet snel nodig, want de grens nadert en daar staan camera’s om te registeren of je tol hebt betaald. Dan ontdekken we een automaat. Dit lijkt alleen voor het Oostenrijkse tolvignet te gelden, maar Frans ontdekt een verborgen knopje onderaan waar je kan kiezen voor het Sloveense vignet. Even het kenteken registreren en dan is het gepiept. Bij de Karawanken tunnel gaan de hefbomen in ieder geval zonder problemen voor ons open. In Slovenië klettert de regen keihard tegen onze voorruit. We parkeren de bus in een parkeergarage in het centrum en duiken een gezellig tentje in om te schuilen tegen de regen. De vriendelijke jongen van de bediening adviseert me een ‘bovina’, een typisch Sloveens drankje van bosbessensap met water. Echt een aanrader. De pizza is half rauw en half verbrand. Maar we zitten droog en gezellig. Frans zijn oog valt op een etalage met alleen koffie. Als we de drempel overstappen komen we in de wereld van Sloveense koffie. De espresso smaakt echt top, aldus Frans. Op een beetje miezer na is het droog als we het oude, kleurrijke centrum van Lublijana verkennen en langs de rivier wandelen met vele, hippe eettentjes. We eten een ijsje en vlak voor sluitingstijd bezoeken we het Sloveense Nationale kunstmuseum. We slenteren langs de Sloveense kunst door de jaren heen en genieten vooral van het prachtige interieur en het imposante gebouw.
Het blijkt een hele kluif om de parkeergarage uit te komen. De garage is inmiddels volgestroomd en Frans moet manoeuvreren op de vierkante centimeter. Hij heeft zich vastgereden in bocht waar hij niet doorheen kan en moet weer achteruit rijden om via een andere baan de garage te verlaten. Achter ons staat inmiddels een rij auto’s, waardoor we geen kant meer op kunnen. Dan komt er een man van de garage die iedereen achteruit maant en ons de goede uitgangsroute wijst.
Rond zeven uur arriveren we bij Camp Lijak in Ozeljan waar de eerste paragliders zich al hebben verzameld. We worden uitgenodigd om in één van de huisjes onze snel in elkaar geknutselde maaltijd op te eten. Buiten regent het zacht.
Als je hoopt dat dit blog over financiën gaat dan moet ik je teleurstellen. Deze keer wil ik een ode brengen aan een vriend van Frans, omdat hij mij een nieuw inzicht heeft gegeven. Een inzicht dat ik graag met jullie wil delen, omdat ik denk dat veel mensen er iets aan kunnen hebben.
Toen ik een beetje nerveus zijn kamer in de Sint Maartenskliniek binnenstapte vroeg ik mij af in welke gemoedstoestand we hem zouden aantreffen. Ik had hem geappt met de vraag of hij het leuk zou vinden als we bij hem op bezoek kwamen. Daarop had ik een vrolijk ‘dat is altijd gezellig’ met een duimpje en een smiley erbij als antwoord gekregen. Dus dat leek hoopvol. Zijn stem klonk als vanouds en zijn lach was nog even aanstekelijk als hij altijd was geweest. Al snel waren we geanimeerd aan het praten en dachten we er niet meer aan dat hij behalve zijn hoofd en zijn armen vrijwel niets in zijn lichaam meer kon bewegen, dat hij al zes weken plat in bed lag wegens doorlig plekken op zijn rug en dat hij sinds hij hier een half jaar geleden was gekomen nauwelijks vooruitgang had geboekt. Een onverwacht harde windstoot had zijn paraglider doen inklappen, hij had niet voldoende controle en tijd gehad om dit te herstellen en was van grote hoogte uit de lucht gevallen. ‘Direct toen ik op de grond lag en niets meer kon bewegen, wist ik dat het mis was. Op dat moment besloot ik – hoe het ook zou gaan lopen – dat ik er het beste van zou gaan maken.’
Ik moest denken aan mijn eigen situatie, het moment vlak nadat ik de diagnose borstkanker had gekregen en waarop ik ook zo’n soort beslissing had genomen. De beslissing om me open te stellen voor de ervaring, om alles op het gebied van borstkanker mee te maken als een interessante belevenis. In mijn boek ‘Aangenaam leven met kanker’ beschrijf ik ook hoe belangrijk dit moment voor mijn hele proces is geweest. Het inzicht dat ik aan de situatie niets kon veranderen, maar dat ik wel een keuze had hoe ik ermee om wilde gaan. Nu herkende ik bij onze vriend het belang van zijn beslissing – direct in het begin – om er het beste van te maken hoe het leven er ook uit zou gaan zien.
Ik herkende ook de verwondering en het zonder oordeel kijken naar je eigen situatie. Onze vriend vertelde, nog steeds met verwondering in zijn stem, hoe hij, nadat hij was neergestort en niets meer kon bewegen, lag te wachten op redding. Want ja, hij kon zelf geen hulpdiensten bellen. Hij lag ergens in een afgelegen veld waar niet veel mensen langs kwamen, maar gelukkig was hij redelijk snel ontdekt. Dat was wel fijn, want het was een beetje gaan regenen en hij had het koud gehad. Een helikopter had hem naar een Italiaans ziekenhuis gebracht, waar hij direct was geopereerd aan zijn rug. Helaas hadden ze de schade niet helemaal kunnen herstellen en had hij een hoge dwarslaesie aan het incident overgehouden. Eén van de gevolgen was dat hij zijn middenrif niet kon aansturen waardoor zijn longen langzaam volliepen. De verpleging moest zijn longen dan uitzuigen. Op een keer waren ze hem vergeten. ‘Ik voelde hoe ik steeds minder lucht in mijn longen kon zuigen, ik kon nog maar een heel klein briesje inademen, ik hield mezelf voor dat ik vol moest houden, door blijven ademen, dat was het enige dat ik kon doen, want ik had geen bel waar ik op kon drukken om ze te waarschuwen. Toen ben ik wel even bang geweest dat ik het niet zou halen.’
Ik merkte dat hij het fijn vond om er over te vertellen. Hij vertelde heel levendig en zonder enige boosheid of verbittering. Hij vertelde dat het een heel interessante ervaring was geweest om zijn eigen gedachten en gevoelens te observeren en dat het hem had verrast hoe mentaal sterk hij was. ‘Als je me een tijd geleden had gezegd dat ik zes weken plat op mijn rug zou moeten liggen dan had ik gezegd dat ik dat nooit zou kunnen, maar ik kan het gewoon. Ik lig hier gewoon.’ Op mijn vraag hoe hij dan de tijd doorkwam, antwoordde hij dat je heel lui wordt van niets doen. ‘Beetje sport kijken op de tablet, podcasts en muziek luisteren, af en toe een appje sturen maar dat vergt veel inspanning, want ik heb alleen mijn rechterduim om te kunnen appen.’ Voorzichtig vroeg ik of hij wel eens had gewenst dat hij dood was gegaan tijdens de val. ‘Oh nee, ik ben heel blij dat ik nog leef.’ Zijn hele mimiek en alle delen in zijn lichaam die hij nog kon aansturen straalden uit dat dat niet zomaar een sociaal gewenst antwoord was, maar dat hij dat tot in elke vezel in zijn lichaam zo voelde.
Hij vertelde wel dat hij hoop en een toekomstperspectief miste in de behandeling. Alles was gericht op acceptatie, maar dat was niet wat hij nodig had. Hij had alles psychologen en maatschappelijk werkers weggestuurd, omdat ze zijn plannen als niet realistisch bestempelden, omdat ze niet meegingen in zijn wensen voor de toekomst. Gelukkig was er wel een fysiotherapeut die hem vertelde dat hij wellicht in de toekomst weer auto zou kunnen rijden. Dat soort dingen had hij nodig. Een doel om voor te gaan. Hij zat namelijk barstensvol plannen voor de toekomst; weer zelfstandig wonen, een aangepast busje om mee rond te toeren en natuurlijk opnieuw paragliden.
Bij het weggaan, verzocht hij ons om vooral foto’s te sturen van onze reis door Europa, want daar kon hij enorm van genieten. ‘Ik merk dat vrienden meestal wat huiverig zijn om foto’s te sturen van paragliding of van skiën, ik denk dat ze bang zijn dat die foto’s me kwetsen of verdrietig maken, maar ze maken me juist blij, want ik weet gewoon hoe fantastisch het is om te skiën en te paragliden en als ik dan zo’n foto zie dan geniet ik een beetje mee.’ Als ik eerlijk ben denk ik dat ik er zelf wel moeite mee zou hebben om foto’s te zien van iets wat ik zelf heel graag zou doen maar niet meer zou kunnen. Ik zou verdrietig worden, omdat ik zou denken aan het verleden toen alles nog goed was en toen ik alles nog kon. Ik zou het heden vergelijken met het verleden en tot de conclusie komen dat het heden een stuk minder leuk was dan het verleden en dat zou pijn doen. Pijn omdat ik het zou ervaren als een verlies. Van onze vriend leerde ik dat ik er ook anders naar zou kunnen kijken. Mijn prettige ervaringen en herinneringen uit het verleden zou ik kunnen transporteren naar het heden om er nogmaals van te genieten. Het heerlijke gevoel van toen opnieuw oproepen. Ik begreep dat hij misschien niet meer fysiek kon skiën, paragliden, lopen of zelfs zoiets gewoons als jezelf douchen of verzorgen, maar dat hij dat nog wel mentaal kon beleven. Hij riep gewoon de herinnering tot leven en beleefde het opnieuw. En dan waren alle bijzondere, mooie momenten die hij had meegemaakt in zijn leven geen verlies, niet iets dat hij was kwijt geraakt omdat hij het nu niet meer kon, maar pure winst. Zijn verleden was een aanwinst voor het heden en de toekomst.
Onze vriend straalde dan ook vooral dankbaarheid uit voor alles wat hij had meegemaakt in zijn leven en daar kon hij nu nog volop van genieten.
Op de dag dat Rusland de Oekraïne binnenviel, wandelde ik met Huub in het bos. We waren druk in gesprek toen Huub me attendeerde op twee meesjes die vlak voor ons op de grond zaten. De mezen zaten in een vreemde pose op elkaar, terwijl ze heftige bewegingen maakten. Ze leken zich niet bewust van onze aanwezigheid, hoewel we toch vlakbij stonden. Huub vroeg zich hardop af of we toeschouwer waren van een paring. Ik grapte nog dat ik het geen prettig vooruitzicht zou vinden als mijn mannetje zo tekeer zou gaan. Maar hoe langer we stonden te kijken, hoe macaberder het schouwspel werd. Het kleinste meesje lag onderop en verweerde zich dapper, maar de agressor pikte op hem in. ‘Hij is ‘m aan het vermoorden’, hoorde ik Huub met enig ongeloof in zijn stem zeggen. Ik had de neiging de twee vechters uit elkaar te halen, wilde het lijdende meesje redden uit de klauwen van de dominante mees. Maar ik deed niets en bleef als aan de grond genageld staan kijken hoe langzaam de krachten uit het lijfje wegvloeiden. ‘Doe maar niet’, had Huub me aangeraden, toen ik hem had toevertrouwt dat ik het liefst de twee vechtersbazen wilde scheiden, ‘waarschijnlijk maak je zijn lijden alleen maar langer.’ Gedesillusioneerd liep ik verder. Met hetzelfde machteloze gevoel dat ik als kind had toen ik de hele wereld wilde redden van oorlog, agressie en geweld.
De volgende dag was ik met mijn zus bij mijn ouders. Terwijl we aan tafel zaten, vertelde ik met enige naïeve verwondering in mijn stem, over het moordtafereel dat ik de dag tevoren had gezien. ‘Ik dacht altijd dat moord binnen soortgenoten niet voorkwam in de natuur, zei ik, ‘behalve dan bij mensen.’ ‘Oh nee’, zei mijn zus smalend. ‘Dat komt overal voor. Het gevecht om het territorium. Herten vechten bijvoorbeeld vaak een gevecht op leven en dood uit. De zwakste wordt dan zwaargewond achtergelaten en ligt dan nog een tijdje te creperen voor hij sterft.’ ‘Of neem kippen’, vulde mijn moeder fijntjes aan. ‘De zwakste wordt tot bloedens toe gepikt, net zolang tot hij doodgaat. Daar komt “ik heb de pik op jou vandaan”.’ Mijn zorgvuldig gekoesterde beeld van een rechtvaardige en liefdevolle natuur was wreed verstoord. Verdrietig keek ik naar buiten. In de boom hing in een vetbol waar twee mezen om de beurt in pikten. Maar ik beleefde er geen plezier meer aan om naar ze te kijken. De mezen hadden voor mij hun onschuld verloren.
’s Avonds op het nieuws zag ik hoe de oorlog in de Oekraïne zich ontwikkelde. Hoe Poetin dreigde met de inzet van kernwapens. Hoe mensen over de hele wereld demonstreerden voor vrede. Ik deed mee met een inspirerende meditatie samen met 15.720 andere mensen uit achttien verschillende landen. Gezamenlijk focusten we ons op licht en vrede, dat we in gedachten naar de Oekraïne en Rusland stuurden. Maar ik merkte dat ik me er niet volledig mee kon verbinden. Diep vanbinnen wilde ik strijden. Poetin een kopje kleiner maken. Opstaan tegen de agressor en hem een halt toe roepen. Strijden voor onze vrijheid en democratie. De inval van Rusland in de Oekraïne wekte een ongekende vechtlust in me op.
’s Nachts schrik ik wakker met het beeld van een explosie op mijn netvlies. Ik ruik een verbrande lucht, vlieg het bed uit en sluit de ramen. Het duurt even voor ik besef dat het waarschijnlijk slechts een droom is. Een droom waarvan ik bang ben dat die uitkomt. Dat Poetin op de knop heeft gedrukt en heel Europa in één beweging van de kaart heeft geveegd, ons werelddeel verwoest en voor altijd onbewoonbaar achterlatend. Half slapend bedenk ik dat ik morgen een noodpakket ga samenstellen met tape om de kieren van ramen en deuren dicht te plakken, met een radio, een zaklamp en natuurlijk flessen vol water en blikken vol voedsel. Hoelang zou je eigenlijk in een schuilkelder moeten blijven na een kernramp? Wil ik dan eigenlijk nog wel leven of ga ik dan toch liever gewoon direct dood bij de explosie? Ik fantaseer dat ik Poetin met een pistool doodschiet en dat de NAVO een raket op het Kremlin laat vallen die Poetin en zijn generaals die daar zitten te vergaderen allemaal in één klap doodt. Daarna bid ik dat Poetin een fatale hartaanval mag krijgen of nog beter een hersenbloeding waarna hij niet meer kan praten en bewegen, zodat hij volkomen machteloos is en geen orders meer kan geven.
Verbaasd vraag ik mij af waar mijn pacifistische inslag is gebleven. Zou ik echt in staat zijn hem te vermoorden als ik daartoe de kans had? Als ik oog in oog met hem zou staan? Het antwoord is ‘ja’, dat denk ik wel, omdat ik op dit moment het gevoel heb dat dat het beste is voor de wereld. Verrast en gedesillusioneerd ben ik door mijn eigen antwoord. Ik ben geen haar beter dan die twee elkaar uitmoordende mezen die ik tijdens de wandeling zag. Als mijn territorium wordt bedreigd dan bevecht ik het op leven en dood.
Frans en ik houden allebei niet van klussen. Sterker nog; we zijn allebei bedreven in het stelselmatig negeren van mankementen in huis. We kunnen dit heel lang volhouden. Zo heeft ons toilet in de badkamer al minstens drie jaar een probleem met doorspoelen. Eerst hebben we de kunststof klep verwijderd en trokken we het toilet lange tijd door door aan een pinnetje te trekken. Het stond niet echt fraai zo’n half gedemonteerd toilet en het vroeg wat uitleg als er iemand bleef slapen maar het stoorde ons niet. Dat veranderde toen het toilet bleef druppelen na het doorspoelen. Ik was me er pijnlijk van bewust dat we kostbaar drinkwater aan het verspillen waren. Ik belde een aantal installateurs met de vraag of ze ons mankement konden verhelpen. Maar geen van allen had zin in de klus. Het argument dat er veel water werd verspild bracht daar geen verandering in. Ik probeerde nog een klusser te motiveren, maar ook dat liep op niets uit. De volgende fase was zoeken op internet naar oplossingen. Druppelende toiletten werden meestal veroorzaakt door kalkaanslag en dat kon eenvoudig worden verholpen door azijn. Dus kieperde ik een fles azijn in het reservoir en liet het een nachtje intrekken. Toen dat niet het gewenste resultaat opleverde, haalde Frans de onderdelen uit elkaar en reinigden we alles grondig met azijn. Toen dat niet hielp, vervingen we wat rubberen ringen. De deceptie was groot toen ook dat niet bleek te werken. Dan het maar wat grootser aanpakken en alle vitale onderdelen vervangen. Hulpeloos zoekend liepen we rond in de bouwmarkt waar de chaotische wereld van sanitaironderdelen zich aan ons openbaarde. Gelukkig kregen we hulp van een aardige medewerker. Die hielp ons snel uit de brand: de onderdelen die we zochten waren meer dan vijfentwintig jaar oud en werden niet meer verkocht. Er zat niets anders op dan het hele toilet met reservoir te vervangen. Het goede nieuws was dat ze iemand konden regelen die de klus voor ons zou klaren. De offerte was vaag en duur. En ook na een gesprek dat meer duidelijkheid had moeten geven bleven we met een unheimisch gevoel van oplichting zitten. Frans is meestal goed van vertrouwen en geeft iemand snel het voordeel van de twijfel, maar de enkele keer dat hij dat niet doet kan hij erg standvastig en koppig zijn. Terwijl ik op de lijn zat van ‘we betalen waarschijnlijk teveel, maar dan zijn we wel van het geklooi af’, wilde Frans de klus nu per sé zelf gaan klaren. Op mijn vraag waar hij de tijd vandaan wilde halen met vijf dagen werk en twee dagen vliegschool in de week, haalde hij zijn schouders op. In gedachten zag ik mezelf al jaren met een half gesloopte badkamer zitten, waarna ik me wanhopig zou opgeven voor het programma ‘Help mijn man is een klusser’.
Uiteindelijk zag ik er de lol wel van in en omarmde ons badkamerklusproject. Het was een mooie nieuwe uitdaging voor onze relatie. Samen klussen. We spraken af er geen tijdsdruk op te leggen en zoveel mogelijk te genieten van elke stap voorwaarts in het proces. De eerste fase in het proces was voor mij. Ik ging om tafel met een medewerker van de bouwmarkt om alle benodigde onderdelen te verzamelen. Noodgedwongen verdiepte ik mij in de wereld van toiletpotten, reservoirs, doorspoelpanelen, afwerkboard, tegellijm en sanitairkit. Met een bus vol spullen keerde ik huiswaarts. Op de eerste vliegvrije dag van het seizoen begon fase twee: de sloop. We dekten het bad en de vloer af met karton. Daarna begon Frans met een beitel te hakken op de tegels en het muurtje waar het toilet aan bevestigd was. Al snel was onze mooie badkamer verandert in een berg puin. Ik wist ook weer waarom ik zo’n hekel heb aan klussen. Het is stoffig, lawaaiig en je moet je lichaam in de meest oncomfortabele houdingen wringen. Frans hakte en hakte. Ik zorgde voor de catering en voor bemoedigende woorden. Ineens hoor ik mijn naam roepen. Voorzichtig kom ik de badkamer binnen. Tussen de stukken puin en stof dat overal verspreid ligt, zie ik bloed. Frans heeft zich gesneden aan de scherpe rand van een stuk tegel. Ik ervaar een weeïg gevoel in mijn maag. Denk aan de EHBO cursus, houd ik mezelf voor. Hoe ging dat ook weer een drukverband aanleggen? Het hakken duurt tot tien uur ’s avonds. Dan laadt Frans al het puin in bakken en sjouwt het naar beneden. Hij is – net als de badkamer – gesloopt. Eindelijk kan ik in actie komen om alles schoon te maken. Als een echte ma Flodder werp ik de stukken karton van de eerste verdieping naar buiten de tuin in. De stofzuiger begeeft het al snel door al het stof en ik ga verder met een stoffer en blik. Daarna geef ik alles een dweil- en sopbeurt. Tevreden geven we elkaar een boks. Fase twee is afgerond. De volgende dag hebben we spierpijn op de meest uiteenlopende plaatsen in ons lichaam en kijken we de hele dag films op Netflix. Maandagochtend brengen we het puin naar de stort.
Het weekend daarop plaatst Frans het nieuwe reservoir. Hij heeft er zowaar lol in en ik begin hem een beetje te zien als een klusser, een handy-man. Hij monteert het reservoir muurvast in de vloer en ook nog waterpas en zodanig dat het toilet op de goede hoogte komt te hangen. Dat stemt hoopvol voor de rest van het traject. De week daarop gaat Frans met zijn vader aan de slag om de waterleidingen aan te leggen. Hij komt terug van de winkel met koperen buizen, knelkoppelingen, hoekstukken, schroefdoppen, verloopstukken en teflon tape. Aan het eind van de dag hangt er een ingenieus bouwwerk van leidingen met verbindingen en hoeken en heeft hij een gezellige dag met zijn vader doorgebracht. Helaas druppelen sommige verbindingen een beetje. En hoe strak Frans ze ook aandraait, er blijven druppels verschijnen. Na twee dagen testen en bijstellen blijven de kleine lekkages bestaan en neemt Frans het rigoureuze besluit alles opnieuw te doen maar nu met een vijftienmillimeter buis en met minder hoeken. Voldaan komt hij thuis van de bouwmarkt. In plaats van de badkamer in te duiken, gaat hij op de bank liggen om naar de laatste formule één race van het seizoen te kijken. Samen zien we hoe Max Verstappen wereldkampioen wordt door Lewis Hamilton in de laatste ronde in te halen. Wanneer de euforie gezakt is wil Frans verder gaan met het badkamerproject en de leidingen vervangen. Hij vraagt aan mij of ik ergens een koperen buis heb gezien. ‘In de auto laten liggen?’, opper ik voorzichtig. Nergens een koperen buis te vinden. ‘Shit, die heb ik bij de kassa laten staan.’ Inmiddels is het tien over vijf en zit de bouwmarkt dicht. Dat wordt dus geen badkamerproject meer vandaag. De volgende dag sjoemelt Frans wat met zijn werktijden. Hij zorgt dat hij om acht uur bij de bouwmarkt staat om de koperen buis op te halen en besteedt een deel van de ochtend aan het vervangen van de leidingen. Het monteren gaat nu een stuk sneller omdat hij inmiddels weet waar hij op moet letten. En zo hebben we een paar dagen later een fraai en lekvrij leidingenstelsel.
Hierna stokt de voortgang, omdat we tussen Kerst en Oud en Nieuw de voorkeur geven aan familie en vrienden boven klussen. Maar in het nieuwe jaar pakken we de draad weer op. Inmiddels ben ik er aan gewend dat we alleen beneden een bruikbaar toilet hebben en loop ik ’s nachts niet meer als een blinde mol naar de badkamer om te plassen. Frans heeft zich erin geschikt dat zijn kantoor is veranderd in een opslagplaats voor bouwonderdelen en gereedschap en dat je op de overloop goed moet uitkijken waar je je voeten neerzet om niet over de troep te struikelen. De badkamer is vies en stoffig en dat verspreid zich snel door de rest van het huis. Het bureau van Micon-IT staat vol met toiletspullen en de vuile was ligt torenhoog opgestapeld. Wanneer ik op een dag de voordeur open en er onverwacht een zakenrelatie van Frans met een fles wijn op de stoep staat, stuur ik hem zonder er goed bij na te denken naar het kantoor waar Frans aan het werk is. Verontschuldigend roep ik hem na, dat het een beetje een troep is omdat we in een kleine verbouwing zitten. Het schaamrood staat me op de kaken als ik denk aan de zooi die hij gaat aan treffen. Wat voor indruk zal hij nu hebben van Micon-IT?
We beginnen het nieuwe jaar met klussen. Stipt op 1 januari gaan we weer aan de slag. Frans bouwt een houten frame om het reservoir heen. Het frame moet stevig en waterpas zijn. Hij is er de hele zaterdag mee bezig. Omdat hij geen zin heeft om telkens naar beneden te lopen, wordt het hout in de badkamer gezaagd. Al snel ligt overal een dun laagje fijn zaagsel. Ik kan niet veel anders doen dan stand by staan voor het geval Frans even wil sparren over de juiste aanpak. Ik hang wat rond in kantoor; chagrijnig van het lawaai en het feit dat ik niet echt iets kan gaan doen, omdat ik telkens word ingeroepen om iets vast te houden of om even mee te denken. De volgende dag maakt Frans het board op maat dat tegen het houten frame aankomt en waarop de tegels zullen worden geplakt. Eigenlijk hadden we op dit punt moeten stoppen. Dan was het leuk gebleven. Maar Frans wil kost wat kost het toilet ophangen en in gebruik kunnen nemen. Het is een zware klus de toiletpot te tillen en op de juiste hoogte te bevestigen aan het reservoir en aan te sluiten op de riolering. De gebruiksaanwijzing die erbij zit is cryptisch en we snappen er geen hout van. Ik kijk op you tube naar doe-het-zelf filmpjes over het ophangen van een toilet in de hoop wijzer te worden. Uiteindelijk hebben we door hoe het moet, maar wat we ook proberen het toilet hangt niet stabiel. Het veert als je erop gaat zitten. Het is net of het elk moment kan afbreken.
We besluiten het toch maar hierbij te laten. Het toilet kan nog niet in gebruik worden genomen. De werkzaamheden zullen een paar weken stil liggen omdat Frans een paar dagen later aan zijn oog zal worden geopereerd en daarna minstens drie weken niet mag tillen, bukken of sjouwen. Bovendien mag hij natuurlijk niets in zijn oog krijgen. We ruimen samen het gereedschap op en daarna zuig en sop ik iedere centimeter van de badkamer zodat deze helemaal stofvrij is ter voorbereiding op de oogoperatie van Frans. Als ik ook de rest van het huis heb gezogen plof ik naast Frans in bed. Hij heeft zijn schouder verrekt bij het aandraaien van de wc-pot, ik mijn rug met stofzuigen. We zijn allebei moe en chagrijnig. Wat is er in godsnaam leuk aan klussen? De volgende dag komen we erachter dat we eerst de tegels moeten plaatsen en dan pas het toilet. De tegels zullen zorgen voor stevigheid, zodat de toiletpot stevig komt te hangen. Nou dat hopen we dan maar.
Voorlopig ligt het traject stil. Frans is inmiddels succesvol geopereerd aan zijn oog. Het herstel verloopt voorspoedig, maar zal nog wel even duren. Bovendien begint het vliegseizoen binnenkort alweer. Ik hoop echt dat we ons badkamerproject kunnen afronden voor we in april drie maanden op vakantie gaan, maar heb er toch een beetje een zwaar hoofd in. Ik denk steeds vaker: help mijn man is geen klusser en ik ook niet!
Lieve lezers, vanaf nu is mijn blog te vinden onder de naam: www.lifegoesonblog.nl. Als je een abonnement hebt zou je nieuwe blogberichten via je e-mail binnen moeten krijgen. Dit bericht is een test om te kijken of dat ook daadwerkelijk gebeurt. Zou je mij daarom een reactie willen sturen als je dit bericht hebt binnen gekregen? Alvast super bedankt!
Bij de garage mopperde ik dat ons camperbusje zo slecht start als het koud en vochtig weer is. De garagehouder haalde zijn schouders op. “Och wat is slecht starten”, antwoordde hij relativerend. “Vroeger had je pas auto’s die slecht startten.”
Direct kwamen herinneringen bij me boven aan onze eerste auto, die we liefkozend ‘de Derby’ noemden. Frans had de zilvergrijze auto – die natuurlijk van een oud vrouwtje was geweest – gekocht voor zevenhonderdvijftig gulden. Hij had wat roestplekken aan de onderkant, lekte een beetje olie en startte wat lastiger in de kou, maar verder reed hij uitstekend had de verkoper verteld.
We waren trots op onze Derby met z’n heupgordels en grote gastank die bijna de hele kofferbak in beslag nam. Op een keer waren we bij het tanken vergeten de gasslang los te koppelen van de auto en reden we met slang en al weg. Oeps. Gelukkig liep het met een sisser af.
Het was telkens weer billenknijpen of de bijklussende monteur die onze auto onderhield de roestplekken voldoende had gecamoufleerd om door de jaarlijkse APK te komen. Voor de olielekkage hadden we een simpele oplossing: we kochten twee vijfliter flessen olie en een trechter en als we een rit van meer dan honderd kilometer voor de boeg hadden vulden we eerst een litertje olie bij. Op een dag begon de auto heftig te roken onder de motorkap. Ik manoeuvreerde de auto snel een parkeerhaven in en zag al snel wat het euvel was. Ik was vergeten de dop op de olietank te schroeven. Even wachten tot alles afgekoeld was, olie bij vullen, dop erop en ik kon weer door. Ik leerde in die tijd veel van auto’s.
Het starten van de Derby vond ik echter een uitdaging. Je moest voldoende gas geven om de motor te kunnen starten, maar vooral niet teveel want dan ‘verzoop’ je hem. Dat betekende dat je een hele tijd moest wachten om het opnieuw te kunnen proberen. Het leverde extra druk op dat je maar een paar startpogingen kon doen, omdat anders je accu leeg was en dan waren de kansen om op tijd op je afspraak te komen aanzienlijk geslonken.
Het geluid bij het starten was belangrijk. Een ratelend geluid kon duiden op een haperende startmotor. Hiervoor hadden we een klein hamertje in de auto liggen. Even de startmotor op gang helpen met een tikje van de hamer kon nog wel eens uitkomst bieden. Maar heel vaak ook niet. En dan bleef er maar één ding over: hulp inschakelen van een sterke man.
Ik herinner me de koude maandagochtenden wanneer Frans bij mij in Nijmegen was blijven slapen en hij ’s ochtends voor dag en dauw naar Eindhoven ging voor zijn studie bedrijfskunde. Om zes uur ’s ochtends moest ik dan één of twee sterke mannen ronselen die de Derby wilden aanduwen om hem op gang te krijgen. Meestal hielp dit. Als dat niet het geval was, hadden we nog twee troeven achter de hand. Een sleeptouw en oplaadkabels.
Bij de oplaadkabels moest ik iemand bereid vinden die zijn auto beschikbaar wilde stellen om onze accu op te laden. Met de stroomkabels werd de energie van de accu van de behulpzame medeburger gebruikt om onze lege accu nieuw leven in te blazen. Soms slootten we de kabels verkeerd aan en dan waren beide accu’s leeg.
Aanslepen was een ander probaat middel. Ik vond het doodeng. De Derby werd met een sleepkabel aan een andere auto bevestigd, die vervolgens begon te rijden met de Derby achter zich aan. Ik zat dan in de Derby met de versnelling in de twee en de koppeling ingetrapt. Als we voldoende vaart hadden moest ik de koppeling ineens op laten komen en dan zou de motor aanslaan. Het spannendste moment was wanneer ik moest stoppen om de kabel af te koppelen. Ik moest zien te remmen zonder de auto af te laten slaan. Hiervoor gebruikte ik de handrem, terwijl ik tegelijkertijd gas gaf om de motor aan de gang te houden.
Soms als ik alleen onderweg was, dan durfde ik de auto niet uit te zetten uit angst dat ik hem niet meer aan de praat zou krijgen. Dan liet ik de motor draaien terwijl ik op mijn afspraak was en sloot ik de auto af met de reservesleutel. Aan de invloed die dat op het milieu had dacht ik toen nog niet.
“Dat waren nog eens tijden”, glimlachte ik naar de garagehouder. En het schoot door mijn hoofd dat juist dat geklooi met die olielekkage en dat gepruts met die startmotor voor vrolijke herinneringen en mooie verhalen hebben gezorgd. We rijden nu in een fijne auto die ons overal soepel en zonder problemen naar toe brengt. Dat is heerlijk en ik ben er dankbaar voor, maar het levert weinig gespreksstof op.
En zo is het ook in het leven. Afzien, tegenslag en frustratie zijn niet leuk als je er middenin zit, maar achteraf kun je er smeuïg over vertellen. Het levert herinneringen op en geeft levenservaringen waar we met trots en humor over kunnen verhalen. Dat waren nog eens tijden. Dat hebben we echt meegemaakt. Dat hebben we mogen ervaren. En dat is toch de jeu van het leven.
Gelukkig kreeg ik kanker is de titel van mijn nieuwe boek. Niet dat ik direct gelukkig was toen ik de diagnose borstkanker kreeg. Integendeel. Ik voelde me bang en onzeker voor wat me te wachten stond. Maar achteraf kan ik zeggen dat kanker me veel heeft gebracht. Het heeft mijn leven verrijkt op een manier die ik vooraf niet had kunnen voorzien.
Met het boek wil ik mensen die nog aan het begin van het traject staan hoop en perspectief bieden. Wanneer je net de diagnose kanker hebt gekregen zit je niet te wachten op verhalen van hoe erg het allemaal is. Uit eigen ervaring weet ik hoe fijn het is om je op te trekken aan positieve verhalen, aan inspirerende voorbeelden, aan lotgenoten die het traject achter de rug hebben en die er goed doorheen zijn gekomen.
In Gelukkig kreeg ik kanker deel ik wat mij heeft geholpen tijdens de diagnose, de behandeling en de opbouwfase. Ik geef aan wat je zelf kunt doen om je leven met kanker zo aangenaam mogelijk te maken. Ik heb mijn tips verdeeld over de volgende vijf gebieden:
Zingeving: Kan ik kanker of andere tegenslag in mijn leven ombuigen tot iets waardevols?
Sociaal: Hoe kan en wil ik mijn familie en vrienden betrekken bij mijn proces?
Mentaal: Wat kan ik doen om positief te blijven en hoop te houden?
Emotioneel: Hoe zorg ik emotioneel goed voor mezelf? Hoe verwerk ik wat mij is overkomen?
Fysiek: Hoe kan ik mijn lichaam vertroetelen? Hoe kan ik fysieke ongemakken verzachten?
Ik heb niet de wijsheid in pacht. Ik bied alleen mijn eigen ervaring aan, waarvan ik hoop dat het anderen inspireert hun eigen weg te vinden. Misschien biedt mijn verhaal herkenning, zet het aan tot denken of geeft het nieuwe inzichten, wellicht helpt het kankerpatiënten keuzes te maken en de regie terug te pakken over hun leven.
Frans spoort mij aan te benadrukken dat het boek niet alleen tot steun kan zijn voor mensen die zelf kanker hebben, maar dat ook hun partner, ouder, kind of vriend er moed uit kan putten.
De geboorte van een boek is spannend. Het idee is maandenlang veilig gegroeid in mijn hoofd, heeft zich verder ontwikkeld en gevormd toen ik er woorden aan ging geven, maar nu ligt het open en bloot op tafel. Klaar om verspreid te worden in de buitenwereld. Ik merk dat ik dat eng vind. Hoe zal het worden ontvangen? Welke reacties krijgt het? Zal het zijn doel bereiken? Het voelt kwetsbaar om mijn boek te presenteren aan de buitenwereld. Maar ik ben ook trots op mijn boek en wil heel graag dat het gelezen wordt, want ik heb het geschreven om mensen te inspireren en tot steun te zijn.
En dan nu een oproep aan mijn lezers: zouden jullie me willen helpen mijn boek “Gelukkig kreeg ik kanker” bekendheid te geven, zodat zoveel mogelijk mensen die zelf of in hun naaste omgeving te maken hebben met kanker er kennis van kunnen nemen? Als mijn verhaal maar een klein beetje kan bijdragen aan hun geluk, dan is mijn missie geslaagd.
Misschien heb je tips hoe ik mijn boek onder de aandacht kan brengen van de doelgroep?
Misschien wil je informatie delen op Social Media?
Misschien ken je mensen voor wie het boek interessant zou kunnen zijn?
Misschien wil je een recensie schrijven bij Bol.com?
Misschien wil je flyers met informatie over het boek verspreiden?
Misschien wil je over mijn boek vertellen aan familie, vrienden en collega’s?
Misschien kun je me in contact brengen met mensen die bij radio, tv, krant of tijdschrift werken?
Misschien kun je me in contact brengen met artsen, verpleegkundigen die werken met kankerpatiënten?
Misschien heb je ideeën waar ik zelf nog niet aan heb gedacht? Dan hoor ik die natuurlijk graag.
Maar misschien wil je het boek eerst zelf lezen? Dat kan natuurlijk!
Het is te koop via www.bravenewbooks.nl/dorothe-huijsmans en bij alle (online) boekhandels in Nederland en Vlaanderen. Prijs 17,95
Toen ik van de zomer een aantal dagen met Huub naar de wadden eilanden ging, had ik Esther beloofd om ook met haar een leuk uitstapje te maken. Het zou de eerste keer zijn sinds haar herseninfarct dat ze zonder Huub op reis zou gaan. Daarom besloten we een niet al te uitdagende trip te maken en kozen we voor ons uitstapje bestemming Oranjewoud in Friesland.
Esther attendeerde me op een hotel met een invalide kamer, zodat ze zelfstandig zou kunnen douchen, naar het toilet kon en in en uit bed kon komen. Met een ernstige beperking is niets meer vanzelfsprekend, toch is er met een beetje creativiteit nog veel mogelijk.
Toen ik in Deventer aankwam kreeg ik van Huub een demonstratie elektrische rolstoel demonteren en weer in elkaar zetten. Voor de zekerheid had hij het proces ook gefilmd zodat ik het ter plekke rustig kon bestuderen, mocht het niet direct lukken. De elektrische rolstoel was namelijk een essentieel onderdeel van de reis met Esther. Zonder rolstoel kwamen we nergens.
Het viel me tegen hoe zwaar de wielen waren. Die kon ik met mijn lymfeoedeem arm beter niet tillen. Ook het frame van de rolstoel was te zwaar en onhandig voor mij om in de kattenbak van onze auto te leggen. Ik zou de hulp van het hotel moeten vragen om de rolstoel uit en weer in de auto te krijgen. Esther is gelukkig heel assertief en had dit via een mailtje al snel geregeld.
Huub legde de gedemonteerde rolstoel voor mij in de auto. De woonkamer stond vol met extra hulpmiddelen die mee moesten, zoals de vierpoot om een paar passen te kunnen lopen, het douchematje, de bedbeugel, de oplader voor de rolstoel, diverse kussens en een rolstoeltas.
Esther had er zin in, maar was ook gespannen. Zou het allemaal goed gaan? Ik vond het vooral fijn om dit samen, als twee vriendinnen, te kunnen ondernemen en ik was benieuwd wat we onderweg samen zouden beleven.
We beginnen de dag met een smakelijk ontbijt en een goed gesprek over waardevol leven. Het valt niet mee als je van de één op de andere dag te maken krijgt met ernstige beperkingen en afscheid moet nemen van veel dingen die je zo graag deed en die je waarschijnlijk nooit meer zal kunnen doen. Het kost tijd dat te accepteren. Het vergt moed en doorzettingsvermogen je leven opnieuw vorm te geven. Onzekerheid en schaamte spelen een rol. Hoe zien anderen jou nu je gehandicapt bent? Ben je nog waardevol en van betekenis voor anderen? We kwamen tot de conclusie dat je niet waardevol bent om wat je doet of kunt, maar om wie je als persoon bent.
Rustig keuvelend tuffen we richting Heerenveen. We hebben moeite de ingang van het hotel te vinden. Ik parkeer de auto op de invalidenparkeerplaats en Esther plaatst de invalidekaart voor het raam. Het is voor mij maar een klein stukje van de parkeerplaats naar de ingang van het hotel, maar voor Esther is het een ware work-out. Ze hijst zich uit de auto omhoog en grijpt de vierpoot die ik voor haar heb klaar gezet. Stapje voor stapje slingert ze haar been en de vierpoot vooruit richting ingang. Het is voor haar een flinke inspanning en we grappen dat ze de fysio voor vandaag al achter de rug heeft. We hebben even een spannend moment als de schuifdeuren sluiten als Esther net de drempel over gaat, ze komt bijna klem te zitten tussen de deuren, maar gelukkig gaan deze ook snel weer open.
Bij de incheckbalie horen we dat onze kamer nog niet klaar is, maar dat ze dat zo snel mogelijk proberen te fixen en dat er rond twaalf een jongen met flinke spierballen zal verschijnen die ons kan helpen om de rolstoel uit de auto te halen.
Na een bezoek aan het invalidentoilet heeft Esther voldoende energie verzameld om met de vierpoot naar het restaurant te lopen. We nemen het eerste de beste tafeltje dat we tegen komen en bestellen cappuccino met gebak. Daarna wandel ik naar de balie en vraag aan de jongen die daar zit of hij sterke spierballen heeft. Hij kijkt me bevreemd aan. Ik vraag of hij me wil helpen om een rolstoel uit de auto te tillen. Behulpzaam wandelt hij met me mee. Ik probeer me zo goed mogelijk te herinneren hoe de rolstoel in elkaar gezet moet worden. De jongeman is rustig en heeft een goed technisch inzicht. Met zijn hulp lukt het vrij gemakkelijk om alle onderdelen in elkaar te passen.
Als ultieme test neem ik plaats in de rolstoel en zet hem aan. Het schermpje springt op groen, ik beweeg de knop naar voren en daar ga ik. Onwennig zigzaggend steek ik de parkeerplaats over, met een rotvaart rol ik het hotel binnen en beweeg me gierend van de lach langs obstakels in het restaurant. Gasten kijken me verbaasd aan. Ik vind het fantastisch om met de rolstoel rond te rijden, maar dat komt natuurlijk alleen omdat ik eruit kan stappen als ik er genoeg van heb. Esther ziet me aankomen rollen en ligt ook slap van het lachen. Ik sta op en zij neemt plaats in de stoel.
Hoewel de kamer klaar is en ik verwacht had dat Esther zou willen rusten, kiezen we voor een wandeling. De rolstoel kan zes kilometer per uur en ik moet flink aanpikken om dat tempo bij te benen. Landgoed Oranjewoud bestaat uit een fraai aangelegd park met oude bomen, bruggetjes, vijvers en statige lanen.
In een weiland zie ik een groepje grijsbruine dieren staan en liggen. Ik herken ze als herten. Maar mijn hersenen zeggen tegen me dat ik me vast vergis en dat het wel koeien moeten zijn. Een kudde koeien in een weiland dat is logischer dan een grote verzameling reeën. Maar als we dichterbij komen, zien we aan de smalle kopjes die ons nieuwsgierig bekijken dat het toch echt om herten gaat. Een groep van zo’n dertig herten; sommige liggen te herkauwen, anderen staan te grazen in de wei, een aantal staat verscholen tussen de bomen en slaat ons nieuwsgierig gade.
We hebben een vrij recht pad uitgekozen. Er waait een stevige herfstwind en wanneer het ook nog begint te miezeren lijkt het me tijd om snel terug te keren naar het hotel. Het idee was om een blokje om te lopen, maar dat bleek alleen mogelijk met een grote boog om de snelweg heen. Dus werd het dezelfde rechte weg terug. Ik kon mezelf wel warm lopen, maar Esther zat te verkleumen in de rolstoel. Regenponcho en fleecedeken waren we vergeten mee te nemen. Shit. Ik hoopte dat we niet zeiknat zouden regenen. Voor mijzelf vond ik dat niet zo erg, maar ik wilde niet dat Esther onderkoeld zou raken. Het bleef gelukkig bij wat motregen.
Rond half drie waren we terug bij het hotel. Slapen of lunchen vroeg ik aan Esther? Het werd lunchen. Bij een grote mok thee en een tosti warmden we weer wat op en postte Esther ons vreemde wandelrondje op Strava: twee rechte lijnen in een hoek van negentig graden. Toch mooi een ruime vijf kilometer afgelegd.
Het was inmiddels vier uur en hoog tijd voor een middagdutje. Maar hiervoor moest eerst het bed voor Esther worden geprepareerd. Ik worstelde met het in elkaar zetten van de bedbeugel waar Esther zich aan op moest trekken om uit bed te kunnen komen. Ik besloot niet teveel tijd te verspillen en de hulp van de bedachtzame jongeman met de spierballen in te roepen. Dit bleek een goede zet. Rustig en bekwaam bekeek hij het karwei en even later lag Esther lekker in bed te pitten. Ik had van tevoren allerlei dingen bedacht die ik zou kunnen doen als Esther in de middag zou rusten. Zelf een dutje doen hoorde daar niet bij, maar is het uiteindelijk wel geworden. Rond zes uur ging de wekker en schoten we allebei wakker uit een verkwikkende slaap.
Om half zeven had ik restaurant De Oranjetuin gereserveerd. We kregen eerst diverse amuses van het huis en toen Esther het voorgerecht op had, vroeg ze zich af of ze nog wel ruimte had voor een dessert en moest ik haar eraan herinneren dat er eerst nog een hoofdgerecht zou komen. Er zat ruimschoots tijd tussen de gangen dus uiteindelijk kwam het helemaal goed en namen we toch nog een dessert en ook nog een afsluitende kop thee. Het was rond een uur of tien dat we onze hotelkamer opzochten. We hadden gepraat over onze jeugd en de opvoeding die we hadden gekregen, onze ouders en hoe dat onze keuzes in het leven had beïnvloed. Aan het eind van de avond kwam er een wat oudere man bij ons tafeltje staan. Het bleek de directeur te zijn en hij wilde graag weten of alles naar wens was of dat hij nog dingen kon verbeteren. Zeker ook gezien vanuit het standpunt van een minder valide.
Het was een gezellige avond. Het voelde vertrouwd met Esther. In bed kletsten we als twee giechelende tienermeisjes op een zomerkamp. Telkens als één van ons wilde gaan slapen, begon de ander weer te kletsen.
Esther had ’s nachts liggen brainstormen over wat er allemaal beter kon in het hotel vanuit het gezichtspunt van een minder valide. Toen ze de directeur beneden in de hal zag staan, trok ze hem aan het jasje en demonstreerde hem wat lastig was (toiletrol te ver weg om te kunnen gebruiken, geen stang om de deur dicht te trekken, douche te ver weg). Ze gaf ons een korte cursus bewustworden waar je als minder valide tegenaan loopt. Ik zie mogelijkheden voor haar om zich hier maatschappelijk voor in te zetten. Ze is mondig en zit boordevol creatieve ideeën (tijdschrift voor mensen met een beperking) en verbeterpunten. Misschien kan het haar helpen om zin en betekenis te geven aan wat haar is overkomen, tenslotte kun je dit alleen doen als je zelf ervaringsdeskundige bent.
Bij het ontbijtbuffet vond ik het vreemd dat er nergens opscheplepels lagen en dat je de broodjes of kaas met je handen of gebruikte bestek moest oppakken. Bleek dat iedereen bij de ingang een eigen tang had gekregen, maar die hadden wij dus gemist….
We wandelden de kleine twee kilometer richting museum Belvedere. Aandachtspunt was dat de batterij van de rolstoel bijzonder snel terugliep. Ik had de accu gisteren wel opgeladen toen we een dutje deden, maar dat was blijkbaar niet genoeg geweest. De terugweg zou spannend worden, maar dat was van latere zorg. Eerst lekker genieten van de kunst in het museum.
Het museum ligt mooi ingepast in het Friese landschap en hangt bijna boven het water. In de tuin staan beelden die indruk op ons maakten. De entree was nog even een dingetje. We waren een uur te vroeg. Voor ons werden mensen zonder pardon teruggestuurd. ‘Komt u vanmiddag maar terug, we zitten nu vol.’ ‘Nee, er zijn geen kaartjes meer te koop.’
Toen ik terugkwam van het toilet zag ik Esther net bij de controle staan waar een dame haar de tickets teruggaf. ‘Hoe heb je dat gefikst?, vroeg ik, terwijl we snel het museum inliepen voor ze zich zouden bedenken. ‘Beetje zielig doen’, antwoordde ze met een glimlach. ‘Heel af en toe kan een beperking ook handig zijn’, zei ze. ‘Daar moet je gewoon gebruik van maken’, stemde ik met haar in.
Het was lang geleden dat ik in een museum was geweest. Ik genoot ervan. Er waren schilderijen van de wadden, landschappen met mystieke bloemen, kleurige schilderijen die met een paar vegen een landschap uitdrukten, het project nachtfoto’s en tekeningen en schilderijen van dieren. En indrukwekkende beelden van hout, brons en glas.
Buiten scheen ineens de zon en op een bankje genoten we van een appeltje en de omgeving. Om de batterij te sparen rolden we heel langzaam terug naar het hotel. Nog even genieten van de zon op het terras met een kroket en een kop soep en dan is het tijd om huiswaarts te keren. We hadden het goed uitgekiend de batterij stond al op de reservestand, maar deed het nog net. De vriendelijke jongeman hielp me weer met het demonteren en inladen van de rolstoel en toen begaven we ons in de vrijdagmiddag file naar huis. De GPS stuurde ons via de meeste kleine binnenwegen van Friesland, Drenthe en Overijssel om de file zoveel mogelijk te omzeilen. Of dit veel tijd scheelde weet ik niet, maar het was in ieder geval geografisch leerzaam. We kwamen door allerlei onbekende dorpjes en buurtschappen, liepen vast op wegonderbrekingen, zaten kilometers lang achter landbouwmachines en tractoren en kwamen uiteindelijk toch nog vast te staan door verkeersdrukte. Hongerig, moe en voldaan bereikten we uiteindelijk Deventer. We sloten af met een maaltijd van de afhaal Chinees.
Het uitstapje met Esther is me goed bevallen. Het was gezellig als vanouds. Het was vertrouwd en fijn weer samen op pad te gaan. En daarmee is voor mij bevestigd dat het er niet om gaat wat je kunt of wat je doet, maar wie je bent als vriendin, als moeder, als partner, als uniek mens. Op naar het volgende uitstapje!
Op mijn verlanglijstje, die volgens Frans alleen maar langer wordt naarmate we meer reizen, stond Le Mont Saint-Michel. En nu we er zo dicht in de buurt waren wilde ik er beslist naar toe.
Dat dicht in de buurt viel een beetje tegen. Het was nog zo’n 345 kilometer rijden en we deden er ruim vier uur over. Vanaf de kleine slingerende weg zagen we het beroemde eiland met zijn vesting en abdij al van veraf liggen. Het landschap is hier vlak alsof het net gestreken is.
Le Mont Saint-Michel stamt uit het jaar 700 toen een monnik een visioen kreeg van aartsengel Michael om op het rotsachtige eiland een kerk te bouwen. Sindsdien is het eiland door de eeuwen heen – met uitzondering van een korte periode als gevangenis – steeds een plek geweest voor contemplatie en reflectie. Ook nu leeft er nog een groep broeders en zusters in eenvoud in het oude klooster. De omgeving zal hierin zeker een rol spelen. De abdij ligt hoog op de rotsen vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over de baai die met eb kilometers droog valt. Je hebt dan drie uur de tijd om over het uitgestrekte waddengebied met zijn geulen te wandelen. Voorzichtigheid is geboden, want het water komt razendsnel opzetten, zoals Frans en ik met eigen ogen zagen gebeuren. In een kwartier tijd liep de zandvlakte onder de brug waar we stonden te kijken vol met een kolkende stroom water. Het schijnt dat het water een snelheid heeft van tweeënzestig kilometer per uur.
Via de fraai aangelegde houten brug wandelen we van de parkeerplaats naar het eiland. We hebben kaartjes voor de abdij, die vandaag gratis zijn omdat het open monumenten dag is. Hebben wij weer geluk. Wel hebben we in verband met corona een tijdslot gekregen om binnen te komen.
We zijn niet echt voorbereid op de drukte op het eiland met zijn smalle middeleeuwse straatjes en vele winkeltjes. Het benauwt ons. Zo snel mogelijk proberen we naar de ingang van de abdij te komen, maar ook hier is het druk. In file lopen we door de enorme zalen van de abdij. Hierdoor kunnen we er minder van genieten en maakt het gebouw niet echt indruk op ons. Het uitzicht over het wad is indrukwekkend, maar ik geef toch de voorkeur aan de krijtrotsen.
‘Misschien is het eiland wel prachtig verlicht’, opper ik om Frans zover te krijgen met mij mee te gaan op een nachtelijke wandeling naar het eiland. In mijn hoofd heb ik een romantisch tafereel van wandelen met mijn lief over een brug over zee naar een sprookjesachtig verlicht eiland. Als Frans uiteindelijk meegaat, is het zwaar bewolkt en regent het zachtjes, de pendelbussen rijden nog steeds af en aan en wordt het silhouet van Le Mont Saint-Michel slechts verlicht door één miezerig lampje. Na een paar honderd meter gaan we terug en duiken het bed in.
We hebben allebei behoefte aan rust en natuur na de drukte van gisteren. Ik vind een natuurgebied dat ‘Suisse Normande’ heet. De naam duidt op de rotsige bergen die Zwitsers aandoen. We nemen afscheid van Le Mont Saint-Michel in een cafeetje met cappuccino met uitzicht op de vesting. Via verlaten landweggetjes koersen we door een boomrijk gebied. De wegen beginnen steeds meer te rijzen en te dalen. Op deze manier rijden vinden we allebei leuk om te doen.
Camping de la Rouvre is precies wat we nodig hebben: een oase van rust en natuur, gelegen aan riviertje La Rouvre en een gastvrije ontvangst. Het echtpaar dat de camping runt is vriendelijk en uitnodigend. We mogen zelf een plekje uitzoeken. Ons oog valt op het grote veld achteraan de camping. Hier kun je je hangmat ophangen, een kampvuurtje stoken, genieten van prachtige oude kastanjebomen, een appeltje plukken uit de fruitgaard of Ezel Therese en haar metgezel de bok Gaston een wortel voeren. ’s Avonds leert Frans me schaken op het gezellig ingerichte terras, wisselen we wandeltips uit met andere campinggasten en hoort Frans van de eigenaar dat er twee vliegstekken in de buurt zijn.
Suisse Normande is een dunbevolkt gebied en het blijkt een hele uitdaging te zijn om iets eetbaars te vinden. Met de camper toeren we van dorp naar dorp op zoek naar brood of iets anders dat we mee kunnen nemen op onze wandelingen. Nu het hoofdseizoen voorbij is durven we er niet op te vertrouwen dat we wel een restaurantje of terrasje tegen komen dat geopend is. En die zorg blijkt terecht. Zelfs bij het toeristische hoogtepunt van Suisse Normande, la Roch d’Oëtre zijn de restaurantjes gesloten.
Uiteindelijk vinden we een minisupermarkt. Maar als we om brood vragen, begint de eigenaresse spontaan te lachen. Ze zegt dat we al de zesde zijn die vandaag naar brood vraagt en dat dat echt een probleem is in de regio. Bijna alle bakkers zijn gestopt, omdat het hoogseizoen is afgelopen. Ze hebben een pauze ingelast. Zij laat brood bakken door een boerin, maar dat komt pas eind van de middag binnen. Na twee uur rond rijden vinden we uiteindelijk ‘une boulangerie’.
We maken een wandeling door een kloof met grote bomen en een bruin riviertje met zeldzame rivierkreeftjes. In the middle of nowhere komen we geheel onverwacht een picknick plaats tegen waar we thee en koffie kunnen krijgen. Tijd voor de lunch met koffie, thee en stokbrood. Hoewel de wolken dreigend in de lucht hangen, blijft het droog.
Na de wandeling gaan we op zoek naar één van de vliegstekken. Frans vindt het leuk om daar te gaan kijken, hoewel het vandaag geen vliegweer is. Helaas zijn er wegwerkzaamheden waardoor de toegangsweg naar de vliegstek is afgesloten. Van welke kant we het paragliding startpunt ook proberen te benaderen, overal vangen we bot en het lukt ons niet er te komen.
Het einde van onze vakantie nadert. Een beetje weemoedig nemen we afscheid van Suisse Normande. Een heerlijk gebied om tot rust te komen. Langzaam maken de kleine wegen plaats voor drukke verkeersaders en komen we bij de stad Caen weer terug in de bewoonde wereld.
Bij Honfleur waar de Seine uitmondt in zee nemen we een break. Het is een pittoresk stadje met een houten kerk (zoals je veelal ziet in Scandinavië), een haven met kleurige huisjes en een leuk plein. Op een terrasje van een ‘salon de thé’ met pianomuziek op de achtergrond genieten we nog eenmaal van de zon en van een verrukkelijk gebakje met pistachenoten en pure chocolade. Het meisje van de bediening heeft grote, heldergroene ogen en praat via gebarentaal. Ze is doof.
Op weg naar de auto komen we langs een kunstgalerie waar onze aandacht wordt getrokken door een schilderij van dansende mensen in de vorm van een hart. De mensen zijn weergegeven als kleurige stipjes en toch kun je zien dat ze dansen en bewegen en dat het mensen zijn. Knap geschilderd, mooie symboliek. We zijn ervan onder de indruk.
Net na Honfleur rijden we over de ‘Pont de Normande’. Een witte hangbrug die in een steile boog de rivier de Seine overbrugt. De twee kilometerlange brug is imposant om overheen te rijden. Ik durf nauwelijks van het uitzicht te genieten omdat ik mijn aandacht op de weg moet houden die vrij steil omhoog en omlaag gaat.
Het plan was eigenlijk om vandaag nog ergens te gaan kamperen en dan morgen de laatste etappe naar huis te rijden. Maar zoals wel vaker aan het einde van een reis, ruiken we de stal en rijden we in één ruk door naar huis. Dat biedt perspectief voor de volgende dag.
Het is eind september maar nog steeds heerlijk weer. We pakken onze fietsen en rijden naar Zutphen waar Frans zijn kleding- en schoenenvoorraad aanvult. We lunchen uitgebreid op een terras en fietsen dan terug naar huis. Een mooie afsluiting van onze vakantie samen. ’s Avonds pak ik snel mijn koffer in en vertrek richting Deventer, want er staat alweer een nieuw uitje op de agenda.
’s Nachts regent het en kruipen we knus tegen elkaar aan. De volgende ochtend pakt Frans zijn weer-apps – die hij ook voor het paragliden gebruikt – erbij. Ons plan was om in de Franse Alpen te gaan wandelen, maar er trekt de komende dagen een koufront over de Alpen waardoor in het hele gebied veel regen gaat vallen. Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk, Italië overal gaat het regenen. De enige regenvrije spot die we op de kaart zien is Normandië.
En zo koersen we met de camper richting de krijtrotsen van Normandië. Het is druk op de weg en de navigatie leidt ons via de Route National, omdat op de tolwegen lange files staan vanwege wegwerkzaamheden. Het deert ons niet. We hebben alle tijd en genieten onderweg van ons eerste Franse stokbrood deze vakantie.
In Yport, een dromerig dorpje met statige landhuizen opgebouwd uit grijze natuursteen, vinden we een camping met uitzicht op de krijtrotsen. Genietend van een kopje thee kijken we hoe de ondergaande zon de witte rotsen langzaam roze kleurt en er steeds meer lichtjes verschijnen in de baai die ver beneden ons ligt.
’s Ochtends is het fris maar zonnig. We pakken de bus naar Etretat waar de zee bijzondere vormen in de zachte krijtrotsen heeft uitgesleten die namen dragen als ‘de olifant’, ‘de boog’ en ‘de naald’. We klauteren vanuit het kiezelstrand omhoog tot we bovenop de kliffen staan en uitkijken over de baai. Ik krijg er maar geen genoeg van. Het uitzicht is zo mooi. De witte rotsen steken fel af tegen de blauwe zee. Niet voor niets vormde dit landschap een bron van inspiratie voor vele impressionistische schilders uit de 19e eeuw zoals Monet en Courbet. Maar de schilderachtige omgeving werd ook het decor voor de verhalen van een populaire Franse held, de gentleman-dief Arsène Lupin (serie is nu te zien op Netflix). Een heel andere indrukwekkende attractie is de golfbaan boven op de kliffen!
We wandelen via een Grande Randonnée over de krijtrotsen terug naar Yport. Onderweg picknicken we met uitzicht op de naald. Aan het eind van de dag nemen we een duik in zee. Het water is heerlijk van temperatuur en er zijn nauwelijks golven, zodat je echt kunt zwemmen en rustig op je rug kunt dobberen zonder overspoeld te worden.
De volgende dag wandelen we de andere kant op, richting Fécamp. Er zijn hier nog niet zolang geleden een aantal rotsen afgebrokkeld en naar beneden gestort waarbij iemand is overleden. Daarom is het strand langs dit traject grotendeels afgezet en ook mag je voor je eigen veiligheid niet meer vlak langs de rand van de kliffen wandelen. Toch is het een mooie wandeling langs slaperige gehuchtjes, een kloof met varens en uitgestrekte landerijen. Fécamp blijkt een wat grotere plaats te zijn met een kathedraal met glas-in-lood ramen, een haven en een oud klooster dat ‘Palais Benedictine’ heet. De Benedictijnen die in het klooster woonden waren wetenschappers. Ze schreven boeken nog voor de boekdrukkunst was uitgevonden om hun kennis te delen. De monnik Bernardo Vincelli besteedde zijn hele leven aan het maken van een levenselixer. Het doel was een geneeskrachtig medicijn te maken dat het leven kon verlengen. De medische wetenschap stelde in die dagen nog niet zoveel voor en er waren eigenlijk nog geen medicijnen. Vincelli gaf zijn elixer de naam Benedictine. Het deed me denken aan het levenselixer uit Asterix en Obelix.
Benedictine is een drank die heden ten dage nog wordt gebrouwen in het Palais Benedictine en die bestaat uit zevenentwintig kruiden en een grote dosis alcohol. Na de rondleiding door het museum en de brouwerij kwamen we uit bij de proeverij, waar we drie varianten van de Benedictine mochten uitproberen. Het drankje liet een warme gloed achter in mijn keel en had een zachte, zoete afdronk. Of we ons leven hierdoor hebben verlengd weten we niet, maar met een lichte roes verlieten we het pand.
We wandelden een eindje over het kiezelstrand langs de onderkant van de witte krijtrotsen. Het was eb en de witte rotsen die normaal onder het water liggen kwamen nu tevoorschijn met flinke plakken zeewier en mosselen. Op een bordje stond dat het verboden was de mosselen te vangen. We schoten niet erg op want de kiezels rolden weg onder onze voeten en de witte rotsen waren glibberig. Af en toe wierp ik een blik omhoog om te kijken of er niet net toevallig een rotsblok naar beneden viel. Bij een trap verlieten we het strand en klommen omhoog de kliffen op, daarna keerden we via de velden terug naar de camping.
Tussen de Kanjers voor Kanjers dag en een gepland uitstapje naar Friesland met mijn vriendin Esther, hadden Frans en ik een paar dagen tijd om samen op vakantie te gaan. Maar daarvoor moest hij eerst nog twee dagen naar een klant in Gouda.
Toen we doodmoe thuiskwamen van de Kanjers voor Kanjers dag pakten we in een uurtje tijd onze spullen voor de vakantie in en reden richting Gouda waar ik een plekje had gereserveerd op camping Groen Geluk. Via een smal weggetje kwamen we in het donker aan op de camping, die niet zo idyllisch was als de naam deed vermoeden. We kregen een plekje toegewezen op een soort betegeld terras. De caravans stonden dicht tegen elkaar aan, er waren helaas geen fietsen te huur, de theetuin was gesloten en het geroemde natuurgebied bleek een – in onze ogen – normaal weiland met wat vogels te zijn.
Onze nachtrust werd verstoord door een kolonie muggen die blijkbaar in een onbewaakt ogenblik onze camper was binnengedrongen. Telkens weer hoorden we het irritante gezoem van muggen bij onze oren, op de gordijntjes en muren van de camper verschenen steeds meer geplette muggenlijkjes en bloedvlekjes, omdat ik – grote dierenvriend – de muggen genadeloos doodmepte. Toch leek er aan het gezoem geen einde te komen. Pas tegen een uur of vier viel ik in slaap.
Om half zeven werd ik weer wakker van gezoem, ditmaal was het de wekker. Na een lekker ontbijtje in de camper, haalde Frans zijn laptop tevoorschijn en gingen we op pad. Om acht uur werd hij verwacht bij zijn nieuwe klant in Gouda. Het smalle dijkweggetje tussen Hekendorp en Gouda was geen aanrader in de ochtendspits, je kon elkaar alleen passeren bij speciaal in de weg gemaakte vluchthavens. Dat betekende veel wachten, soms een stukje achteruit rijden, wenkende handgebaren maar ook nors voor zich uitkijkende forensen die reden alsof er geen medeweggebruikers waren. Toch arriveerden we precies op tijd bij de klant, waar we de camper op de gratis parkeerplaats neerzetten.
Frans verdween in het gebouw en ik bleef alleen achter in de camper. Er lag een hele, lege dag voor me. Ik was benieuwd hoe ik die zou gaan invullen. Ik viel om van de slaap, maar om nu in het zicht van het kantoorpersoneel te gaan liggen maffen, vond ik niet zo gepast. Ik was bang dat het de reputatie van Frans niet ten goede zou komen bij zijn nieuwe klant. Ik schonk mezelf een kopje thee in en nam de mogelijkheden voor vandaag door. Fietsen? Naar het strand? Terug naar de camping? Museum bezoeken?
Al snel kwam ik erachter dat op maandag vrijwel alles dicht zit; fietsverhuur, musea. Ik had geen zin om in de maandagochtend spits te staan op weg naar het strand of om terug te keren naar de camping. Ik besloot naar het centrum van Gouda te wandelen. Ik had een vreselijk duf hoofd en ik hoopte dat een beetje frisse lucht me goed zou doen. Over een gezellig gevuld fietspad met aan beide kanten een brede sloot met eenden, zwanen en meerkoeten wandelde ik richting centrum. Huizen en straten zijn hier omringd door water. Overal zijn sloten, beekjes en grachten met water dat bijna tot aan het asfalt komt. Een heel ander landschap dan de Achterhoek.
Na ruim een half uur liep ik het historische hart van Gouda binnen. Het was verlaten en het stonk naar afval. Vuilniswagens waren overal bezig de kliko’s te legen. Winkels en horeca waren nog gesloten. Bij een terrasje waren ze net de stoelen aan het buiten zetten toen ik passeerde.
‘Hoe laat gaan jullie open?’, vroeg ik.
‘Om 10.00 uur. Maar kan ik u misschien ergens mee van dienst zijn?’, reageerde het meisje van de bediening vriendelijk.
Ik knikte dankbaar. ‘Ik zou heel graag even gebruik maken van het toilet en een kop thee drinken.’
‘Daar kan ik voor zorgen’, zei ze met een brede lach. ‘Loop maar met me mee.’
En zo zat ik even later met een kop thee op een bankje naar de ontwakende stad te kijken.
Ik kreeg het steeds beter naar mijn zin in Gouda.
Ik ontdekte dat Gouda een mooie oude stad is met een rijke historie. Midden op het plein ligt het stadhuis, schuin er tegenover de Waag waar vroeger de kazen werden gewogen, achter het plein de Grote Sint-Janskerk met het Goudse museum. Allemaal gesloten op maandag, maar dat maakte dat ik overal rustig en zonder andere toeristen rond kon dwalen op mijn verkenningstocht. Gouda heeft een leuke haven met oude sluis waar ik een tijdje toekeek hoe plezierjachten van de binnenwateren naar de Hollandse IJssel voeren. Gouda ligt dus net als Doetinchem aan een tak van de IJssel.
Er was ook een park met oude bomen, grote vijvers, bloemen en leuke bankjes. Bij een grote volière streek ik neer op een bankje van mozaïek en keek geamuseerd hoe de groene en blauwe parkieten op takjes heen en weer schommelden, hoe twee witte kaketoes met gele kuif elkaar voerden en kusjes gaven. Ik deed een dutje op de bank en neusde wat in de kleine huisbibliotheek die daar stond. Toen ik trek kreeg, wandelde ik terug naar het grote plein. Het was inmiddels volgestroomd met toeristen en alle terrasjes waren bezet. Op het terras van Bagels en Beans waar ik ’s ochtends zo vriendelijk was geholpen streek ik neer voor de lunch. Heerlijk gegeten en de bediening was weer super vriendelijk. Blij door zoveel vriendelijkheid verliet ik het terras.
Na weer een uurtje wandelen viel mijn oog op een bioscoop. Er draaide leuke films en het was aantrekkelijk om ergens lekker rustig te kunnen zitten en uitrusten. En zo zat ik even later met een vijftal andere vijftigplussers op een maandagmiddag naar de film ‘the Father’ te kijken. Anthony Hopkins speelt een bejaarde man die langzaam de grip op zijn leven verliest omdat zijn brein hem in de steek laat. Uitgerust verliet ik de bioscoop en wandelde ik terug naar de camper waar Frans net klaar was met zijn werk.
We reden samen terug naar camping Groen Geluk waar we een smakelijke maaltijd bereidden op ons gasfornuisje in de camper, terwijl we elkaar bijpraatten over wat we die dag hadden beleefd. Ik vertelde Frans dat ik onverwacht verliefd was geworden op Gouda.
De volgende ochtend is de fietsverhuur op het centraal station van Gouda geopend. Voor het eerst van mijn leven neem ik plaats op een elektrische fiets. De enige optie bij de fietsverhuur. Gewone fietsen zijn uit de gratie, zo vertelt de verhuurder. De eerste drie slagen gaan erg zwaar, dan komt de trapondersteuning op gang en krijg ik een flinke zwieper, waardoor ik er als een raket vandoor ga. Als ik ook maar even stop met trappen, dan gaat de ondersteuning eraf en moet ik eerst weer drie zware slagen trappen om op gang te komen. Op kruisingen maakt me dit erg traag. Op de lange, rechte stukken met tegenwind is de trapondersteuning wel prettig, maar in de stad vind ik het eerder onhandig.
Ik houd de batterij goed in de gaten, want als de accu leeg is, dan wordt het fietsen echt zwaar. Maar gelukkig kan ik probleemloos zo’n vijftig kilometer fietsen zonder de accu op te hoeven laden. Ik fiets van Gouda naar Boskoop en naar de Reeuwijkse Plassen, daarna via Haastrecht weer terug naar Gouda. Het is een prachtige, waterrijke omgeving om te fietsen. Kleine weggetjes langs slootjes vol waterlelies en witte bruggetjes, in Boskoop velden met gekweekte bomen en heesters, bij Reeuwijk grote plassen en vaarroutes voor plezierjachten.
Rond een uur of vier lever ik de fiets weer in en wandel terug naar de camper waar Frans al staat te wachten. In de avondspits koersen we richting Rotterdam en vervolgens naar Breda. Onze gezamenlijke vakantie is gestart.
Op de grens bij knooppunt Hazeldonk vinden we een grappige kleine camping: de Klompenboom. In een grote Lindeboom hangen diverse houten klompen om de takken de goede kant op te leiden. De camping is naar deze boom genoemd. Het is er heerlijk rustig en we genieten van de stilte. De camping is fraai aangelegd met bloeiende bloemen en rondscharrelende kippen.
Frans, Margo en een twintigtal kinderen met een beperking en hun ouders, broers en zusjes hadden zich al weken op deze dag verheugd. Eindelijk was het zo ver. Ruim een jaar geleden hadden Margo en Frans deze dag in de agenda gezet en waren de voorbereidingen begonnen. Stichting Kanjers voor Kanjers zou in samenwerking met Maurik Paragliding een vliegdag organiseren, waarbij kinderen met een beperking als tandempassagier de kans kregen een heuse paragliding vlucht te maken.
Gelukkig was het op de geplande dag uitstekend vliegweer. De zon scheen en er waaide een lichte bries. Alle teamleden hadden er zin in om de kinderen een onvergetelijke dag te bezorgen. Na het opbouwen van de stand, het plaatsen van de vlaggen en vaandels, het klaarmaken van de lier en het uitstallen van de helmen en harnassen, kregen we een briefing van Frans met de do’s en don’ts.
Rond half elf reden de eerste auto’s met opgewonden kinderen en hun familie het weiland vol koeienflatsen op. Al snel stroomde het weiland vol en vond iedereen een plekje op meegebrachte stoel of picknickkleed. Frans (Maurik Paragliding) en Harriët (Kanjers voor Kanjers) heetten iedereen welkom en legden uit wat de procedure en de regels waren.
En toen ging de eerste passagier onder luid applaus de lucht in. Kirrend van plezier kwam het kleine ventje weer terug op aarde, met een grijns van oor tot oor op zijn gezicht. Sommige kinderen trilden van spanning, maar wilden toch de lucht in. Gelukkig hadden we drie ervaren tandempiloten die de jonge passagiers op hun gemak wisten te stellen met een grapje en een praatje.
Het was mijn taak de passagiers te voorzien van een passende helm en het harnas aan te doen en vast te maken. Ik vond dat heel leuk om te doen, want zo had ik met elke passagier even contact. Margo bepaalde de volgorde van de passagiers, waarbij we afwisselden tussen groot, middel en klein, zodat we de harnassen gemakkelijk door konden wisselen.
De broodjes knakworst, chips en limonade (gesponsord door de Jumbo) vonden gretig aftrek. Vliegen maakt hongerig. De meeste kinderen vonden het ook leuk om te zien hoe andere kinderen de lucht in gingen. Soms wilden ze eerst kijken om voldoende vertrouwen op te doen voordat ze zelf een vlucht durfden te maken.
Het was een dag vol trots, vreugde en ontroering. Er werd menig traantje weggepinkt, de piloten werden blij van het applaus dat bij iedere vlucht weerklonk, het hele team genoot van de brede grijns op de gezichten van de kinderen. Sommige kinderen hadden een geestelijke beperking, anderen leden aan een chronische ziekte en hadden bijvoorbeeld een sonde, weer anderen hadden een fysieke beperking en misten bijvoorbeeld een been als gevolg van een ongeluk. Eén jongen maakte veel indruk. Nog nauwelijks een jaar geleden had hij een duikongeluk gehad, waardoor hij tot aan zijn middel verlamd was geraakt. Een drietal teamleden tilden hem op, en onder luid gejuich ging hij de lucht in. Hier kon hij zich weer even voelen als een ‘normaal mens’. In de lucht speelde zijn handicap even geen rol en kon hij zich net zo vrij wanen als ieder ander.
Het werd een onvergetelijke en emotionele dag. Na het inpakken van de spullen was ik kapot. Doodmoe maar uitermate tevreden. Frans straalde. Het is een diep gevoelde wens van hem om mensen met een beperking het gevoel van vrijheid in de lucht te laten ervaren.
Ik kwam net thuis van een tuinconcert van Wibi Soerjadi waar ik met mijn zus en ouders naar toe was geweest. Wibi had virtuoos gespeeld achter zijn vleugel in de tuin, terwijl zijn zwartwit gevlekte hond Pepper vrolijk kwispelend door het publiek had gelaveerd. Pepper had een hardnekkige interesse in mijn handtas gehad. Waarschijnlijk omdat ik daar twee krentenbollen in had verstopt. Niet voor hem, maar voor mezelf. Voor het geval ik trek zou krijgen.
Twee weken eerder was het tuinconcert in het water gevallen. Letterlijk. Een hoosbui had het gazon onder water gezet, de vleugel was nat geworden en Wibi had besloten het concert af te gelasten. Vrijwilligers in regenponcho’s brachten ons de teleurstellende mededeling, nadat we na anderhalf uur rijden vol verwachting aan kwamen rijden, want wij hadden onderweg nauwelijks regen gehad.
Maar vandaag was het zonnig geweest, we hadden in de pauze zelfs een ijsje gegeten en Wibi had ons meegenomen langs zijn repertoire door de jaren heen.
De muziek klonk nog na in mijn oren, toen Frans vertelde dat er – wegens versoepelde coronamaatregelen – extra kaartjes in de verkoop waren gekomen van pianiste Iris Hond die muziek van Ludocivo Einaudi zou spelen in het concertgebouw. Nogal overhaast zocht ik op internet naar datum en tijdstip van het concert, belde mijn zus en mijn ouders – die nog in de auto op weg naar huis waren – met de vraag of ze mee wilden naar het concert in Amsterdam. Zonder echt hun antwoord af te wachten bestelde ik in mijn enthousiasme alvast vier kaartjes. Want ik vind de muziek van Einaudi prachtig en het is mijn doel deze ooit zelf te kunnen spelen. Als vijftig plusser moet je jezelf ambitieuze doelen blijven stellen vind ik, dat houdt het leven leuk.
De volgende dag belde mijn moeder. Ze wilde liever niet mee naar het concert; een dag na haar verjaardag was misschien iets teveel voor haar, bovendien vond ze de muziek te eentonig. Ze ervaarde het als gepingel en vond het lang niet zo mooi als het concert van Wibi waar ze erg van had genoten.
Ik had verwacht de kaartjes gemakkelijk kwijt te kunnen aan een liefhebber. Maar dat bleek tegen te vallen. Niemand van mijn vriendengroep had tijd of zin om te gaan. Ook facebook leverde geen gegadigden op. En zo kwam het dat ik nog altijd vier kaartjes had op de 86e verjaardag van mijn moeder. We vierden haar verjaardag in een Italiaans hapjes restaurant waar ze prompt vertelde dat ze Iris Hond op televisie had gezien en dat ze toch wel erg mooi speelde. ‘Nou mam, je kunt nog mee morgen’, opperde ik. Ik zag twijfel in haar ogen. ‘Slaap er nog maar een nachtje over, dan hoor ik morgen wel of jullie meegaan.’
En zo kwam het dat ik uiteindelijk toch met mijn zus en mijn ouders op een zonnige zondag in september over een vijfbaans snelweg richting het concertgebouw in Amsterdam gleed. Omdat mijn vader een dikke enkel heeft en niet zo ver kan lopen, had ik een parkeergarage op 500 meter van het concertgebouw weten te reserveren.
De garage was in een woonwijk en de ingang viel nauwelijks op. Toen ik mijn QR-code onder de scanner hield, opende een grote metalen deur en werd er een krappe, zilverkleurige bak zichtbaar. Het was een lift. Het oogde een beetje als in een lugubere film. Zo’n film waarbij je als kijker denkt: ‘doe het niet, ga er niet in.’ Mijn moeder riep iets als; ‘oh god’ en mijn zus en ik giechelden van spanning. Voorzichtig reed ik de auto in de bak. Hij paste er krap in. De metalendeur sloot zich achter ons. Nu konden we geen kant meer op. Ik zette de motor uit, opende het raampje en drukte op goed geluk op één van de liftknopjes. Langzaam kwam de bak in beweging. We konden niet voelen of we omhoog of omlaag gingen. Even gebeurde er niets. Toen opende de deur voor ons en ontsnapte er een zucht van opluchting aan mijn lippen. Met rode konen parkeerde ik de auto in één van de krappe vakken strak tegen een pilaar aan. Het was een kleine parkeergarage die plaats bood aan zo’n twintig auto’s. Om er uit te komen, zouden we weer gebruik moeten maken van dezelfde lift. Dat betekende dat ik de auto zou moeten keren in de krappe ruimte. Maar goed dat was van latere zorg. Eerst op naar het concert.
Op een bankje in de zon aten en dronken we nog wat op het gezellige museumplein. Overal zaten mensen te picknicken op het gras en te genieten van de zon. Ergens aan de overkant van het plein was een demonstratie tegen de coronamaatregelen. Wij lieten bij de ingang van het concertgebouw ons vaccinatiebewijs scannen met de corona-app die we bij iedereen op de mobiel hadden geïnstalleerd.
We waren één van de eersten die de zaal betraden en kozen plaatsen vlak bij het podium met goed zicht op de vleugel. Het concertgebouw is een imposant gebouw met mooie akoestiek. Rode pluche stoelen, op de wanden de namen van beroemde componisten geschilderd en een intieme sfeer, omdat het niet heel groot is.
Iris Hond daalde via een grote trap in wijde rozerode broek af naar het podium, ging achter de piano zitten en deed haar schoenen uit. Ze zette de schoenen met hoge hakken naast de piano, plantte haar blote voeten stevig op de grond, sloot een kort moment haar ogen, haar handen stil boven de toetsen hangend, en begon te spelen. De klanken vloeiden het publiek tegemoet. Zacht, helder en vloeiend. Het was heerlijk om naar te luisteren.
Iris was niet alleen. Ze had gezelschap van strijkorkest Kamerata zuid. Ik vond het interessant om te zien hoe Iris en de dirigent op elkaar waren afgestemd. Hoe ze met kleine, nauwelijks zichtbare gebaren met elkaar communiceerden. De muziek van Einaudi werd afgewisseld met stukjes en liedjes die Iris zelf had gecomponeerd. Ze vertelde over haar vriendschap met Einaudi en wat zijn muziek voor haar betekende. Soms speelde alleen het orkest, terwijl Iris stil genietend in een hoekje zat te luisteren.
Na een staande ovatie speelden pianiste en orkest nog één laatste stuk, toen trok Iris haar pumps weer aan en liep, zonder nog eenmaal om te kijken, de lange trap omhoog en verdween uit zicht. Het was een mooie voorstelling en ik zou er zo nog een keer naar toe gaan. Fijn om dit samen met mijn ouders en zus te mogen en kunnen doen. Ook mijn ouders hadden er volop van genoten. Mijn moeder vertelt me nog regelmatig hoe mooi ze de muziek en de hele entourage vond; het maakt me dankbaar en blij dat ik haar zo’n mooi cadeau voor haar 86e verjaardag heb kunnen geven.
Inmiddels heb ik mijn eerste privé pianoles achter de rug en weet ik dat ik nog een lange weg te gaan heb voor ik de muziek van Ludovico Einaudi kan spelen.
Toen mijn nichtje me toevertrouwde dat ze zo graag een keertje naar de panda’s in Ouwehands dierenpark wilde, reageerde ik met een spontaan: “zullen we dan samen gaan?” Ik was al enige tijd nieuwsgierig naar deze zwart-wit gevlekte beren.
Op de carpoolplaats bij Arnhem-noord ontmoet ik mijn nichtje en mijn zus en rijden we samen in de camper naar Rheden. Het is al na drieën als we het dierenpark binnenlopen. Ik was er sinds mijn jeugd niet meer geweest en kon me alleen nog vaag iets herinneren van het berenbos waar zielige beren die onder erbarmelijke omstandigheden in gevangenschap hadden geleefd werden opgevangen.
Onderweg naar de panda’s passeren we een groepje witte leeuwen die lui in de zon liggen. Het mannetje met zijn woeste manen steekt zijn kop omhoog en kijkt uit over zijn harem. Met de grote struiken op de achtergrond lijkt het bijna alsof ze in hun natuurlijke habitat zijn. Zouden ze gelukkiger zijn in het wild? Of vinden deze roofdieren het wel prima dat ze door de mens van voedsel worden voorzien en in ruil daarvoor in hun vrijheid worden beperkt? Ik sta ambivalent tegenover dierentuinen, aan de ene kant vind ik het zielig voor de dieren dat ze niet in vrijheid kunnen leven, aan de andere kant moet ik bekennen dat ik het heerlijk vind om naar ze te kijken en contact met ze te maken. Ik vind dat wij als mensen verantwoordelijk zijn voor het welzijn van dieren en dat we goed voor ze moeten zorgen; dat wij rentmeesters zijn voor de aarde. Dierentuinen kunnen de liefde voor en de kennis over dieren en hun levenswijze vergroten bij het publiek en een rol spelen in het voortbestaan van bedreigde diersoorten.
We hebben geluk. Als we Pandasia, het in traditioneel Chinese stijl opgetrokken pandaverblijf betreden ligt de één jaar oude babypanda Fan Xing op zijn rug te knabbelen aan een bamboestengel. Zijn moeder Wu Wen, dat mooie krachtige wolk betekent, zit een eindje verderop tegen de mooi beschilderde muur eveneens te kauwen op haar bamboemaaltijd. Panda’s slapen een groot deel van de dag en ze zijn op het moment van ons bezoek behoorlijk actief voor een panda, zoals we later zullen ontdekken. Deze reuzenpanda’s met hun zwart omrande ogen zien er schattig uit, maar de enorme klauwen doen vermoeden dat ze misschien niet zo zachtaardig zijn als ze eruit zien. Ze zijn bovendien kleiner dan ik had verwacht voor een reuzenpanda. Het mannetje Xing Ya (elegante ster) zit in yogahouding met zijn voetzolen tegen elkaar, zijn handen losjes in zijn schoot, heen en weer te wiegen, alsof hij aan het mediteren is. Het ziet er heel zen uit.
Een verzorger komt de enorme groene pandakeutels opruimen die overal liggen. Een panda schijt wel 28 kilo per dag!
In de shop laten we ons verleiden en kopen mijn nichtje en ik beide een uitvoering van Wu Wen, de vrouwelijke panda in de vorm van een knuffel. Ook het panda dekbedovertrek kan ik niet weerstaan; op het sloop het hoofd van de panda en dan op het overtrek heel schattig de pootjes.
We lopen langs het berenbos waar we behalve een aantal beren ook een viertal ruziënde wolven zien. De beren liggen verscholen in hutjes van takken of zitten verstopt achter een boom. Hoe langer we kijken hoe meer beren we ontdekken. Er zijn zwarte beren, bruine beren en honingberen. De honingbeer in het berenbos heeft een gladde, zwarte vacht en zit een appel te eten.
Net als ik me afvraag waar de ruziënde wolven zijn gebleven, zie ik dat ze vlak voor me in de bosjes liggen. Onopvallend dichtbij en knus tegen elkaar aan.
Natuurlijk gaan we ook kijken bij de chimpansees, de bonobo’s en de gorilla’s. We vangen een glimp op van het babyolifantje, net twee dagen oud, dat onder zijn moeder staat. We zien reuzenschildpadden van honderdtwintig jaar oud en turen naar de ijsberen die met takken aan het spelen zijn. Daarna gaan we nogmaals naar het verblijf van de panda’s. Ze slapen. Het mannetje ligt halverwege de helling van zijn klimbaan. Het ziet eruit alsof hij ter plekke dood is neergevallen.
Tevreden keren we terug naar de camper waar mijn zus een heerlijke maaltijdsalade tevoorschijn tovert en ik een kopje thee met vruchtensalade presenteer, terwijl we napraten over de panda’s.
Thuisgekomen doe ik na een snelle wasbeurt het nieuwe dekbedovertrek op bed. Verrassing voor Frans. Vannacht slapen we onder de panda’s.
Meanderen. Meebewegen met eb en vloed. Het natuurlijke levensritme volgen. Met onze goede vriend Huub bracht ik drie dagen meanderend door op de wadden. Een periode waarin we alle tijd van de wereld hadden en die eindeloos leek te duren maar die tegelijkertijd is omgevlogen. We hadden geen voorop gezet plan; de dagen lagen leeg en uitgestrekt voor ons en leken zich spontaan te ontvouwen in het moment. Iets waar we allebei intens van genoten.
De waddentaxi, ms Zeehond genaamd, was een bootje dat plaats bood aan twaalf passagiers. De kapitein plaatste onze fietsen met bepakking tegen de reling en sjorde ze vast met een band. Op de vraag of we buiten op het bankje bij onze fietsen mochten blijven zitten, antwoordde de kapitein dat hij dat liever niet had. Het was rotweer, de boot zou op de golven klappen en we zouden ons tijdens de tocht niet kunnen verplaatsen en ons stevig vast moeten houden als we op het dek bleven. Huub en ik keken elkaar aan. ‘Laten we maar verstandig zijn’, zei Huub tenslotte. De kapitein herhaalde nogmaals dat het echt rotweer was en attendeerde ons op de kotszakjes die voor ons lagen. Of we die alsjeblieft wilden gebruiken als het nodig was. Ik keek Huub vertwijfeld aan. Dat kon wel eens een heftige overtocht worden. Heel anders dan het romantische tochtje dat ik in mijn hoofd had toen ik de overtocht met de ms Zeehond had geboekt.
Onze minivakantie was nog wel zo rustig begonnen. We hadden de auto op het grote parkeerterrein in Harlingen achtergelaten. Op de fiets hadden we een stukje van het oude centrum van Harlingen verkend en toen in het haventje een krentenbol etend gewacht op de komst van de waddentaxi.
De overtocht die een uur duurde was niet zo extreem als ik me had voorgesteld na de introductie van de kapitein. Weliswaar spoot het water hoog over de boot en bonkten we over de golven maar ik vond het ritme best aangenaam en genoot van het spektakel. Af en toe blikten we achterom en zagen hoe onze fietsen werden bedolven onder golven van zout water.
Het was lastig om ons te oriënteren. We voeren langs diverse zandplaten en zagen verschillende eilanden liggen, waarbij we gokten welke nu Vlieland was. Door de meanderende vaargeul veranderden we regelmatig van koers.
Bij aankomst op Vlieland waren de dreigende donkere onweerswolken verdwenen. De lucht was vriendelijk blauw en de zon scheen toen we in de kleine haven met plezierbootjes aanmeerden. Wel woei er een stevige wind.
Door Oost-Vlieland, het enige dorpje op het eiland, fietsten we naar camping Stortemelk. Omdat je op Vlieland geen auto mee kan nemen, stond de camping vol tenten. Nergens een camper of caravan te bekennen, dat was een bijzonder gezicht.
We lunchten op een bankje in de zon met meegebrachte broodjes en een koel drankje dat we in het supermarktje op de camping hadden gekocht. We fietsten de camping rond op zoek naar een leuk plekje. Hoewel het een grote camping was, hing er een rustige, ontspannen sfeer.
We hadden moeite onze tentjes op te zetten. Het waaide zo hard dat de één op het grondzeil moest gaan liggen, zodat de ander de enorme houten haringen – die we op aanraden van de receptie in de kampwinkel hadden gekocht – vast kon zetten. Een vriendelijke buurvrouw leende ons een hamer om de haringen diep de grond in te slaan. We waren verhit en moe toen we de tentjes eindelijk stormproof hadden staan. Tijd voor een duik in zee.
De zee was niet ver weg. We hoefden slechts één duin te beklimmen en toen lag een wijds en verlaten strand voor ons. We renden speels de golven tegemoet. Het water was verrassend warm en we bleven lang in de golven springen en drijven.
Liggend in het zand deden we een mindfulness oefening, waarbij je rustig ademend je ademhalingen telt. Ik was mijn adem al na een paar tellen vergeten, maar het was ontspannend om naar het geruis van de zee te luisteren en naar de blauwe lucht te staren, terwijl de wind over mijn gezicht blies. Een tweede duik in zee volgde. Daarna sjouwden we ons omhoog door het losse zand de duin over richting douche.
Huub had een waterkoker mee genomen. Briljant. Nu konden we thee zetten en soep maken. Na een cup a soepje met cracker gingen we dan eindelijk fietsen. Met de wind vol in het gezicht ploegden we ons voort over het eiland. We fietsten door een glooiend duinlandschap met kleine struikjes en grasland, afgewisseld met vennetjes en af en toe een boom. Omdat we best trek hadden besloten we niet naar het uiteinde van het eiland – een uitgestrekte zandvlakte die de Vliehors heet – te fietsen, maar via een omweg terug te gaan naar Oost-Vlieland om iets te eten.
Bij een pizzeria kozen we beiden voor pasta met curry en Noordzee krab. Op de camping genoten we nog van een mok thee en een prachtige zonsondergang in de duinen. Daarna installeerden we ons in onze tentjes die stonden te klapperen in de wind. Maar met van die mega haringen kon ons niets gebeuren. Tevreden gingen we slapen, elk in onze eigen bubbel.
De boottochten waren de enige momenten waarop we de tijd in de gaten moesten houden, daarom had ik mijn telefonische wekdienst ingesteld en werd ik de volgende ochtend wakker met een vrolijk muziekje. Het waaide nog steeds stevig en mijn binnentent ging er in een onbewaakt ogenblik met stokken en al vandoor. Het buitelde over de camping en ik moest er in een sprintje achteraan. Na het inpakken van onze spullen, ontbeten we zittend op de grond met crackers en krentenbollen uit onze basisvoorraad.
De catamaran die ons van Vlieland naar Terschelling bracht was veel groter dan we hadden verwacht. De kleine waddentaxi waarmee we de dag tevoren de overtocht van het vaste land naar Vlieland hadden gewaagd paste er wel een paar keer in. De catamaran had geen plaatsen op het dek. Met een handje vol andere passagiers namen we plaats op de ruime stoelen, terwijl we over het water scheerden. Mijn ogen waren gefocust op de zandplaat waar regelmatig zeehonden liggen te zonnen. ‘Vandaag wil ik echt zeehonden zien’, had ik Huub tijdens het ontbijt toevertrouwd. ‘Al is het er maar één.’ De dag tevoren hadden ze zich niet laten zien en ook nu was de zandplaat verlaten.
Het eerste dat ons opviel in West-Terschelling toen we de boot afstapten met onze fietsen was het parkeerterrein vol auto’s. Even voelden we weemoed naar de leegte van Vlieland, maar al snel sloten we ook Terschelling in ons hart. Bij een standbeeld van de vissersweduwe uitkijkend over zee hadden we een prachtig uitzicht over het drooggevallen wad. We konden haar aantrekkingskracht niet weerstaan, parkeerden de fietsen, trokken onze schoenen en sokken uit en meanderden over geribbeld zand. We liepen tot aan de waterrand, de vaargeul gevuld met grote schepen was vlakbij, aan de andere kant witte duinen begroeid met ruw gras en een gezellig cafeetje.
We zaten misschien wel twee uur in de zon met een cappuccino en een broodje te kletsen met uitzicht op het wad. Tijdloos. Daarna stapten we op de fiets om het eiland te verkennen. We reden door bossen, langs vennen, kleine dorpjes en de zee. Bij een camping van Staatsbosbeheer in het dorpje Lies sloegen we onze tentjes op. De camping lag verscholen in het bos, zodat we er eerst voorbij waren gefietst zonder er erg in te hebben. Huub liep met de waterkoker naar het toiletgebouw om een kopje thee te kunnen zetten. Na lang zoeken vond hij een plankje aan de buitenkant van het gebouw met een stekkerdoos. Het duurde eindeloos voor het water kookte, want de waterkoker moest de stekkerdoos delen met een aantal mobieltjes die aan de oplader lagen. Maar wat maakte het uit, we hadden alle tijd.
Eind van de middag fietsten we naar zee en streken neer bij een gezellige strandtent. We gingen helemaal los met wijn en alcoholvrij bier. De tijd verstreek terwijl we kletsten en aten. Huub had het fris gekregen en ik stelde voor om een strandwandeling te maken om op te warmen. Met de voeten door het water liepen we ongemerkt een heel eind over het uitgestrekte strand dat we bijna voor ons alleen hadden.
‘Hé wat ligt daar? Is dat een zeehond?’ Ik rende dichterbij om te kijken. Op de rand van de zee lag inderdaad een zeehond. Een dode. Kreeg ik toch nog wat ik had gevraagd.
De hele wandeling liepen we elkaar al uit te dagen om te gaan zwemmen. Volgens mij was het water super lekker, juist nu het buiten wat kouder was. Snel trokken we onze badkleding aan en renden de golven in. De zee was rustig, bijna kabbelend, zodat we op onze rug op de golven konden dobberen. Verfrist en vol energie fietsten we terug naar de camping.
Liggend in mijn slaapzak kreeg ik overal jeuk. Ik probeerde het te negeren. Uiteindelijk besloot ik op te staan en te gaan douchen om het zoute water van mijn huid te spoelen. Ik pakte een plastic zak met een zipsluiting en deed er een handdoek in, nam een flesje zeep mee en liep onder de sterrenhemel over de camping naar het toiletgebouw. Er was geen verlichting en in de douche was het pikdonker. Voorzichtig propte ik mijn nachthemd in het plastic zakje. Mijn hand taste naar de knop om de douche aan te zetten. Zou het warm of koud water zijn? De voorzieningen waren nogal primitief. Er waren drie toiletten, een douche en een kraan met koud water waar alle campinggasten ’s avonds voor het slapengaan in een kring omheen stonden om hun tanden te poetsen. Ik miste iets van een wasbakje om de afwas in te doen of een schapje om je toilettas op te zetten.
Na een koude aanloop bleek de douche heerlijk warm water te geven.
De volgende ochtend stapte ik op de fiets om bij de lokale supermarkt warme broodjes en wat beleg te kopen, terwijl Huub zich ontfermde over de thee. We genoten van een uitgebreid ontbijt. Daarna stapten we op de fiets om de oostkant van het eiland te verkennen. Na een flinke kop soep fietsten we naar de Boschplaat, een natuurgebied met veel vogelsoorten. We parkeerden onze fietsen en beklommen een duin. Vanaf het duin hadden we een mooi uitzicht over zee, de uitgestrekte duinen en twee naakte mannen die daar lagen te zonnen.
Via de waddenkust reden we terug naar West-Terschelling. Links het wad, rechts de weilanden vol blèrende schapen. De kleintjes riepen hun moeder, die dan luidkeels antwoordde, waarna het jong in rap tempo op haar afliep. Elk schaap had zijn eigen geluid.
In West-Terschelling reden we nog snel even langs de Brandaris, de bekende vuurtoren van het eiland en baken in tijden van noodweer.
Vandaag was de zee glad als een spiegel. We konden de Brandaris nog lang zien liggen, terwijl de boot door de meanderende vaargeul gleed. Het leek alsof we niet opschoten en we telkens weer van richting veranderden. In de verte zagen we de windmolens op het vaste land en de afsluitdijk tussen Friesland en Noord-Holland. Na twee uur varen kwamen we aan in de haven van Harlingen.
Voordat we naar de auto fietsten verkenden we eerst nog even het centrum van Harlingen met zijn oude huizen en havens met bootjes. Rond tien uur waren we terug in Deventer waar we hongerig aanvielen op een bakje kwark, want het portie kibbeling dat we rond vijf uur hadden gegeten was al door onze magen gezakt.
Het was een heerlijke driedaagse geweest, waarin de flow zijn werk had gedaan. De volgende dag fietste ik van Deventer naar Doetinchem op mijn trekking bike en de dag daarop met mijn racefiets van Doetinchem naar Deventer om de auto op te halen. Hierbij genoot ik van het gezelschap en de gastvrijheid van mijn vrienden Huub en Esther. Ik hoop dat we nog veel leuke uitjes samen mogen meemaken.
Frans en ik zaten buiten te lunchen toen de telefoon ging. Ik sprintte naar binnen en nam hijgend op. Het was Basten, iemand die we kennen via Maurik Paragliding’. Hij vroeg of we vanavond iets te doen hadden.
‘Nee’, riep ik voordat ik er zelf erg in had, terwijl een golf van opwinding door me heen trok. ‘Nee, toevallig hebben we vanavond nog niets.’
‘Hebben jullie zin in een ballonvaart?’
‘Jazeker’, riep ik enthousiast, me vlak daarna realiserend dat Frans nog van niets wist. Maar Frans knikte instemmend ja en stak zijn duim op toen ik naar hem toe rende met de telefoon nog aan mijn oor en hem druk gebarend in staccato stijl vroeg: ‘vanavond ballonvaart ok’?’
We stonden al meer dan een jaar op de wachtlijst en twee dagen geleden toen ik een ballon in de lucht zag hangen had ik nog intens gewenst dat wij snel aan de beurt zouden zijn. Nu was het zo ver en ik was opgewonden als een klein kind. Ik had er heel veel zin in.
Om zeven uur verzamelden we ons bij het huis van Basten. We droegen een lange broek om onze benen te beschermen en hadden onze bergschoenen aan. Samen met de twee andere passagiers bracht het ballonteam ons naar het dorpje Zwiep bij Barchem in de Achterhoek. De grote aanhanger met daarin de ballon en het mandje werd op een weiland gereden. Eerst werden de branders op een frame in de mand bevestigd, daarna werd de enorme ballon uitgelegd en met een ventilator gevuld met koude lucht. De ballon is zo groot dat je er gemakkelijk in kan staan met een paar mensen. Een paar kinderen die langs de kant stonden mochten de ballon even van binnen bekijken. De mand lag nog stil op zijn zij. Toen verwarmde Basten, onze ballonvaarder, de lucht in de ballon met een brander.
De ballon, die verankerd was aan de auto met aanhanger, kwam overeind en trok de mand rechtop. Nu mochten de vier passagiers, één voor één in het mandje klimmen dat al een beetje in de lucht bungelde. In de mand zaten twee klimgaten waar we onze voeten in konden zetten, daarna mochten we op de rand van de mand gaan zitten en ons zachtjes naar beneden laten zakken. De mand slingerde een beetje heen en weer, terwijl ik omhoog klom en werd opgevangen door Basten. We moesten proberen zo stil mogelijk te blijven staan. Ik probeerde een plaatsje te vinden tussen de drie grote gasflessen. Het was krap in het mandje met vijf mensen en het was even zoeken waar ik het beste een beetje comfortabel kon staan. De gasbrander ging aan en verspreidde een warme gloed rond mijn hoofd.
De verankering werd losgemaakt en daar gingen we de lucht in. Eerst nog even slingerend, maar al snel stil en geruisloos stijgend tot grote hoogte. De mand was van riet en was aan de binnenkant bekleed met stof. Ongelooflijk dat zo’n mand sterk genoeg was om ons allemaal te dragen.
Ik genoot van het uitzicht. Je kon heel ver kijken, ook al was het een beetje heiig. We zagen Lochem met de Lochemseberg, Barchem, Ruurlo, Vorden en Zutphen liggen in het Achterhoekse coulissen landschap. We hadden zicht op boerderijen, zagen hoeveel mensen een zwembad in de tuin hebben, koeien die verschrikt naar ons op keken, kinderen die vanaf de grond naar ons zwaaiden, prachtige bossen, akkers, wegen die het landschap doorsneden en de kronkelende IJssel. We scheerden laag over de karakteristieke toren van kasteel Wildenborch en zijn lanen en uitgestrekte tuin.
De vlieghoogte is moeilijk in te schatten vanuit de ballon. Zo rond de honderdvijftig meter hoogte kun je alles heel mooi zien, op vijfhonderd meter wordt alles al kleiner, maar op een kilometer hoogte verlies je het contact met de aarde een beetje. Basten attendeerde ons op een inversielaag in de lucht, dit geeft een heel mooie lichtende streep aan de horizon en duidt op een warme luchtlaag hoog in de hemel. In de lucht zijn verschillende stromingen en op verschillende hoogtes kun je verschillende windrichtingen hebben.
Omdat de wind op tweehonderd meter hoogte ons snel in de richting van Doetinchem blies, manoeuvreerde Basten ons met behulp van de gasbrander naar een kilometer hoogte waar de ballon een andere kant op dreef. Een knap staaltje ballonvaarkunst. Met een ballon kun je alleen omhoog en omlaag, je hebt geen invloed op de richting die je uitgaat. Je kunt bijvoorbeeld niet even een stukje naar links of naar rechts sturen. De wind bepaalt waar je naar toe gaat.
Ik heb inmiddels ervaring met verschillende vormen van luchtvaart: een gemotoriseerd klein vliegtuigje, een zweefvliegtuig, een paraglider en nu ook een ballon. Alle vormen hebben iets speciaals, maar tot nu toe vind ik de ballon het fijnst. In de vliegtuigen zit je toch wat krap met een dak boven je hoofd. Met paragliden heb je het vrije gevoel van de buitenlucht om je heen, maar het is wiebelig en de wind suist om je hoofd. In het mandje van de ballon glijd je door de lucht. Stil en bijna meditatief. Alleen het geluid van de brander verstoort af en toe de stilte. Het is rustgevend. Het nodigt uit tot genieten van het landschap dat onder je doorglijdt. Er is geen wind. Ik zou dit heel graag vaker doen.
De landing is het ingewikkeldste deel van de vlucht. Je hebt een groot weiland zonder vee en prikkeldraad nodig om te kunnen landen. Liefst ook in de buurt van een weg, zodat de auto met aanhanger het weiland op kan rijden om de ballon in te laden.
De meeste landingen zijn spronglandingen, waarbij de mand met een kleine plof op de grond terecht komt, soms gaat de mand dan nog één of twee keer even omhoog en volgen er nog twee kleine plofjes, voordat de ballon echt geland is. Maar vandaag hebben we kans op een bijzondere landing, vertelde Basten enthousiast: de sleeplanding. Hierbij kiept de mand op zijn zijde zodra deze de grond raakt. Vervolgens wordt de mand nog een flink eind over de grond voortgesleept, voordat deze tot stilstand komt. Het is zaak ervoor te zorgen dat je hoofd en handen binnen de mand houdt om jezelf niet te bezeren. Of we een sleeplanding zullen krijgen hangt af van de wind, besloot hij zijn betoog.
We oefenden deze spectaculaire landing droog in de lucht. Hierbij gingen we in een rijtje dwars op de vaarrichting staan, pakten de touwlussen stevig vast en bogen door onze knieën. Als het mandje om zou vallen, lagen we op die manier met zijn vijven lepeltje-lepeltje tegen elkaar aan. We kregen instructie om in de mand te blijven liggen, totdat Basten het sein gaf dat het veilig was om eruit te klimmen. Toen we alles droog hadden geoefend, vlogen we nog twintig minuten verder.
Toen werd het tijd voor de echte landing. Hierbij kregen we zicht op de stuurmanskunst van Basten. Het eerste weiland dat we uitkozen bleek door de ondergrond toch niet geschikt, de brander ging vol aan en daar stegen we weer op tot we vlak over de boomtoppen scheerden. Onverwacht draaide de ballon en veranderden we van richting. Bij de grond bleek de wind uit een andere richting te komen dan op hoogte van de boomtoppen. We moesten wederom op zoek naar een geschikt weiland. Door de harde wind hadden we veel ruimte nodig om te kunnen landen. De stad Doetinchem naderde en daar zijn weinig landingsmogelijkheden.
We vonden vlak bij het huis van Basten een geschikt weiland om de landing in te zetten. We scheerden met grote snelheid steeds lager over de grond, terwijl we instructie kregen om in de rij te gaan staan en ons goed vast te houden. Ik greep me vast aan de touwen en boog mijn knieën om de klap op te vangen, het volgende moment sleurden we liggend over de grond, ik zag het hoofd van de jongen naast me die ver uit de mand stak vanwege zijn lengte, het gras dat vlak langs mijn hoofd voorbij raasde, spetters koeienpoep die door de lucht vlogen. Het leek eindeloos te duren. Ineens was het afgelopen en lagen we stil. Beduusd bleven we liggen, totdat we van Basten het sein kregen dat we overeind mochten komen. De jongen naast me zat helemaal onder de koeienflatsen. De poep was door de gaten in de mand waar je je voeten in kan zetten naar binnen gekomen. Ik vond het GEWELDIG.
Al die tijd had het ballonteam ons zo goed mogelijk met auto’s gevolgd. Vlak voor de landing was er radiocontact over de te verwachten landingsplaats en vlak na de landing arriveerde het team om te helpen opruimen en inladen. Terwijl de zon onder ging en het al schemerig werd, vouwden we de ballon op en pakten de spullen in de aanhanger. Omdat we vlak bij het huis van Basten waren geland hoefden we niet ver te rijden. Onder een oude perenboom bij kaarslicht en onder het genot van een hapje en een drankje genoten we na van deze mooie ervaring.
Die nacht beleefde ik de ballonvaart nog diverse keren opnieuw in mijn dromen.
Dit voorjaar zou ik twee weken met Margo de Groene Weg naar de Middellandse zee gaan fietsen, maar door corona moesten we onze plannen wijzigen. Het is een half rondje door Nederland geworden via diverse langeafstandsroutes (LF-routes) door de provincies Noord-Brabant, Zeeland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland. Graag breng ik je via dit blog op de hoogte van onze avonturen door storm en regen, waarbij we op wonderbaarlijke wijze altijd de juiste voorzieningen op het juiste moment tegenkwamen. Ons motto was dan ook: alles komt goed!
Dag 1 – Om de buien heen fietsen (Eindhoven – Alphen-Chaam – 50 km)
Frans bracht ons met het campertje naar Eindhoven. In een park vlak bij het centraal station laadden we onze fietsen van de fietsendrager en hingen onze fietstassen aan de fiets. Aan mijn voorwiel had ik mijn twee oude, lekke fietstassen waarin ik mijn toiletspullen en alle etenswaren had gestouwd. Achterop zaten mijn twee nieuwe felblauwe 100% waterdichte fietstassen met daarin mijn kleding, daartussen had ik een knalrode bagagezak met daarin mijn schattige Hubba Hubba lichtgewicht tent, slaapmatje, superdunne slaapzak en mijn luxe uitspatting: een opklapbaar stoeltje om de avond op door te brengen, bevestigd met een net met haken.
De dagen daarvoor was onze woonkamer veranderd in een soort buitensportzaak en lagen overal schoenen, kledingstukken, briefjes, kampeerartikelen, voedsel en bidons verspreid door de ruimte. Mijn nieuwe tentje had ik opgezet in de tuin en samen met Frans een nachtje uitgeprobeerd. Halverwege de nacht waren we door de tuin terug naar onze slaapkamer geslopen, ik had een stijve nek en Frans had last gekregen van zijn rug. Niettemin hadden we een gezellige tijd doorgebracht in de tent, giechelend als twee verliefde tieners hadden we tegen elkaar aangelegen in de te krappe ruimte.
Ik had geprobeerd het gewicht zo goed mogelijk over de fietstassen te verdelen. De achtertassen waren allebei zo’n vier kilo, de voortassen allebei drie en dan nog zo’n vier kilo voor de bagagezak. Alles bij elkaar een ruime achttien kilo. Ik had me dan ook beperkt tot het strikt noodzakelijke, want ik wist dat ik door mijn operatie had ingeboet op kracht en conditie en elke kilo meer zou mijn tocht alleen maar zwaarder maken.
Ik had heel veel zin in de tocht, maar zag er ook een beetje tegenop. De weersvoorspellingen waren ronduit slecht en ik was een beetje bang dat ik het fysiek niet zou trekken. Maar het enthousiasme van Margo werkte aanstekelijk.
We zwaaiden Frans uit en gingen op zoek naar de bordjes met LF-13 Schelde-Rheinroute. De eerste meters had ik moeite de zware fiets in beweging te krijgen, het stuur trilde en slingerde een beetje door het gewicht. Na een paar honderd meter dook ik de bosjes van het stadspark in voor een sanitaire stop. Opgelucht fietste ik verder.
Via Best reden we over een fietspad langs een kanaal richting Oirschot. Donkere wolken pakten zich samen en al snel plensde de regen in mijn gezicht. We schuilden onder een viaduct tot de ergste regen voorbij was. Toen de lucht geklaard was reden we verder langs het kanaal. Via een slingerende houten brug fietsen we Oirschot binnen, een gezellig Brabants plaatsje waar we op een terrasje wat warms te drinken namen en ons door de vrolijke ober lieten overhalen tot zelfgemaakte monchoutaart. We vervolgden onze tocht via Hilvarenbeek richting Tilburg en Breda. Toen er weer een wolkbreuk dreigde vonden we wederom een viaduct om te schuilen. We benutten de tijd goed door twee crackers met kaas te verorberen. Tot nu toe hadden we de buien aardig weten op te vangen. Margo zei: we fietsen gewoon om de buien heen vandaag. Maar rond een uur of vier zagen we de lucht opnieuw donker worden, op de weer-app zagen we dat er onweer op komst was. We zochten onze toevlucht onder een overkapping van een gesloten winkel. Margo dook nog even snel de supermarkt binnen. Ik stond buiten te klooien met de ritsen van mijn nieuwe regenbroek. De zippers waren losgeraakt van de rits en ik kreeg ze er met geen mogelijkheid meer aan. Margo met haar pragmatische inslag lukte het gelukkig wel de ritsen te repareren. We zochten op goed geluk een camping uit met een trekkershut en hoopten maar dat deze vrij zou zijn. De laatste kilometers fietsten we door de regen.
De receptie was gesloten. Ik drukte op de intercom en een stem vertelde dat er iemand zou komen. We wachten tien minuten. Nogmaals op de intercom gedrukt. Geen reactie. Ineens stapten een man en een vrouw uit een auto en liepen steunend en kreunend onze kant op. Ze openden de receptie en vertelden dat ze net boodschappen aan het doen waren, toen ze werden opgeroepen om de receptie te openen. Het was erg verwarrend. Het leek alsof ze geen idee hadden wat ze moesten doen. Tijdens de registratie liep de computer vast en moesten we alles opnieuw invoeren. Het duurde eindeloos. Op ons voorstel om contant te betalen en de registratie te laten zitten gingen ze niet in.
Gelukkig kregen we een prima trekkershut met bedden, kooktoestel en picknick bank. We hingen onze kleding te drogen en kookten ons potje aan de picknick tafel, want het was inmiddels droog.
We hadden zo verlekkerd zitten kijken naar de kip op de BBQ van onze buren, dat ze ons een paar kippenboutjes aanboden, die we dankbaar verorberden bij ons mini glaasje wijn en groenteprutje. We besloten de dag met een spelletje Punto.
Dag 2 – Brabantse bossen en landerijen (Alpen-Chaam – Bergen op Zoom – 63 km)
We vertrekken met lichte regen. Mijn nieuwe regenpak doet goede diensten. We fietsen door bosrijk gebied en ploegen over mulle zandpaden, de vogeltjes fluiten hun hoogste lied, de regen tikt tegen mijn gezicht, ik snuif de geur van het bos op, het groen van de prille bladeren is zo fel dat het bijna pijn doet aan mijn ogen. Ik geniet. Het is een prachtig stukje en voor mij onbekend Nederland.
Hele stukken fietsen we door het bos. Mijn ketting kraakt en piept door al het zand. Het is zwaar fietsen, maar de moeite waard.
We stoppen voor de lunch bij ‘t Proathuis’, een houten, overdekte picknickplaats waar we lunchen met crackers besmeerd met la vach qui ri. Het regent nog steeds, dus we zijn blij met dit kleine toevluchtsoord waar we even droog kunnen zitten.
Ineens is het landschap veranderd in een vlak gestreken gebied met grote landerijen. Vruchtbare akkergrond met vers geploegde lappen donkere aarde, aspergeteelt, uien, aardbeien. De regen wordt minder en de wind steekt op. Een felle wind blaast in mijn gezicht en doet mijn snelheid terugzakken. Ik leg mijn armen op het stuur, zoals ik vroeger als scholier ook wel fietste als ik moe was en toch thuis moest zien te komen. Langzaam kom ik in een cadans die goed vol te houden is. We fietsen door een puntje van België. De Belgen zijn galant in het verkeer en laten ons bij oversteekpunten netjes voor gaan. Uit een automaat bij een boerderij trekken we een bakje zoetgeurende aardbeien. We passeren het plaatsje Wouwse Plantage. Dit gebied van grote landerijen en rijke landbouwgrond is de streek waar mijn vaders familie zijn wortels heeft. Ik realiseer me dat ik er eigenlijk nog nooit geweest ben.
We vinden een camping net onder Bergen op Zoom bij het gehuchtje Heimolen. Gezien de vele regen die we hebben gehad willen we graag een trekkershut, maar de enige trekkershut op het terrein is net vergeven. We komen terecht op een trekkersveldje samen met een aantal andere fietsers. We zoeken een enigszins beschut en vlak plekje uit en zetten ons tentje op. Voor mij is het de eerste keer dat ik de tent onderweg op zet en het kost me beduidend meer tijd dan fietsroutinier Margo, die ondertussen het eten al klaar heeft. Een vullende salade met gekookte eieren en croutons, een tomatensoepje afgemaakt met verse tomaat en stokbrood met kaas. Een drie gangenmenu inclusief miniglaasje rode wijn.
Er zijn heerlijk warme douches en kluisjes waar je veilig je telefoon kan opladen. Mijn eerste nachtje in de tent is nog wennen, ik glijd telkens van mijn smalle matje en krijg dan een stijve rug van de optrekkende kou. Ook worstel ik met de lakenzak die als een wokkel om me heen gedraaid zit.
Dag 3 – Tegenwind (Bergen op Zoom – ’s Gravenpolder – 55 km)
Het is droog als we de tent opbreken, maar de buitentent is nat en ik besluit deze los onder het bagagenet te proppen in de hoop dat het droogt tijdens de fietstocht. In ieder geval wordt zo de rest van de slaapspullen niet nat. Na een ontbijt met kwark, verse aardbeien en muesli vertrekken we richting Zeeland, maar eerst spuiten we bij de camperplaats onze fietsen schoon die helemaal onder het zand en de modder zitten. Het lijkt wel of gemountainbiked hebben.
Rondom Bergen op Zoom is het heuvelachtig en bosrijk. Langzaam wordt het landschap kaler en vlakker als we richting de grens tussen Brabant en Zeeland komen. De sfeer is anders in Zeeland. Het is er leeg en kaal. De weinige dorpjes die er zijn hebben geen voorzieningen. Geen bakker, geen gezellig terrasje. De vrouwen lopen hier allemaal in een rok. We missen de Brabantse gezelligheid.
We hebben uitzicht op het Antwerpse havengebied met grote opslagtanks en walmende pijpen van chemieconcerns. Zeecontainerschepen varen naast ons op de Westerschelde. De westenwind is straf en blaast pal in ons gezicht. De grasdijk met schapen en lammeren strekt zich eindeloos voor ons uit. De geur van zoete meidoorn en koolzaad vermengt zich met de lucht van pittige ui en de zilte zee. Af en toe staat er ergens een verlaten boerderij, die wat afwisseling in het landschap brengt.
We ploeteren voort tegen de wind in. Om iets minder wind te vangen fietsen we onder langs de dijk in plaats van erover heen. Het nadeel is dat we geen zicht hebben op de zee en aankijken tegen de grasdijk met schapen die ons gedag lijken te zeggen met hun geblaat.
We hebben honger en gaan in het dorpje Waarde op zoek naar eten. We fietsen een rondje om de kerk, maar nergens een spoor van een winkeltje. Het is met fietsen de kunst om net genoeg eten mee te nemen dat je een basisvoorraad hebt; teveel eten past niet in de fietstas en zorgt voor onnodig veel gewicht, te weinig eten kan ervoor zorgen dat je met een lege maag verder moet, omdat je niets kunt vinden. Ons motto ‘alles komt goed!’ komt ook deze keer weer uit. We treffen een fruitkraam die net aan het opbreken is. We kopen een tomaat, kersen, een peer en een appel. Op een bankje in de zon met uitzicht op het water, dat zich langzaam terugtrekt waardoor de zanderige bodem tevoorschijn komt, eten we crackers met tomaat, mueslireepjes en fruit. Er komt een man met een lelijk Zeeuws accent naast ons zitten. Hij is verlegen om een praatje. Hij vertelt dat de corona in dit gebied hoger is dan het landelijk gemiddelde. De mensen kruipen hier bijeen in de kerk en vertrouwen op de Heer. Hij heeft zelf niet zo’n vertrouwen in Gods hand, heeft al verschillende mensen zien sterven aan het virus. Hij behoort tot de schamele vijf procent van de bevolking op Zuid-Beveland die zich laat inenten tegen corona.
Na onze fruitlunch vervolgen we onze tocht tegen de wind in. We fietsen inmiddels over een dijkje met uitzicht op het water en de vele vogels die hier op het drooggevallen wad hun voedsel bijeen pikken. We passeren Kruiningen en bij Hansweert steken we via een brug het sluizencomplex over het Zuid-Bevelands kanaal over. We staan een tijdje te kijken naar de schepen die in de sluis liggen. Ineens horen we iets omroepen waarbij het woord dames valt, de rest kunnen we niet verstaan. Maar als er ook een belsignaal klinkt, begrijpen we dat we ons snel uit de voeten moeten maken, omdat de sluisdeuren waar we op staan binnen afzienbare tijd omhoog zullen gaan.
Als we het smalle deel van het eiland gepasseerd zijn fietsen we meer het binnenland in. Langs kleine bosschages, rietvelden en plassen. Net onder Goes bij het dorpje ’s Gravenpolder vinden we een prachtige natuurcamping. Het toiletgebouw ligt verscholen onder de grond en er is een mooie binnenplaats met een rond houten dak waar je lekker kan zitten mocht het slecht weer zijn. Maar vanmiddag is de zon gaan schijnen en we hebben allebei ons gezicht verbrand. We gloeien als rode kooltjes in het vuur. Mijn handen zijn ook verbrand en laten een scherpe grens zien met mijn witte polslijn.
De plekken op deze camping zijn zeer royaal. We trekken onze lange broeken uit en laven onze witte benen aan de zon. We hebben de tijd om lekker rustig aan te doen. We zitten in de zon en drinken eerst een kopje thee met wat lekkers. Dat hebben we wel verdiend na zo’n lange dag tegen de wind in fietsen. Ondertussen krijgen we allemaal appjes van vrienden en familie die meer landinwaarts in de regen zitten en enigszins medelijden met ons hebben.
We grijpen deze kortstondige zonnige periode aan om onze fietsbroeken te wassen en te drogen te hangen in de wind. De uitgeknepen zemen blijven lang vochtig, maar we vinden een droogrek en hangen de was te drogen in het warme toiletgebouw.
Vanavond kook ik voor de afwisseling. Het wordt pasta met spinazie á la boursin, champignons en kaasflakes. Ik heb altijd moeite om iets te bedenken voor het eten. Ben daar niet zo creatief in. Vaak vergeet ik het zelfs helemaal en komt pas het besef dat ik iets te eten moet regelen als mijn maag knort. Margo daarentegen zit boordevol ideeën wat betreft het samenstellen van smakelijke, voedzame maaltijden. Ze duikt even de supermarkt in en hop daar is ze weer met een gevuld rugzakje met lekkernijen. Ik ben telkens weer verrast door wat ze heeft meegenomen. De ene keer bananenpannenkoekjes, dan weer griekse yohurt met honing, ingrediënten waarmee ze een maaltijd salade tevoorschijn tovert inclusief geroosterde pijnboompitjes en nog veel meer. En dat allemaal op ons één pits gasbrandertje.
We liggen vroeg in ons tentje, want na het zakken van de zon wordt het ijzig koud. Voor morgen is er weer regen voorspeld. Dag 4 – De Zeeuwse kust (’s Gravenpolder – Vebenabos – 56 km)
Het is zwaar bewolkt maar droog als we wakker worden. We pakken snel onze tent in en lopen naar de binnenplaats om te ontbijten. Dan merkt Margo dat haar voorband leeg is. Terwijl ik het ontbijt maak en de fietsbroeken van het wasrek haal, plakt Margo de band van haar fiets. Het is handig dat we een wasbak met water bij de hand hebben, want het is een klein lekje dat lastig te vinden is.
Bij het dorpje Nisse ontdekken we bij de kerk een piepklein terrasje. Het wordt thee, cappuccino en verse worteltaart. Nisse is een leuk dorpje met huizen van felrood gemêleerde bakstenen met typisch Zeeuwse gevelstijl en donkergekleurde vensters. We fietsen door Zeeuwse polders en hoge graslanden met bloeiende meidoornhagen die hoog opgeschoten langs de weg staan om ons te beschutten tegen de wind.
Rond een uur of twee zijn we in Middelburg, bekend terrein voor Margo, waar we op een terrasje met uitzicht op het Middeleeuwse gemeentehuis een tosti verorberen. Vanuit Middelburg is het niet ver meer naar Vlissingen. Margo krijgt vleugels en fietst blij rond in haar korte broek. Ik houd stug al mijn kleding aan. We stappen over van de LF 13, die hier eindigt, op de Kustroute. Een route die ook met bordjes is aangegeven.
In hartje Vlissingen stoppen we bij een supermarkt. Margo attendeert me op een louche type met capuchon die verdacht tegen een grote pilaar aan leunt, precies zo dat ik hem niet kan zien. Ik bewaak de fietsen, terwijl Margo de boodschappen doet. De louche figuur verdwijnt snel als ik mijn blik strak op hem gericht houd.
Ik vind Vlissingen echt een mooie stad. Stijlvolle huizen aan het water, overal bootjes, kinderkopjes, uitkijkpunten en natuurlijk het strand dat zich geel voor ons uitstrekt. Enorme schepen die vlak langs de kust varen. We genieten even van de zee en fietsen dan weer verder. Iets voorbij Vlissingen bij Vebenabos vinden we een boerenminicamping. We hebben het veld bijna voor ons alleen, er staat nog één caravan. We planten onze tentjes aan de rand van struiken in de late middagzon. Snel de korte broeken aan en genieten van deze schaarse zonnige momenten. We eten een maaltijdsalade met gerookte kip, pistache noten en gekookt ei. Na het eten wordt het snel fris.
Om warm te worden lopen we naar zee. Op een duin kijken we naar de passerende schepen en de zon die langzaam in de zee zakt. Het belooft met zo’n vijf graden een bitter koude nacht te worden. Ik trek alle kleren aan die ik zo ongeveer bij me heb en lig nog te rillen. Had ik toch maar voor die iets dikkere slaapzak gekozen.
Dag 5 – Piraat in de duinen (Vebenabos – Scharendijke – 65 km)
Mijn oog was gisteren al wat geïrriteerd door de wind en de kou, vandaag is het dik en rood als ik opsta. Het traant voortdurend en daardoor kan ik het nauwelijks open houden. Ik zie wazig en dat is erg vermoeiend. Ik besluit het oog af te blokken door mijn zwarte mondkapje er overheen te trekken. Ik zet het mondkapje vast met speldjes. Ik voel me net een piraat met één oog. Margo fietst met haar knal oranje jasje als een baken voor me uit. Ik focus me op het oranje voor me. Ik zie echt slecht. Een deel van mijn gezichtsveld is verdwenen. En dat net nu we door een prachtig duinlandschap fietsen.
Bij Domburg fietsen we door een bosgebied. Ik voel me onzeker op de fiets, omdat ik de hoogteverschillen en bobbels op het fietspad niet zie. In Domburg hebben we een lekkere pauze bij een koffietentje waar ik verse Verveine thee neem. We kopen een aantal toeristische kaartjes van het strand, de duinen met fietsen en een zeehond en sturen die naar het thuisfront.
Het mondkapje gaat weg en ik doe eerst mijn zonnebril op en plaats daar schuin overheen mijn buf tegen de wind. De kustroute is echt prachtig voor wat ik ervan kan zien.
Zoals gehoopt toen we onze route planden, is de wind zuidwest en blaast pal in onze rug. We vliegen dan ook over de Oosterscheldekering langs Neeltje Jans en de Roggeplaat naar het volgende Zeeuwse eiland. De tocht gaat verder door het natuurgebied van Westenschouwen waar Margo haar befaamde eiersalade maakt door gekookte eieren met mayonaise en wat peper en zout fijn te knijpen in een plastic zakje.
Mijn darmen vertellen mij al een tijdje dat ik naar het toilet moet. Ik negeer dit signaal zo goed als mogelijk, want er is nergens gelegenheid. Uit het niets duikt een wit huisje op. Is het wat ik denk? Ja, het is een openbaar toilet en er is nog toiletpapier ook. Wonderlijk hoe we telkens op onze tocht precies tegen komen wat we nodig hebben.
We komen in wat toeristischer gebied met plaatsen als Burg-Haamstede en Renesse. De campings zijn hier groot en lux. Margo wil nog wel doorfietsen naar het volgende eiland, maar ik heb de knollen op. Het is vermoeiend om de hele dag wazig te zien en met één oog de wereld te aanschouwen. Bovendien is er storm op komst en zoeken we een windvrij onderkomen voor de nacht, wat nog wel eens lastig kan worden omdat het Pinksterweekend is. Terwijl ik buiten op een stoel moedeloos mijn hoofd in mijn handen laat zakken, zie ik een beetje viezige man in zijn kantoor draaiend op zijn bureaustoel bellen. Hij blijft wel tien minuten aan de lijn. Plotsklaps komt Margo opgetogen met de man naar buiten. ‘Het is geregeld’, zegt ze. We lopen naar een gebouw, de man opent met een sleutel de deur voor ons en zegt: ‘zet de fietsen ook maar gewoon binnen hoor’. Voor ons ligt een grote ruimte met een achttal tafels en stoelen er omheen. Het is de kantine en wij mogen vannacht in deze ruimte onze matjes neerleggen. De viezige man zegt nog, dat het wel wat vies is, want er is lang niet schoongemaakt en overhandigt ons de sleutel. ‘Fijn dat ik jullie blij heb kunnen maken’, zegt hij en Margo stopt hem vijfentwintig euro in de hand. Binnen maken we een kleine vreugdedans. We hebben een overnachtingsplek gevonden waar we stormproof de nacht kunnen doorbrengen. Margo vertelt dat de man alles in de omgeving had afgebeld om onderdak voor ons te regelen, maar alles had vol gezeten. Toen had hij gezegd dat we als we vannacht moesten schuilen, we wel in de kantine mochten gaan liggen. ‘Mogen we ook direct in de kantine gaan liggen?’, had Margo ad rem gevraagd en zo was het gekomen. We konden via een verbindingsdeur zelfs binnendoor naar de douches en de toiletten. We hingen de natte tenten te drogen, maakten een lekkere maaltijd en zaten met een slaapzak over ons heen te kletsen, want het was koud in de kantine. We legden onze matjes op het grondzeil en installeerden ons voor de nacht.
De wind loeide, de regen ramde op het dak, maar wij lagen lekker droog en beschut.
Dag 6 – Relaxen (Scharendijke – Oostvoorne – 44 km)
Margo vond mijn oog er beter uitzien. Ik vond dat niet. Mijn oog deed zeer en ik maakte me zorgen. Margo maakte twee foto’s van mijn oog en die zond ik voor advies naar mijn huisarts, die schreef een recept voor een antibioticazalfje voor dat ik tegen de middag op kon halen bij een apotheek in Rockanje. Top geregeld. Gerustgesteld klom ik weer op de fiets. Het idee dat er iets aan mijn oog gedaan kon worden, zorgde er direct voor dat ik minder last had van de klachten.
Overal lagen afgewaaide takken en bladeren op de weg. Het stormde nog steeds. Als de wind schuin stond werd ik zomaar tien centimeter opzij gezet. Het was koud, nat en winderig. Maar we hadden de wind in de rug. Met windkracht zeven bliezen we over de Brouwersdam naar Goeree-Overflakkee. Het waaide zo hard dat ik niet eens hoefde te trappen. Af en toe blies de wind me zo hard voorwaarts dat ik het zelfs een beetje eng vond. In het leuke plaatsje Goedereede pauzeerden we op een terras met een kop thee en cappuccino. Het vriendelijke meisje dat ons bediende adviseerde ons de Maasvlakte te vermijden, omdat het daar erg vlak is en de wind er vrij spel heeft. Bovendien was het onzeker of het pontje dat ons van de Maasvlakte naar Hoek van Holland zou brengen in de vaart was met dit onstuimige weer.
Eveneens met de wind in de rug passeerden we de Haringvlietdam en kwamen aan op Voorne-Putten waar we in Rockanje op zoek gingen naar de apotheek en mijn antibioticazalfje ophaalden.
Toen was het eindelijk tijd voor een visje. De hele vakantie had ik daar al naar uitgekeken. Op het gezellige marktplein scoorden we een groot portie kibbeling met ravigotte saus. Hier leerden we dat we al lang Zeeland uit waren en dat we ons in Zuid-Holland bevonden.
Aangekomen in Oostvoorne moesten we een beslissing nemen over de route die we gingen volgen. We stopten bij een uitzichttoren en klommen omhoog. We keken uit over zee en de duinen. De Maasvlakte op, gokken dat het pontje zou gaan en de route langs de kust vervolgen of afbuigen en overstappen op de Maasroute? Een keiharde windvlaag blies ons bijna omver. Het was duidelijk. Die Maasvlakte moesten we niet doen. Te gevaarlijk met die harde windstoten. Vanaf nu gingen we de Maasroute volgen. We bogen af en kregen de wind van opzij. Het was hard werken. Margo had een hele leuke overnachtingsplek gezien op internet die ons lonkte. Het was nog wel een beetje vroeg, maar we hadden een relaxte middag wel verdiend vonden we.
Helaas was alles vol geboekt voor het Pinksterweekend. Toch kwam er weer een oplossing. Er was een blokhut die pas de volgende dag verhuurd was, maar al wel helemaal in orde gebracht voor de nieuwe bewoners. Wij mochten er slapen als we onze matjes op de grond legden en alles pico bello achter zouden laten. Dat lieten we ons geen twee keer zeggen.
Wat hadden we weer een mooi plekje gevonden. Eerst dronken we een kopje thee op de veranda, maar al snel gingen we naar binnen, want het was te fris om buiten te zitten, ook al scheen er een waterig zonnetje. Ik ontfermde me over de was, die we te drogen hingen aan een rek op de veranda. Al snel zagen we onze fietsbroeken in de heg bij de buren hangen en misten we een paar sokken.
We maakten dankbaar gebruik van de cateringservice en bestelden een maaltijd bij het eetcafé van de camping. Zalm, frites en salade. Jammie. Bij de thee nog een Zeeuwse bolus. Het werd een latertje voor ons, we bleven lang kletsen en speelden een paar spelletjes Punto.
Dag 7 – Regen, regen, regen (Oostvoorne – ’s Gravendeel – 66 km)
In de spetterende regen met onze capuchon op hebben we moeite de Maasroute te vinden. Na een half uurtje fietsen zijn we weer bij ons startpunt van de dag. We hebben blijkbaar ongemerkt een rondje gefietst. Een bonustrack voor extra kilometers zo grappen we.
Eenmaal op de route hebben we aan onze linkerkant uitzicht op petrochemische industrie van de Maasvlakte. Het oogt bijzonder lelijk en we zijn blij dat we daar niet tussendoor hoeven te fietsen. Het hoogtepunt van de dag is Spijkenisse. Echt een plaats die je niet wilt missen…. We maken nog een extra rondje alvorens we de brug over de Oude Maas pakken naar Hoogvliet Rotterdam.
We fietsen al uren door de regen en we zijn dringend toe aan een leuke pauzeplek. Niet veel later ontdek ik een donker houten gebouw. Ik stop en rijd er naar toe, Margo heeft er niet veel vertrouwen in, maar ik ga toch even kijken of het open is. ‘Alles komt goed’, zeg ik tegen Margo, ‘follow mee.’ Met lichte tegenzin komt Margo met haar fiets achter me aan. Aan de achterkant van het gebouw is een overdekte veranda met terrasverwarmers, dekentjes en zitbanken met zachte kussens. We pellen onze natte kleding uit en hangen die over een stoel te drogen. We nestelen ons onder de heater in een fleecedeken en bestellen tomatensoep en een broodje kroket. Het smaakt hemels. Als we zijn opgedroogd en opgewarmd bezoeken we nog even het toilet en dan trekken we onze natte kledder weer aan. In loop van de middag wordt het zowaar droog. Met een pontje steken we bij Zwijndrecht de Oude Maas weer over naar Puttershoek, vandaar uit gaan we naar ’s Gravendeel.
Net voor sluitingstijd bezoeken we een bijna lege bakkerij. Er is nog boterkoek en er zijn nog Zeeuwse moppen. Het brood is allemaal op. De vriendelijke dame die ons helpt vraagt waar we overnachten. Ze weet namelijk nog wel een passende plek voor ons. Ze verdwijnt naar achteren en we vragen ons af wat ze allemaal aan het doen is. Blijkt dat ze een routebeschrijving voor ons heeft uitgeprint naar Camping Polderland. Als ze uitlegt hoe we er moeten komen, lijkt het een heel eind de verkeerde kant op, maar uiteindelijk is het nog maar iets van drie kilometer. In het centrum van ’s Gravendeel doen we inkopen voor de avondmaaltijd en het ontbijt. Ik bel naar de camping met de vraag of ze twee fietsende dames een warm en comfortabel onderdak kunnen bieden. Dat blijkt geen probleem. ‘Kom maar deze kant op, ik heb verschillende opties voor jullie’, antwoord de campingeigenaar. Als we op de camping arriveren doen we hem de groeten van Jeanette van de bakkerij, die ons zo spontaan de camping heeft aanbevolen. De eigenaar neemt ons mee naar een fantastisch huisje met verwarming, eigen keuken en douche en toilet en twee slaapkamers. En dat alles voor de prijs van veertig euro. We trekken onze natte schoenen en sokken uit en laten onze weke, bleke voeten drogen in de buitenlucht.
We zetten de thermosstaat op twintig graden en hangen al onze natte spullen op de verwarming. Zelf ontploffen we bijna van de hitte en lopen met een rood hoofd door ons huisje. Zoveel aangename warmte zijn we niet meer gewend. We hebben trek en slaan een stuk boterkoek en een flink aantal Zeeuwse moppen achterover totdat ik misselijk ben en de restjes wegspoel met een warme mok thee. Het diner bestaat vandaag uit een broodje hamburger met salade en een broodje broccoliburger.
Maar eerst regel ik mijn coronavaccinaties. Frans had me geappt dat ik een oproep had gekregen. Het lukte niet om via internet een afspraak te maken, maar telefonisch lukte dat wel. Ik kon niet in Doetinchem terecht waar Margo de prikstraat bemant. Ik had het leuk gevonden om door haar geprikt te worden, maar het is Lichtenvoorde geworden. Op 31 mei de eerste prik met Pfizer of Moderna en op 5 juli de tweede vaccinatie.
’s Nachts lig ik in een heerlijk zacht tweepersoonsbed, voor het eerst deze vakantie zonder extra kledinglagen en zonder pijn aan mijn heup.
Dag 8 – Bezoek (’s Gravendeel – Rumpt – 79 km)
Uitgerust word ik wakker. We zijn vroeger dan anders en zitten al snel op de fiets. Het is lekker fietsweer vandaag. Op de vroege Pinkersterochtend fietsen we door het centrum van een verlaten Dordrecht. Een leuke havenstad met oude houten boten, slingerende grachten, kleurige huizen en gezellige pleinen met grote bloeiende kastanje bomen. Daarna koersen we richting de Biesbosch met zijn vele water- en weidevogels. Met een pont steken we de Nieuwe Merwede over en komen dan in het echte waterland uit. Stil genieten. Net op tijd kom ik erachter dat het pontje over het Steurgat is gestremd. We kijken op de navigatie-app van Margo en kiezen een alternatieve route die ons naar Werkendam brengt. Via Sleeuwijk en Hoekeinde bereiken we Woudrichem waar we de pont pakken naar Gorinchem waar op een terrasje bezoek op ons wacht.
Onze mannen, Hans en Frans, zijn ons met een bezoek komen vereren. Ze hebben warm thermo-ondergoed voor ons meegenomen om de koude nachten iets te verzachten en nemen vuile was en t-shirts voor mooi weer mee terug naar huis. Hans heeft ook de nieuwe slippers voor Margo mee genomen, waar ze erg blij mee is.
We hebben vandaag stevig doorgefietst om de afgesproken tijd te halen, we zijn slechts tien minuten te laat en hebben er voor de lunch al vijftig kilometer opzitten. We vinden een fijne lunchplek waar we de mannen onze verhalen vertellen en uitgebreid bijpraten, terwijl we een stevige lunch verorberen. Rond een uur of drie stappen we uitgezwaaid door Hans en Frans weer op de fiets. We stappen over van de Maasroute op de LF9, die loopt tussen Bad Nieuwe Schans in Groningen en Breda. Aan de overkant van de Merwede zien we slot Loevestein liggen. We fietsen door de West Betuwe en volgen het riviertje de Linge over een dijkje dat ons slingerend naar Kedichem, Vogelswerf en Leerdam brengt. Dit gebied ken ik van eerdere fietstochten op mijn racefiets. Vooral in het voorjaar als de appelbomen in bloei staan is het hier prachtig. Via fort Asperen, gaan we naar Acquoy, Gellicum en tenslotte naar camping de Pit in Rumpt.
Op een vers gemaaid grasveldje onder de appelbomen slaan we onze tentjes op. Het toiletgebouw heeft vloerverwarming en mocht het vannacht weer heel koud worden dan neem ik me voor het matje in één van de douches te leggen. Er is een kapschuur waar we onze fietsen droog kunnen neerzetten en waar we aan een tafel onze maaltijd bereiden. Een zak droogvoer waar we alleen wat warm water bij hoeven te doen. We mengen het met een beetje extra rijst. Het is nasi met cashewnoten en het smaakt prima. We besluiten de maaltijd met een kop thee en boterkoek. Daarna doen we nog een spelletje Punto.
In de douche grapt Margo: ‘vannacht doe ik mijn vierentwintiguurs broek weer aan.’ Het belooft wederom een koude nacht te worden en het is inmiddels routine geworden om voor het slapen gaan warm te douchen en ons dan te hullen in alle warme kleding die we bij ons hebben. We hebben eigenlijk al dagenlang dag en nacht dezelfde kleding aan. Mijn nachtkledij bestaat uit: warme sokken, een lange thermo-onderbroek met daar overheen een lange wandelbroek, thermoshirt met lange mouwen, fleecejack en donsjas, buf en capuchon.
Dag 9 – De stal lonkt (Rumpt – Arnhem – 77 km)
Op camping de Pit hangen overal gedichtjes van de eigenaresse. In de bomen, op het toilet, in de kapschuur. Ook staan overal boeketjes met vers geplukte bloemen. Het is een camping die met zorg en aandacht wordt gerund. De douches zijn warm en schoon en er hangt ontsmettingsmiddel om je handen te desinfecteren.
We ontbijten met warme pannenkoekjes met banaan en jam. Echt super lekker! De weersvooruitzichten zijn ronduit slecht. De komende dagen blijft het koud en nat. Ik opper dat we in twee dagen thuis kunnen zijn, Margo denkt dat we zelfs vanavond al in ons eigen bed kunnen liggen. Dat lijkt me wat te ver om in één dag te fietsen. Maar ik vind het ook geen aantrekkelijk vooruitzicht om in Arnhem te overnachten. Als ik zo dicht in de buurt van Doetinchem ben ruik ik de stal en wil ik naar huis. De trein lijkt een aantrekkelijk alternatief voor onze laatste etappe naar huis. We zullen zien hoe het gaat lopen. Voorlopig regent het weer als we op de fiets stappen. Ik trek ’s ochtends direct mijn regenpak aan, dat is handig als ik op het natte gras moet zitten bij het inpakken van de tent of op een nat bankje onderweg. De route is mooi en voert ons langs landgoed Mariënwaerdt, fruitstad Geldermalsen, via Buren naar Ravenswaay waar we het pontje naar Wijk bij Duurstede nemen. We zijn inmiddels in de provincie Utrecht aangekomen. Net op tijd vinden we weer een gezellige en warme lunchplek met verwarming, kaarsjes en dekens om op te warmen. We zitten onder een overkapping aan de rand van het water waar de regendruppels in grote bellen uiteen spatten. De aspergesoep smaakt ons goed.
We stappen over van de Lf 9 op de LF 4 die van Den Haag naar Enschede gaat en komen terecht op de Utrechtse Heuvelrug langs statige buitenplaatsen en landgoederen in Amerongen, Rhenen en Wageningen. We fietsen over fietspaden vlak langs de rivier. In Doorwerth hebben we nog een venijnig klimmetje door het bos dat me de adem beneemt en mijn benen laat verzuren.
Margo wil nog wel doorfietsen naar huis, maar ik vind het alternatief met de trein te aantrekkelijk. Die laatste dertig kilometer zullen echt niet lollig zijn en ik vind het jammer onze reis chagrijnig te eindigen. Ik app Frans dat de stal lonkt en ik graag wil mee eten. Hierop biedt mijn held aan ons op te komen halen. We nemen dit aanbod met beide handen aan. Ergens tussen Oosterbeek en Arnhem worden we opgepikt. We zetten Margo af in Nieuw-Wehl waar ze haar jarige dochter gaat verrassen met een onverwacht bezoek. Natuurlijk fietst ze de laatste kilometer naar het huis van haar dochter. Stoer zo’n moeder!
En dan ben ik weer thuis. Het is vreemd om na negen dagen weer binnen te zijn in een warm huis. En om te slapen zonder sokken aan en zonder muts op mijn hoofd. Maar het went ook weer heel snel.
Ik heb genoten van het fietsen, van de groei van mijn conditie, van het buiten zijn, de vele mooie landschappen, de leuke lunchplekjes die we telkens vonden, de blokhutten en campings, de maaltijden die Margo bereidde op haar éénpits kooktoestel, het druppen van de regen op het tentdoek als ik lekker knus in mijn slaapzak lag en natuurlijk van het gezelschap van mijn fietsmaatje Margo.
Ik had een koude, winderige dag uitgekozen om mijn excentrieke, jarige tante te verrassen met een bliksembezoek. Het was een mooie gelegenheid om mij voor te bereiden op mijn aanstaande fietsvakantie en mijn splinternieuwe fietstassen uit te proberen. Toen ik mijn felblauw gekleurde fietstassen voor de trekkingbike ging inpakken, merkte ik al snel dat het een hele andere manier van denken vergde dan wanneer ik met de racefiets op stap ging. Bij de racefiets was ik eraan gewend geraakt zo weinig mogelijk mee te nemen; alleen dat wat in de zakken van mijn wielrenshirt paste. Thuis moest ik al beslissen welke kleding ik aan zou doen en ook qua eten kon ik alleen het hoognodige meenemen. Nu met de nieuwe fietstassen kon ik mijn beslissingen uitstellen: ik nam drie paar schoenen mee om onderweg uit te testen, ik propte regenkleding in de tassen, vulde een thermoskan met heet water, voegde een mok, brood, banaan, appel en mueslireep toe, besloot ook nog maar mijn dons jasje en fleecejack mee te nemen en nog zaten de fietstassen niet vol. Toch was ik er niet helemaal happy mee.
De fietstassen waren stug en ik vond het onduidelijk hoe ik ze dicht moest maken. Toen ik onderweg stopte voor een pauze kon ik in de tassen niet vinden wat ik nodig had; het was een wanordelijke bende waar ik niets in terug kon vinden. Ik vond het irritant dat ik de hele tas open moest maken, ik miste een rits en een handig klein zakje waar ik dingen als mijn telefoon, bankpas en zonnebril in kon doen. De telefoon zat nu in de grote zak en telkens als ik even wilde kijken voor de route moest ik stoppen, de fietstas open maken, graaien en zoeken naar de telefoon, die natuurlijk naar beneden gezakt was… Kortom, ik begon al enigszins humeurig aan de tocht.
Dat ik van begin af aan wind tegen had hielp ook niet mee. Ik heb nu eenmaal een hekel aan wind, vooral aan koude, noorden wind. Om de wind enigszins te omzeilen koos ik voor een fietspad door het bos. Toch lukte het niet echt te genieten van de tocht, mijn hersenen waren gefixeerd op mijn nieuwe fietsonderbroek met zeem, die knelde en schuurde tegen mijn billen. Bovendien kreeg ik al snel last van mijn rechterknie. Het duurde even voordat ik me realiseerde dat dat waarschijnlijk kwam, omdat ik te zwaar trapte tegen de wind in. Ik vond het fietsen met de lompe fietstassen zwaar en log in vergelijking met de tochtjes op de racefiets. De fietstassen klapperden en knarsten toen ik over de hobbelige keien in het centrum van Doesburg reed en ook ik zelf werd flink door elkaar geschud. Ik liet mijn mopperstand even varen toen ik door de Havikswaard fietste langs geurende witte bloesems en weilanden vol pinksterbloemen en er een waterig zonnetje aan de hemel verscheen. Ik vervolgde mijn tocht met aan de rechterhand de heuvelrug van de Posbank, langs statige herenhuizen en mooie oude bomen. In Velp kocht ik bij patisserie Christian twee gebakjes met gele room en verse aardbeien, die ik voorzichtig bovenin één van de fietstassen plaatste. Het was druk in het centrum van Velp; voetgangers, fietsers en automobilisten krioelden door elkaar heen alsof er geen corona bestond. Terwijl ik voortploeterde werd ik regelmatig ingehaald door schijnbaar moeiteloos fietsende oude van dagen op een e-bike, oude mannen op een racefiets, moeders op een bakfiets en jonge meiden op een stadsfiets.
Ik verliet de drukke hoofdweg en sloeg rechtsaf richting Rozendaal waarmee ik aan een flinke klim omhoog begon. Voldaan kwam ik boven aan en constateerde dat ik mijn bezoekadres op drie kilometer was genaderd. Ik hoefde alleen nog maar linksaf te slaan en die weg een aantal kilometers te vervolgen. Toen ik de heuvel omlaag knalde, drong het tot me door dat ik waarschijnlijk te vroeg naar links was gegaan en de heuvel opnieuw zou moeten beklimmen. Dapper klom ik de berg weer op. Voor de zekerheid even checken op google maps of ik goed zat. Nee, ik moest toch een andere kant uit dan ik had verwacht. Dus hop de heuvel weer af. Al snel was ik aan het ronddolen door de stad en had geen idee meer welke kant ik uit moest. Ik was al drie kwartier aan het heuvel op en af fietsen en de afstand tot mijn doel was nog steeds drie kilometer. Uiteindelijk bereikte ik toch bekend terrein en vond ik na enig zoeken het juiste adres. Ik parkeerde mijn fiets in de voortuin en belde aan.
In mijn hoofd had ik een beeld van mijn tante die verbaasd maar blij in de deuropening stond, terwijl ik haar feliciteerde en de twee gebakjes overhandigde. Daarna zou ze me blij verrast uitnodigen om binnen te komen en zouden we gezellig samen van het gebakje smullen. Het was mijn bedoeling haar een leuke verjaardag te bezorgen. Ze zat al meer dan een jaar alleen in haar huisje en had alleen wat contact met haar buren. Ook had ik rekening gehouden met het scenario dat ze – ondanks dat ze vrijwel nergens naar toe ging – niet thuis zou zijn. Maar het liep anders dan ik had verwacht.
Na het aanbellen, hoorde ik gestommel en daarna een luide roep met ‘ik kom er aan hoor’, de deur werd van het slot gedaan en daar stond mijn tante met een zwart mondkapje waarop twee panters waren afgebeeld. Het eerst wat ze zei was: ‘oh ben jij het, hoe kom jij nou hier verzeild? De bloemen zijn er al hoor, die staan al in de vaas.’ Ik had voor haar verjaardag een bos bloemen met een kaartje gestuurd, omdat ik toen nog niet van plan was om langs te gaan. We bleven even sprakeloos staan. Toen feliciteerde ik haar en probeerde haar de gebakjes te geven, maar ze deed een stap opzij en zei: ‘kom dan maar even binnen.’ Het was niet onaardig, maar het was ook niet heel uitnodigend. Het voelde ongemakkelijk. Ik had beter even kunnen bellen dat ik in de buurt was, zo realiseerde ik me, ik had haar nu natuurlijk overvallen. Maar ik had haar ook niet onnodig nerveus willen maken voor mijn bezoek.
Ik kreeg een kopje thee. Zelf nam ze niets, want ze had al koffie gehad. De twee gebakjes stonden op het aanrecht. Die zou ze van de week een keer als toetje eten, zo vertelde ze me. En daar zat ik dan op de eikenhouten bank recht tegenover haar, terwijl ik nipte van mijn kopje thee en ik enorm verlangde naar een van de overheerlijke gebakjes die ik had meegenomen of in ieder geval iets anders om mijn honger te stillen.
Haar huisje was net een museum, elke vierkante meter was gevuld met kunstvoorwerpen. Speren en schilden van geitenvel, etsen en schilderijen, beelden van wilde dieren, droogboeketten, wandkleden en boeken. Heel veel boeken.
Ik had het gesprek op reizen gebracht, want daar werd ze meestal vrolijk van zo wist ik uit ervaring. Al snel zat ze beeldend te vertellen over haar reizen naar Zuid-Afrika, Namibië en Botswana. Afrika het continent waar ze haar hart aan had verpand en waar ze bijna was gaan wonen als haar man toen niet ziek was geworden. Reizen waar ze met een grote glimlach aan terugdacht. Reizen die ze alleen als oudere dame van in de zestig had ondernomen. Mijn excentrieke tante die aan de ene kant zoveel weet en wereldwijs is en aan de andere kant soms tenenkrommende opmerkingen kan maken in gezelschap, rollend met haar grote ogen en blazend van verontwaardiging en nog leeft in een wereld van vijftig jaar geleden. Ze is alleen bereikbaar via een geheim nummer op haar vaste telefoon die aan een snoer vastzit en naast de bank staat. Ze had haar huisarts een handgeschreven brief gestuurd om te vragen wanneer ze aan de beurt was voor haar vaccinatie tegen corona. Ze is heus goed geïnformeerd over alles wat er in de wereld gebeurt en ze is geestelijk volkomen helder, alleen moderne technologie als een laptop, mobieltje of telebankieren hebben niet haar interesse. Ze heeft een hart van goud, maar toch voel je je meest van tijd enigszins opgelaten in haar gezelschap, al is het moeilijk onder woorden te brengen waar dat precies door komt.
Ze zwaaide me uit, terwijl ze in de voortuin stond in haar knalgele ensemble van een duur merk met de snit uit de jaren tachtig van de vorige eeuw. Voor een tientje op de vlooienmarkt gekocht, maar van een heel goed merk, zo had ze me toevertrouwd. Ik kan het wel waarderen als iemand zo zijn eigen stijl heeft. Ze is beslist authentiek en zichzelf, maar zeker ook een tikkeltje wereldvreemd.
Ik liet me de heuvel afrollen, fietste door mooie stadsparken en door wijken met oude arbeidershuisjes. Al fietsend at ik twee boterhammen met pindakaas. Het was koud. In Velp stopte ik weer bij patisserie Christian en kocht opnieuw twee gebakjes. Ditmaal met het idee ze samen met Frans op te eten.
Ik fietste langs landgoed Biljoen en kwam uit op het dijkje richting Westervoort. Tegen het verkeer in fietsend stak ik de brug over de IJssel over. En toen was het nog zevenentwintig kilometer tegen de wind in naar huis.
Ik reed met de wind in mijn gezicht over de dijk richting Lathum, Bahr en Giesbeek en ik begon te begrijpen wat mijn fietsvrienden bedoelden met afzien. Tot nu toe had ik mijn fietstochten altijd met plezier beleefd. Natuurlijk zat het wel eens even wat tegen, maar dat duurde nooit lang. Ik vond het niet erg om nat te regenen of om wind tegen te hebben, maar vandaag was dat anders. Ik vond er voor het eerst sinds mijn fietsrevival helemaal niets aan. Ik kon me gewoon niet meer voorstellen wat er leuk was aan fietsen. Waarom was ik hier eigenlijk aan begonnen? Ik vond de wind onaangenaam, het fietsen zwaar en ik verlangde enorm naar warm op de bank zitten met een kopje thee en een gebakje.
De terugtocht leek eindeloos lang. Ik vond het landschap saai en monotoon. Telkens verwachte ik dat ik eindelijk de wind in de rug zou krijgen, of in ieder geval van opzij, maar dat gebeurde niet. De wind leek met me mee te draaien. Op een bankje bij camping Siebieverden in Eldrik at ik kleumend één van de twee gebakjes op, met plakkerige handen stapte ik even later weer op de fiets. Klaar voor de laatste etappe. Koud en knorrig arriveerde ik rond zes uur bij ons huis. Ik installeerde me op de bank met een deken, een kopje thee en gebakje nummer twee. Dat had ik wel verdiend vond ik na zoveel tegenwind.
De tegenwind was niet alleen fysiek, maar zat vooral in mijn hoofd zo realiseerde ik me. Het was mijn mindset die het onaangenaam maakte, niet de wind. Bij iedere trap was ik bezig met zo snel mogelijk thuis zien te komen, verlangde ik naar warmte, thee en iets lekkers als beloning, hierdoor was ik niet aanwezig in het hier en nu en daardoor kon ik niet genieten. Ik was teveel bezig met een moment in de toekomst. Als ik maar eenmaal thuis ben, dan wordt het beter, zo dacht ik en hiermee ging ik voorbij aan het mooie en waardevolle van wat zich op dat moment onder mijn neus afspeelde. Het is goed dat ik nu weet wat afzien is. Maar een volgende keer ga ik gewoon weer als vanouds genieten van het fietsen heb ik me voorgenomen.
Ik ben een zwerver. Niet in de strikte betekenis van een armlastig persoon zonder vast woonadres, want ik woon in een prachtig huis en slaap bijna altijd met een dak boven mijn hoofd, maar in de zin van iemand die graag rondtrekt zonder vastomlijnd plan.
Zwerven staat bij mij voor ontdekken en avontuur. Op verkenningstocht gaan, ronddwalen zonder strak gedefinieerd doel, onbekende wegen inslaan en niet precies weten waar je uit gaat komen, de route kiezen die je intuïtie je ingeeft en genieten van wat je onderweg tegenkomt. Ik hou van zwerven. Het is gezellig als er iemand mee gaat, maar ik kan ook goed alleen zwerven.
Als ik teveel en te lang alleen in huis achter de computer heb gezeten, dan doet het vooruitzicht op een zwerftocht mijn hart sneller slaan van opwinding en plezier. Zwerven kan in de camper samen met Frans, op de fiets met een vriendin trekkend door de Achterhoek of in mijn eentje wandelend in Montferland. Het gaat om het gevoel van vrijheid. Om het avontuur van het onbekende. Rondstruinen zonder tijdsbesef. Doelloos en zonder prestatiedrang.
Soms zwerf ik met vrienden door het bos achter ons huis, waar ik na jaren van bijna dagelijkse wandelingen, toch nog nieuwe paden weet te ontdekken. Sommige vrienden schrikken wanneer ik vertel dat ik me op onbekend terrein bevind, ze pakken dan meestal snel hun mobieltje erbij om de locatie te traceren en de route naar huis terug te vinden. Ik weet dan vrij zeker dat ik niet met een medezwerver te maken heb.
Op een warme zonnige dag in april pakte ik sinds lange tijd weer eens mijn trekkingbike uit de schuur voor een zwerftocht. Ik had deze keer wel een doel (noten kopen in Zutphen met aansluitend een kopje thee drinken bij mijn zus), slechts een vage tijdsplanning (ik ben er ergens begin van de middag), maar geen uitgestippelde route. De route koos ik intuïtief, door de weg in te slaan die de grootste aantrekkingskracht op me uitoefende. Dit bracht me via de Kruisbergsebossen in de uitgestrekte landbouwgronden rond Steenderen en in het vestingstadje Bronkhorst. Via de dijk slingerde ik richting de buitenwijken van Zutphen en arriveerde ik in het oude stadscentrum waar ik een flinke voorraad noten kocht. In de tuin bij mijn zus in Eefde dronk ik een kopje thee en kletsten we zoals alleen zussen dat kunnen.
De terugweg ontvouwde zich via Huize de Voorst, naar Almen aan de Berkel, via bosrijk gebied naar landgoed Wientjesvoort en het dorpje Linde. De vogeltjes floten, aan de bomen meldde zich het eerste prille groen, de zon scheen op mijn blote huid en ik genoot met volle teugen.
Ik vond het een uitdaging door de onbekende landerijen richting Doetinchem te koersen zonder de plaatsen Hengelo of Zelhem aan te doen. En zo ontdekte ik een heel nieuw gebied bij de buurtschappen Dunsborg, Oosterwijk en Wittebrink, terwijl de zon steeds lager zakte, mijn benen slapper werden en de hongerklop toesloeg. Mijn bidon was leeg, maar gelukkig had ik een fietstas vol noten bij me. In het zonnetje in de berm van een zandpad ruste ik wat uit en at een handvol noten en cranberry’s. Het landschap was verlaten en ik had geen flauw idee waar ik was.
Ik had Frans rond vijf uur een appje gestuurd dat ik bijna thuis was, maar het was inmiddels half zeven en het leek erop dat ik nauwelijks progressie had geboekt. Uit het niets doemde het dorpje Velswijk op. Ik was weer op bekend terrein. Om kwart voor zeven fietste ik onze oprit op, moe maar weer een avontuur rijker. Hongerig viel ik aan op de maaltijd die Frans voor me had bereid.
Zwerven. Je laten verrassen en de flow zijn werk laten doen. Een rotsvast vertrouwen hebben in een mooie reis met een goede afloop. Ik word er telkens weer blij van.
Dit blog draag ik op aan mijn vriendin Esther, die een aantal jaren geleden een herseninfarct kreeg, waardoor ze gedeeltelijk verlamd raakte. Ik ben ongelooflijk trots op haar. Trots op hoe ze haar leven met veel inspanning weer heeft opgepakt en er het beste van probeert te maken. Trots op haar doorzettingsvermogen. Trots op haar niet aflatende inspanning om vooruit te komen. Het dagelijkse rondje dat ze door weer en wind fietst op haar driewieler. Ik denk de laatste dagen veel aan haar. Dat komt omdat ik door mijn operatie een aantal dingen – tijdelijk – niet meer zelfstandig kan. Zo heb ik hulp nodig bij het uittrekken van een T-shirt of pyjama, bij het uit de kast halen van een schaal of zware pan en bij het wassen van mijn haren. Om geen rek op de wond te zetten mag mijn arm niet boven mijn schouder uitkomen. Zes weken lang mag ik niet sporten, niet bukken, niet tillen, niet rekken en geen zwaar huishoudelijk werk doen als dweilen en stofzuigen. In eerste instantie lijkt dat laatste best aanlokkelijk en een mooi excuus om het mijn partner te laten doen, maar in de praktijk merk ik dat ik het best lastig vind om zo afhankelijk te zijn. Vooral de eerste dagen na de operatie had ik best veel hulp nodig en voelde ik me bezwaard daar telkens om te moeten vragen.
Aan de andere kant merkte ik soms ook het tegenovergestelde bij mezelf; dan vroeg ik Frans iets voor me te doen terwijl ik dat stiekem met wat meer inspanning en creativiteit best zelf had gekund.
Wanneer iets voor een ander slechts een kleine moeite is, maar voor jou een grote inspanning en je bovendien zuinig moet omspringen met je energie, is het verleidelijk om hulp te vragen. Maar er zitten natuurlijk grenzen aan. Ik kon niet verwachten dat Frans continue paraat stond om als een goede toverfee aan al mijn wensen en verwachtingen te voldoen op het moment dat ik daar om vroeg. Hij was tenslotte ook gewoon aan het werk.
Het was ook niet echt mijn wens om zo afhankelijk te zijn van mijn man; ik heb mijn zelfredzaamheid hoog in het vaandel staan.
Ik vroeg me af hoe dat bij mijn vriendin en haar man ging. Daar lagen de zaken waarschijnlijk veel complexer. Mijn hulpbehoevendheid was tenslotte tijdelijk en betrof slechts een beperkt aantal zaken. Zij moesten op zoek naar een nieuwe balans in hun relatie. Een balans die voor beiden acceptabel en langdurig vol te houden is.
Om Frans niet te overvragen maar ook mezelf niet tekort te doen, stelde ik een aantal selectiecriteria op voor mezelf. Het eerste en belangrijkste criterium was: Kan ik het zelf? Wat zou ik doen als ik alleen thuis was? Wat als ik het op een andere manier probeer?
Het tweede criterium betrof de vraag: Hoe belangrijk is mijn wens? Hoe graag wil ik het? Is het een ramp als het niet gebeurt?
En tenslotte criterium drie dat te maken had met het tijdstip van uitvoering. Belangrijk hierbij was de vraag: moet het NU gebeuren of kan het net zo gemakkelijk op een ander moment worden gedaan? Voor Frans was het fijn als hij de dingen voor mij op een zelfgekozen moment mocht doen.
Deze vragen hielpen me om creatieve oplossingen te bedenken, prioriteiten te stellen en te relativeren. Ik irriteerde me bijvoorbeeld aan een vaas met halfvergane bloemen met stinkende stelen die nog op tafel stond. Ik wilde deze vaas heel graag oppakken, de bloemen in de groenbak gooien en de vaas lekker uitsoppen. Toch besloot ik dat het geen ramp was als de vaas nog even bleef staan. Evenals de moddersporen op de vloer geen drama waren. Of dat ik best nog twee nachtjes langer onder hetzelfde beddengoed kon slapen. Of de lelijke lappen die Frans voor het raam had gehangen, zodat de zon niet op het televisiescherm viel en ik lekker kon netflixen, maar die ik ook graag weer had verwijderd om in de zon te kunnen liggen soezen. Het waren geen dingen die echt belangrijk waren, al had ik ze zelf graag aan willen pakken als ik dat had gekund.
Op mijn tenen gaan staan en mijn arm omhoog strekken om toch nog net die borden uit de kast te kunnen pakken, de chirurg maande me dit vooral niet te doen. ‘Niet die zware pan van het fornuis tillen of nog net dat kopje van die te hoge plank willen pakken of je bukken om de vaatwasser uit te ruimen, doe dat vooral NIET’, zo waarschuwde hij me tijdens de laatste controle. Omdat ik Frans dus niet voor elk wissewasje wilde vragen, ging ik netjes op de knieën zitten om de vaatwasser uit te ruimen, serveerde ik het eten soms op gebaksbordjes, maakte de salade in een plastic kom, schepte het eten uit de pan op een bord in plaats van met de pan te gaan sjouwen, liep zes keer de trap op en neer om de was naar boven te brengen en maakte knielend het toilet schoon.
Op een ochtend moest ik voor iets kleins even naar de huisarts. Toen ik de telefoon neerlegde nadat ik de afspraak had gemaakt, realiseerde ik me dat ik een beroep op Frans moest doen. Ik kon nog niet autorijden of fietsen en lopend zou ik niet op tijd op de afspraak komen. Lastig die afhankelijkheid. En ja, het moest ook nog al la minuut geregeld worden. Frans fronste zijn grote, grijze wenkbrauwen, zuchtte diep, streek over zijn hart, keek me diep in de ogen, verzette zijn werkafspraak en bracht me met de auto naar de huisarts. De schat.
Frans helpt me bij de zaken die essentieel zijn en die ik echt niet zelfstandig kan, zoals mijn haren wassen boven de badrand, mijn steunkous aantrekken, mijn zwachtel bh met twintig haakjes losmaken, me uit mijn pyjama jasje helpen en me ’s ochtends na een lange nacht op de rug liggen uit bed takelen. Deze kleine verzorgingsmomenten zijn uitgegroeid tot knusse, intieme momenten waar we allebei van genieten.
Gelukkig neemt mijn zelfredzaamheid langzaam weer toe. De chirurg heeft de pleisters en de knoopjes van de hechtingen verwijderd. De wonden genezen goed, daarom heb ik toestemming om weer op mijn zij te slapen. Eindelijk weer eens heerlijk de hele nacht door kunnen slapen. Daar word ik zó gelukkig van. En vanaf volgende week weer autorijden. Nog drie weken dan mag ik ook weer fietsen en langzaam opbouwen met bukken, strekken en tillen.
Het was een leerzame ervaring om een tijdje niet geheel zelfredzaam te zijn. Ik kan me beter verplaatsen in mijn vriendin die veel van haar zelfredzaamheid heeft moeten inleveren, maar die door hard werken ook weer een deel van die zelfredzaamheid heeft terug veroverd. Chapeau Esther!
Hier dan eindelijk weer eens een blogbericht. Op de één of andere wijze had ik de laatste maanden weinig schrijfinspiratie. Ik leefde door de corona maatregelen samen met Frans in een kleine, comfortabele, maar ook wat saaie bubbel. Er gebeurde weinig schrijfwaardigs.
Intussen was ik bezig met iets waarvan ik niet goed wist of ik dit nu openbaar wilde maken of niet. Een onderwerp dat je niet direct in elk gesprek op tafel legt, zeker als het nog in een verkenningsstadium verkeert. Uiteindelijk voelde ik toch de behoefte er open over te zijn. Net zoals ik altijd open ben geweest over mijn ervaringen met borstkanker. En dit onderwerp ligt in het verlengde ervan. Hoop dat je geniet van mijn ontboezeming.
Sinds de kanker en de okselklieren uit mijn rechterborst waren weggesneden, ging ik door het leven met twee ongelijke borsten. Een tijdlang interesseerde me dat totaal niet. Ik was blij dat ik überhaupt nog twee borsten had en verder lag de focus op overleven, de behandelingen zo goed mogelijk doorstaan, beter worden, herstellen en vervolgens het leven weer oppakken en leuke dingen doen. De aangedane borst lag door de bestraling als een vaste klomp tegen mijn lijf gedrukt en behoefde weinig ondersteuning. Ik bleef gewoon mijn oude, vertrouwde bh’s dragen.
Toen de chirurg bij een controle eens vroeg of ik niet overwoog mijn borsten symmetrisch te laten maken, omdat er toch wel een groot verschil tussen zat, antwoordde ik nogal kortaf, dat ik dat een luxe probleem vond. Ik had mijn leven net weer op de rit. Genoot met volle teugen van alles wat ik weer kon. Dat ging ik toch niet op het spel zetten voor twee gelijke borsten? Ik moest er niet aan denken opnieuw onder het mes te gaan, om te laten snijden in mijn gezonde borst, om zes weken niet te kunnen sporten, om weer moe te worden. Nee, geen denken aan.
Toch zette de opmerking van de chirurg me aan het denken en na een tijdje trok ik de stoute schoenen aan en plande ik een oriënterend gesprek bij de afdeling plastische chirurgie. Dit was echter zo’n nare ervaring, dat ik het idee snel weer in de ijskast zette. Mijn borsten waren door de jaren heen door vele vrouwen- en mannenhanden betast en bevoeld, maar dat was altijd respectvol en met de juiste intentie gebeurd. De plastisch chirurg ging te werk alsof hij in de slagerij een gehaktbal stond te kneden. Ik voelde me een stuk vleeswaar dat ter keuring werd aangeboden. Ik was zo verbijsterd door zijn gedrag, dat ik met stomheid was geslagen en geen woord kon uitbrengen. Zwijgzaam verliet ik zijn kamer. Het duurde een tijdje voor de ervaring was ingedaald en ik de woorden had gevonden die ik tegen hem had willen zeggen op dat moment.
Onder invloed van lymfe therapie veranderde de harde klont in mijn borst langzaam weer in zacht en soepel weefsel. Door de hormoontherapie maakten mijn borsten een enorme groeispurt door en veranderde mijn cup D in een cup F. Het werd steeds lastiger om een geschikte bh te vinden met deze borsten waar meer dan een cupmaat verschil tussen zat. In de grote maten is een beugel gebruikelijk, maar dat klemde te veel af, waardoor het lymfeoedeem toenam. Wat overbleef waren een soort korsetten die me aan mijn oma deden denken en die helemaal niet prettig zaten. De wanhoop nabij na een uur in zo’n krap pashokje, waarbij de verkoopster telkens weer vol goede hoop een draak van een bh tevoorschijn toverde, ging ik dan toch weer overstag, kocht een duur exemplaar, deed die een middag aan waarbij ik me continue irriteerde aan het gevoel en borg het ding dan op in een verborgen lade van mijn kledingkast waar hij nooit meer uitkwam.
Afgelopen zomer rijpte dan toch het plan om mijn gezonde borst te laten verkleinen. De eerste stap was een chirurg te vinden die ik mijn borst kon toevertrouwen. Die vond ik in het Alexander Monro ziekenhuis, een ziekenhuis in Bilthoven dat zich volledig richt op de behandeling van borstkanker. De plastisch chirurg was een vriendelijke man die openstond voor al mijn vragen en twijfels, die zorgvuldig en respectvol te werk ging en die duidelijk trots was op zijn vak. Hij zei dat hij volledige symmetrie niet kon garanderen, maar dat hij zijn uiterste best ging doen om het zo mooi mogelijk te maken en de balans te herstellen. Een gedreven vakman, die honderden operaties aan borsten had verricht; precies wat ik nodig had.
Mijn vakman, door zijn vrouwelijke collega’s liefkozend bij zijn voornaam genoemd, vroeg of ik tevreden was met mijn rechterborst waar ter hoogte van de voormalige tumor een deuk zit. Beroepsmatig wilde hij mij erop attenderen dat ook die deuk te verhelpen was. Met een naald zou er buikvet worden weggezogen, dit vet zou worden gefilterd en dan vervolgens in de borst worden ingespoten. Ik verzekerde hem dat ik de rechterborst wilde houden zoals die was. Het deukje en het tien centimeter lange litteken onder mijn oksel zie ik als zichtbare tekens van mijn ervaringen in het leven. Het maakt zichtbaar wat ik heb meegemaakt in het leven, dat hoeft niet verdoezeld te worden. Dat hoort nu bij mij. De kanker is een belangrijke fase in mijn leven geweest; een fase waar ik trots op ben en die me veel heeft geleerd.
De volgende stappen in het proces waren: een verwijzing regelen via de huisarts, goedkeuring vragen aan mijn zorgverzekeraar, mijn behandelend arts informeren en vragen om informatie door te sturen en een scan regelen. Daarna werd ik op de wachtlijst geplaatst.
Het was een onzekere tijd. Ik stond vanaf half december op de wachtlijst. Had geen idee wanneer ik aan de beurt zou zijn, dat zou ik pas kort van tevoren horen. Ik wilde het risico op corona zo klein mogelijk houden, zodat de operatie geen gevaar zou lopen, want inmiddels was ik er klaar voor. Ik wilde heel graag dat het door zou gaan. Natuurlijk vroeg ik me ook wel eens af wat ik me nu weer op de hals had gehaald. Waarom wilde ik dit avontuur aangaan? Waarom risico lopen dat het lymfeoedeem zou toenemen? Waarom snijden in een gezond lichaamsdeel? Maar toch, vanbinnen was ik vastbesloten. Ik ging dit doen. Ik wilde weer door het leven met twee min of meer gelijke borsten.
Begin februari werd ik gebeld. De operatie stond gepland voor maandag acht februari. Omdat ik het lastig vind om lang nuchter te zijn, had ik gevraagd of ik voor de ochtend ingepland kon worden. Mijn wens was gehonoreerd, ik was de eerste van die dag en moest om 07.15 uur in Bilthoven zijn.
Donkere wolken pakten zich samen boven Nederland. Wolken waaruit een flink pak sneeuw tevoorschijn kwam. Het was prachtig. Maar het maakte mijn operatie onzeker. Zouden we in de vroege ochtend in staat zijn het ziekenhuis te bereiken of zouden we ergens stranden in een sneeuwduin of de weg af roetsjen vanwege ijzel? Er was immers code rood voorspeld wegens sneeuwval en gladheid. Er werd gewaarschuwd niet de weg op te gaan als dit niet strikt noodzakelijk was.
Terwijl Frans de oprit zo goed mogelijk sneeuwvrij probeerde te maken, zodat we de volgende ochtend weg konden rijden, ging mijn brein aan de slag met noodscenario’s. Wat als we vast kwamen te zitten? Dan was het koud. Dus dekbedden en waxinelichtjes meenemen. Dan kregen we honger en dorst. Dus thermoskan warm water, thee en brood mee. Misschien moesten we ons uitgraven, dan werden we vies en nat. Dus warme, droge kleding mee.
Na een korte nacht, waarin ik telkens droomde dat ik per ongeluk iets had gegeten terwijl ik nuchter moest blijven, reden we om half zes in onze camper (want voorzien van winterbanden en met lekkere warme stoelverwarming) stapvoets door een dikke sneeuwlaag naar de snelweg. Het was verbazingwekkend druk op dit tijdstip. Welkom bij werkend Nederland. Allemaal mensen die zich door de barre omstandigheden naar hun werk begaven, extra vroeg om op tijd te komen. Soms was het wegdek zwart, dan weer vol stukken bevroren ijsklonters, waar we stapvoets overheen reden in een lange, trage kolonne van voertuigen. Mijn noodvoorziening hadden we niet nodig. Veilig bereikten we precies op de afgesproken tijd het Alexander Monro ziekenhuis.
Al snel werd ik klaargemaakt voor de operatie. Het hele operatieteam had het gered om op tijd aanwezig te zijn. De chirurg tekende met een zwarte viltstift allerlei vlakken op mijn borst, waarbij hij uitlegde wat zijn overwegingen waren. Ik vertelde de anesthesist nogmaals dat ik lymfeoedeem heb aan mijn rechterarm en dat ik daarom geen infuus of bloeddrukmeting aan mijn rechterarm wilde. Gelukkig was ik nog helder genoeg om waar te nemen dat ze dit aansloten op mijn linkerarm.
Het eerste wat ik merk is dat er iets uit mijn keel word getrokken. Een heel onprettig gevoel. Verder lijkt het alsof mijn ledematen nog verdoofd zijn, ik kan ze niet bewegen. Ik merk wel dat mijn rechterarm hoog is weggelegd en in gedachten deel ik een punt van waardering uit voor het operatieteam. Ze hebben goed zorggedragen voor mijn lymfeoedeem arm. Als ik mijn ogen open is het alsof ik op een deinend schip op volle zee ben. De verkoeverkamer golft op en neer en ik heb moeite om scherp te stellen. Ik sabbel op een waterijsje maar heb moeite met slikken, mijn keel lijkt nog verdoofd. Af en toe komt er een verpleegkundige naar me toe om te vragen hoe het met me gaat. Ze houden me twee uur langer op de verkoeverkamer omdat ik telkens moet braken. Als ik mijn ogen open of mijn hoofd een beetje beweeg is het alsof ik in een zweefmolen op de kermis zit waar ik heel graag uit wil.
Eind van de middag word ik naar een ruime kamer met uitzicht op een besneeuwd boslandschap gebracht. Een prachtig gezicht. Jammer dat ik niet optimaal kan genieten van deze luxe hotelsuite met eigen badkamer. Ze hebben me de mooiste kamer van het hele ziekenhuis gegeven en ik mag een nachtje blijven, omdat ik me zo beroerd voel. Heel voorzichtig drink ik twee glaasjes water, een kopje thee en eet drie rijstkorrels. Dan komt alles er weer uit.
Het braken lucht wel op en rond zeven uur begin ik me een beetje beter te voelen. Ik lig nog aan een infuus met pijnstilling. Frans mag vannacht gezellig in het bed naast mij slapen. Om half twaalf komt de nachtzuster kennismaken. Als ze vraagt of ze iets voor me kan doen, vertel ik haar, dat ik een visioen heb van een beschuitje met suiker. Ze zijn hier ontzettend vriendelijk en leggen me echt in de watten. Even later staat mijn wens voor mijn neus. Het is het lekkerste beschuitje met suiker dat ik ooit heb gegeten.
Omdat ik nog wat wiebelig op de benen sta begeleidt Frans me naar het toilet. Op de terugweg vergeet ik helemaal de infuuspaal mee te nemen, gelukkig is Frans alert en sleept de paal op wieltjes snel achter me aan.
Om half zeven wordt het ontbijt geserveerd. Als ik me daarna wat opfris in de badkamer trek ik voorzichtig het elastische steunverband waarin ik verpakt zit naar beneden en werp een eerste blik op de borst. De wonden zijn afgeplakt met smalle pleisters waar op sommige plaatsen wat bloeddruppels doorheen komen. Verder wat bloeduitstortingen bij mijn oksel. Ik vind de borst er vreemd bol uitzien en allerminst bescheiden van formaat. Wanneer de chirurg even later de borst komt controleren, zie ik aan zijn ogen dat hij gekrenkt is in zijn beroepstrots als ik zeg dat ik de borst nog behoorlijk groot vindt. Hij vertelt dat er nu nog vocht in de borst zit, dat moet langzaam wegtrekken. De komende maanden gaat de borst pas zijn definitieve vorm krijgen. Hij heeft zijn uiterste best gedaan de borsten ongeveer van gelijke omvang te maken, zodat ik aan beide zijden weer dezelfde cupmaat heb. Hij heeft tweehonderddertig gram weg weggehaald. Dat is behoorlijk veel verzekert hij me. Ik zie direct een pakje roomboter voor me, met van die kleine streepjes na iedere vijftig gram. Bijna een heel pakje boter eraf, dat is inderdaad best veel. Een gewicht dat ik niet meer iedere dag hoef mee te dragen, dat niet meer aan mijn schouder trekt of diepe gleuven achterlaat in mijn huid.
De verpleegkundige koppelt het infuus af en helpt me in een zwachtel bh die ik zes weken lang dag en nacht moet dragen om de borst te ondersteunen. Ook krijg ik een lijstje met do’s and don’ts mee voor de komende zes weken: niet rekken, niet bukken, niet tillen, niet sporten, niet stofzuigen of ander ‘zwaar’ huishoudelijk werk, de arm niet boven de schouder uit laten komen, op de rug slapen, wandelen en oefeningen om de schouder soepel te houden.
Dan rijden we door een prachtig besneeuwd landschap met blauwe lucht naar huis. Frans heeft het bedbankje in de kamer uitgeklapt, zodat ik liggend op mijn rug kan genieten van de sneeuw en de vogeltjes die zich vrolijk te goed doen aan de vetbolletjes en de pindakaas.
Het herstel verloopt voorspoedig. Af en toe maak ik een verkeerde manoeuvre en krijg ik een pijnscheut, maar over het algemeen heb ik geen pijn. De borst ziet er bont en blauw uit; het blauwpaars verandert langzaam in geel. Alleen het op mijn rug slapen is lastig; het veroorzaakt rusteloze benen. Om de paar minuten trekken mijn benen in een onwillekeurige, spastische beweging samen waardoor ik niet in slaap kan komen. Afgelopen nacht duurde het tot vier uur in de ochtend voor ik in slaap viel. ’s Nachts spook ik dan door het huis. Ik loop rondjes in de woonkamer om extra moe te worden of probeer het matras van het logeerbed uit, maar ik heb nog niets ontdekt wat helpt. ’s Ochtends heb ik zo’n pijn in mijn rugspieren van het in één positie liggen dat Frans me als een oud wijf uit bed moet takelen.
Ondanks deze kleine ongemakken ben ik blij met mijn gedeeltelijke ontboezeming. Ik denk dat ik er nog minstens dertig jaar plezier van ga hebben.
Het begon op een zonnige woensdagmiddag toen ik na lange tijd weer eens samen met Margo een fietstocht maakte. We reden op het fietspad langs de IJssel tussen Doesburg en Keppel. Margo vertelde over haar droom om ooit nog eens de ‘Groene weg naar de Middellandse zee’ te fietsen. ‘Ja’, stemde ik met haar in, terwijl mijn avontuurlijke fietshart sneller begon te kloppen: ‘het lijkt me geweldig om na weken fietsen aan te komen bij de Middellandse zee.’
Het plan was snel gemaakt. We zouden een paar dagen gaan proefdraaien in Nederland. Kijken of het fietsen met bepakking en het kamperen in een lichtgewicht tentje me zouden bevallen en of we elkaars gezelschap ook na een paar dagen fietsen nog konden waarderen. De keuze viel uiteindelijk op de nieuwe Maasroute. Een bewegwijzerde route tussen Maastricht en Rotterdam, waarbij we vanaf Gennep zouden afbuigen naar het oosten.
De route van 250 kilometer zouden we afleggen in vier dagen. Margo is gewend om 100 kilometer per dag te fietsen, maar voor mij hebben we de afstand aangepast naar zo’n 60 tot 65 kilometer per dag. Margo zou ook haar tempo, dat een stuk hoger ligt dan dat van mij, aan mij aanpassen. Onder deze voorwaarden durfde ik het avontuur wel aan.
Enthousiast begon ik te wroeten in onze oude, lang niet gebruikte kampeerspullen op zolder. Zo vond ik de fietstassen die Frans en ik in 1986 hadden aangeschaft voor onze eerst vakantie samen: een fietsvakantie. Ik herinner me nog de pittige heuvels van Zuid-Engeland waar we met onze drie versnellingen fietsen tegen op probeerden te trappen. De stevige zeewind altijd pal in ons gezicht. De dagen vol regen, waarbij het water sopte in onze schoenen. De keren dat ik zo moe was, dat ik de fiets vol nijd in de berm smeet. Wat is er ook weer zo leuk aan fietsen?
Ik kwam er al snel achter dat de tentjes die we hadden te groot waren voor op de fiets, de slaapmatjes te dun voor mijn rug en de slaapzakken te pompeus en dik om mee te nemen. Margo regelde voor mij een lichtgewicht slaapmatje en een minuscuul, opvouwbaar stoeltje. Het tentje leende ik van mijn zus.
Ik verzamelde alle spullen die ik mee wilde nemen op de eetkamertafel en woog zorgvuldig af wat beslist mee moest en wat eventueel kon afvallen. Ik wilde zo licht mogelijk reizen, maar ook geen noodzakelijke dingen moeten missen. Op de dag van vertrek zette ik de fiets in de woonkamer, bevestigde de oude fietstas op de bagagedrager, verpakte alles in plastic diepvrieszakjes en was blij verrast dat alles er met enig proppen in paste.
Frans was bereid om Margo en mij, op zijn tocht naar de Franse Alpen, af te zetten bij het beginpunt van onze reis in Maastricht. Met de fietsen achterop en de camper volgeladen met fietstassen en paraglidersspullen reden we richting het zuiden. Ik had een camping geboekt aan de Maas in het plaatsje Eijsden, net onder Maastricht. Margo zette haar ronde, lichtgewicht tentje op en presenteerde een heerlijke maaltijd met wraps, pasta en groente. Dat was genieten.
’s Nachts had ik het voor het eerst in jaren weer eens koud. Bibberend lag ik in mijn lakenzak onder een fleecedeken, want de dikke slaapzak had ik niet meegenomen. Nu kon ik nog lekker warm tegen Frans aan kruipen, maar hoe zou dat de komende nachten gaan, als ik alleen in mijn tentje zou liggen koukleumen?
Na een stevig ontbijt en een kop thee, nemen we afscheid van Frans en stappen we op onze fietsen. Een beetje onwennig rijd ik de camping af. Twee fietstassen aan de zijkant van de voorwielen en een grote fietstas achterop maken dat mijn fiets aanvoelt als een moeilijk bestuurbare mammoettanker. Het fietspad tussen Eijsden en Maastricht is recht en rustig met uitzicht op de Maas. Het helpt om te wennen aan het fietsen met bepakking en aan de schoenen met kliksysteem die ik voor het eerst op de trekking bike aan heb.
We zijn al snel in Maastricht en Margo vraagt of ik al toe ben aan een koffiepauze, maar eigenlijk zit ik net lekker in het ritme, dus fietsen we door. De tocht gaat voor een deel door de stad en kruist een aantal bruggen, waarbij we even flink moeten aanzetten om boven te komen. Het is bewolkt maar droog. Volgens de buienradar kan er wat lichte regen vallen.
We passeren de pittoreske plaatsjes Borgharen en Itteren en fietsen door een natuurgebied met woeste runderen en weides vol wilde, bloeiende bloemen.
Bij Brommelen gaan we de Maas weer over. Het is een steile klim omhoog, mijn snelheid is laag en als Margo onverwachts moet afstappen om een groepje wielrenners voorrang te verlenen, val ik helemaal stil. Eén moment sta ik in balans, dan val ik om. Vergeten dat ik mijn schoenen had vastgeklikt. Op het laatste moment probeer ik nog los te klikken, maar bij een te lage snelheid lukt dat niet meer. Wielrenvrienden hadden me er al voor gewaarschuwd: vroeg of laat valt iedere wielrenner een keer, omdat hij vergeet zijn schoenen op tijd los te klikken.
Ongelukkig lig ik onder mijn fiets met mijn rechtervoet nog vastgeklikt, hangend in de lucht. Eén van de wielrenners maakt de schoen los, een ander tilt de fiets van me af en trekt me met zijn uitgestoken, corona hand, zoals hij grapt, omhoog. Met wat schaafwondjes en blauwe plekken op ellenboog, heup en knie stap ik nog een beetje bibberig van de schrik weer op de fiets.
Het waait stevig. Maar we hebben de wind in de rug en worden bijna als vanzelf vooruit geblazen. Het landschap is afwisselend met kleine dorpjes, woeste weidegebieden met wilde grazers, oude bomen en kolken.
Aan mijn slappe benen merk ik dat een hongerklop op komst is en ik tip Margo dat het tijd is voor een lunchpauze. Op een stenen muurtje genieten we van crackers met smeerkaas, een muesli bol, verse dadels en een appel, terwijl de donkere wolken boven ons hoofd voorbij razen in de lucht. Voor de zekerheid hebben we ons regenjasje aangetrokken, maar we houden het droog.
De tocht gaat verder via