Oei wat gaaf!

Na drie keer de Col de Mas de L’Arye op te hebben gefietst in de Ardèche, was het tijd voor een nieuwe uitdaging. Tot nu toe had Frans me telkens met de camper naar het centrum van Les Vans gebracht en was ik van daaruit gestart. Nu fietste ik nog stijf en koud de camping af om direct de eerste heuvel van tien procent te slechten. Het was slechts een paar honderd meter, maar toch sloeg mijn hart al direct op hol na deze inspanning. En vlak er achteraan kwam mijn eerste korte afdaling, die gelukkig goed verliep. Bij de grote weg aangekomen, passeerde ik de rivier de Chasszac om daarna direct links af te slaan. Een vriendelijke medewielrenner had me gewaarschuwd om de fiets echt in het lichtste verzet te zetten nog voor ik de grote weg zou oversteken om de ‘muur van tien procent’ te nemen. Ik was heel benieuwd hoe mijn eerste echte pittige klimmetje zou bevallen. Of mijn benen de gewenste kracht konden leveren. Of mijn knieën het zouden houden.
Het viel me niet tegen. Ik probeerde mijn hartslag laag te houden en paste mijn tempo daar op aan. Op het rechte stuk viel mijn snelheid terug tot vijf kilometer per uur. Het laagste wat je kon halen op een fiets zonder eraf te vallen, zo was me verzekerd door ervaringsdeskundigen. Nou mensen, ik kan gewoon op de fiets blijven zitten bij een snelheid van vier kilometer per uur! Het was bijna een surplace. Ik besefte dat ik lopend sneller zou zijn dan fietsend met dit tempo. Toch leek lopen me op dit moment veel vermoeiender dan fietsen. Dus fietste ik uiterst langzaam de berg op. Daarna voelde ik kramp in mijn kuit aankomen. Ik legde mijn fiets in de berm en schudde mijn kuiten los. Te weinig brandstof tot me genomen. Snel werkte ik een reepje en wat appelsap met zout naar binnen. Daarna Frans gebeld die al snel met de camper de berg op kwam scheuren. Ik verorberde een halve zak chips, dronk nog wat en toen voelde ik me weer fit genoeg om door te gaan. Sterker nog, ik had echt zin om door te gaan. Al snel was het steile stuk voorbij en fietste ik over kleine landweggetjes door rustieke Franse dorpjes rustig omhoog naar Payzack en het dorpje Bres.
Hier stond Frans weer klaar om me te ondersteunen met een Frans stokbroodje met kaas. Zijn specialiteit; niet de stokbrood met kaas, maar mij ondersteunen.
Ik zag dat ik op de route van de Ardechoise was uitgekomen. Dat is een bewegwijzerde route van 660 kilometer langs de mooiste stukjes van de Ardèche. Ik volgde de bordjes naar de top van de berg in het dorpje Peyre. Echt een super mooie route, waarbij ik telkens even achterom keek om te zien hoe ver ik al gefietst had. Bordjes langs de weg gaven aan hoe ver het nog naar de top was en met welk stijgingspercentage ik omhoog ging. Het ging lekker.
Boven aangekomen had ik achttien kilometer geklommen waarvan een klein stukje met tien procent. Ik was een tevreden mens. Omdat ik honger had en ik eiwitten wilde eten voor het herstel van de spieren, gingen we lunchen in de ‘Auberge’. We kregen wat de pot schafte die dag; er was geen keus. We startten met brood en worst waar ik volgens Frans op aanviel als een hongerige tijger. Daarna volgde tot onze verrassing nog een omelet met champignons, een kaasplankje met vier soorten kaas en als toetje een versgebakken appeltaart met frambozen ijs. Wijn en water waren bij het menu inbegrepen. De wijn sloegen we beleefd af. Lust ik normaal graag een wijntje of een biertje, nu met het sporten heb ik er echt helemaal geen trek in. Loom van het sporten en het eten rolde Frans me de camper in en bracht me naar beneden.
Twee dagen later fietste ik de D113 van Gravières naar Pied-de-Borne. Een fraaie route die de rivier volgde en zacht golvend door het landschap liep. Ik fietste door een kloof en ging kleine stukjes omhoog en omlaag. De kilometers vlogen voorbij. En voor ik het wist was ik in Pied-de-Borne waar ik werd verwelkomt door gele en paarse vlaggetjes en onder een boog van papieren bloemen door fietste. Ik voelde me alsof ik de finish van een grote wielerronde had gehaald.
Eenmaal per jaar wordt de Ardechoise gefietst als toertocht van vier dagen. Het is een hele grote happening in de Ardèche. Vergelijkbaar met de Nijmeegse vierdaagse bij ons. De dorpjes waren bezig hun versiering aan te brengen voor de wielrenners, want de tocht begon over twee dagen. Op de vrijdag zou de toer de route volgen die ik vandaag een stukje had gereden.
Na Pied-de-Borne vervolgde ik mijn tocht richting Villefort. Ik vond het een beetje vreemd dat ik Frans nog nergens had gespot, maar hij zou me wel vinden, want we hadden de wegnummers duidelijk afgesproken. Dat vind ik het voordeel van Frankrijk, dat zelfs de kleinste wegen nog een nummer hebben.
Op een steil stukje naar Villefort toe, hoorde ik achter me het bekende geluid van de camper en zacht getoeter. Daar was Frans. Ik was zo snel gegaan, dat hij me op de kronkelige weg moeilijk in had kunnen halen…
Na een korte stop in Villefort, fietste ik door richting de top van Pre de la Dame. Een forse beklimming van veertien kilometer met stukjes van acht procent. Ik zou kijken hoever mijn lichaam vandaag nog zin had om door te fietsen. De eerste drie kilometer gingen voorspoedig, daarna namen mijn krachten langzaam af en voelde ik dat het tijd werd om te stoppen. Ik stapte af met een fraaie zesendertig kilometer op de teller. Wat een heerlijke fietstocht was dit.
De laatste trainingsdag kreeg ik gezelschap van Frans op de fiets. De dag tevoren waren we naar de Decathlon geweest en hadden daar voor hem een fietsbroek, shirt en helm gescoord. Ik had eindelijk ook sportdrankjes ingekocht en Isostar poeder om met water aan te lengen en isotone drank te kunnen maken.
En zo fietsten we samen hijgend en puffend de Pre de la Dame op vanuit Villefort. Ik voelde een mengeling van enthousiasme en frustratie. Enthousiasme omdat Frans net als ik leek te genieten van de fysieke uitdaging van het in de bergen fietsen en ik mogelijkheden zag voor een gezamenlijke fietsvakantie in de toekomst. Frustratie omdat hij mij zonder enige moeite en zonder enige voorbereiding, ongetraind en op een geleende fiets die niet op zijn lengte was afgesteld, kon bijhouden. Mijn held. Veertien kilometer geklommen naar de top, met gemiddeld 6,5% stijging!
Overmoedig geworden door het bereiken van de top, wilde ik me ook aan de afdaling wagen. Na drie kilometer in de remmen knijpen had ik echter kramp in mijn arm en handen. Als ik in de beugels ging hangen, kon ik de remmen weliswaar beter controleren, maar mijn handen zijn eigenlijk te klein. De remmen staan te ver weg om er goed bij te kunnen. Dus nam ik het wijze besluit om te stoppen. Ik legde de fiets in de berm, trok mijn beenwarmers aan en speelde op mijn telefoon een spelletje Solitair, terwijl Frans zich met veel plezier de berg af liet rollen en de camper omhoog reed.
Ik besef dat ik nog niet echt bergproof ben als ik voor de afdaling afhankelijk ben van iemand die me op de top wil ophalen met de auto. Ik ben gewoon in alle opzichten in mijn leven beter in klimmen dan in dalen.

We zijn aangekomen in de Pyreneeën en staan op een camping aan de voet van de Aubisque. In de Ardèche heb ik zes mooie bergtrainingen kunnen doen. Ik voelde me helemaal in topvorm en klaar voor de challenge, totdat we gisteren de route met de camper hebben verkend. Oh my god, dacht ik, dit is onmenselijk, dit gaat echt niet lukken, terwijl ik naast me de afgrond inkeek. De klimmetjes in de Ardèche waren kinderspel in vergelijking met deze machtige berg. Dit was het echte werk. Ik had ontzag voor de berg, wat een prachtige, spectaculaire plek om hier te mogen fietsen.

Door de trainingen in de Ardèche was ik vol goede moed voor de beklimming, maar nu ik deze machtige reus heb gezien, zijn ruige, rotsige top en zijn steile, groene flanken, ben ik ontzet. Oei, dacht ik alleen maar toen Frans me met de camper omhoog reed. Oei en tegelijkertijd ‘wat gaaf’. Wat een gave berg. Prachtig. Machtig. Woorden schieten tekort.
Van tevoren had ik het profiel van de berg bestudeerd. Eerst een steile klim van acht procent, dan wat glooiend terrein door kleine dorpjes, vervolgens de beklimming van de col de Soulor met acht kilometer lang een stijgingspercentage van gemiddeld acht procent het pittigste deel van de tocht, om vervolgens een stukje te mogen afdalen. Dat afdalen had me heerlijk geleken na die steile klim. Maar nu ik het live heb aanschouwd, slaat de verkramping toe. Dat steile stuk langs die afgrond durf ik echt niet af te dalen. Ik kan nu al zeggen dat ik meer opzie tegen dat stukje afdaling dan tegen de steile klim de Soulor op. Bibber, bibber. Slappe benen. Het stuk dat daarna komt, lijkt me echt geweldig. Het laatste stuk gaat echt door het hooggebergte, een grijs streepje weg ergens halverwege de immense rotswand, door in de rotsen uitgehakte, onverlichte tunnels, en dan een lange klim naar de top die je al heel ver voor je ziet liggen. Dat laatste deel is het machtigste deel om te fietsen. Maar daarvoor moet ik eerst het voorafgaande zien te overbruggen en ik ben heel benieuwd of dat gaat lukken. Ik heb gewoon geen idee.

Als je het leuk vindt om me op de dag zelf te volgen, meld je dan aan voor app-groep: op naar de top met Dorothé. Stuur mij dan even een appje dan voeg ik je toe.

Geef een reactie