Oude auto’s en verhalen

Bij de garage mopperde ik dat ons camperbusje zo slecht start als het koud en vochtig weer is. De garagehouder haalde zijn schouders op. “Och wat is slecht starten”, antwoordde hij relativerend. “Vroeger had je pas auto’s die slecht startten.”
Direct kwamen herinneringen bij me boven aan onze eerste auto, die we liefkozend ‘de Derby’ noemden. Frans had de zilvergrijze auto – die natuurlijk van een oud vrouwtje was geweest – gekocht voor zevenhonderdvijftig gulden. Hij had wat roestplekken aan de onderkant, lekte een beetje olie en startte wat lastiger in de kou, maar verder reed hij uitstekend had de verkoper verteld.
We waren trots op onze Derby met z’n heupgordels en grote gastank die bijna de hele kofferbak in beslag nam. Op een keer waren we bij het tanken vergeten de gasslang los te koppelen van de auto en reden we met slang en al weg. Oeps. Gelukkig liep het met een sisser af.

Het was telkens weer billenknijpen of de bijklussende monteur die onze auto onderhield de roestplekken voldoende had gecamoufleerd om door de jaarlijkse APK te komen. Voor de olielekkage hadden we een simpele oplossing: we kochten twee vijfliter flessen olie en een trechter en als we een rit van meer dan honderd kilometer voor de boeg hadden vulden we eerst een litertje olie bij. Op een dag begon de auto heftig te roken onder de motorkap. Ik manoeuvreerde de auto snel een parkeerhaven in en zag al snel wat het euvel was. Ik was vergeten de dop op de olietank te schroeven. Even wachten tot alles afgekoeld was, olie bij vullen, dop erop en ik kon weer door. Ik leerde in die tijd veel van auto’s.

Het starten van de Derby vond ik echter een uitdaging. Je moest voldoende gas geven om de motor te kunnen starten, maar vooral niet teveel want dan ‘verzoop’ je hem. Dat betekende dat je een hele tijd moest wachten om het opnieuw te kunnen proberen. Het leverde extra druk op dat je maar een paar startpogingen kon doen, omdat anders je accu leeg was en dan waren de kansen om op tijd op je afspraak te komen aanzienlijk geslonken.
Het geluid bij het starten was belangrijk. Een ratelend geluid kon duiden op een haperende startmotor. Hiervoor hadden we een klein hamertje in de auto liggen. Even de startmotor op gang helpen met een tikje van de hamer kon nog wel eens uitkomst bieden. Maar heel vaak ook niet. En dan bleef er maar één ding over: hulp inschakelen van een sterke man.
Ik herinner me de koude maandagochtenden wanneer Frans bij mij in Nijmegen was blijven slapen en hij ’s ochtends voor dag en dauw naar Eindhoven ging voor zijn studie bedrijfskunde. Om zes uur ’s ochtends moest ik dan één of twee sterke mannen ronselen die de Derby wilden aanduwen om hem op gang te krijgen. Meestal hielp dit. Als dat niet het geval was, hadden we nog twee troeven achter de hand. Een sleeptouw en oplaadkabels.
Bij de oplaadkabels moest ik iemand bereid vinden die zijn auto beschikbaar wilde stellen om onze accu op te laden. Met de stroomkabels werd de energie van de accu van de behulpzame medeburger gebruikt om onze lege accu nieuw leven in te blazen. Soms slootten we de kabels verkeerd aan en dan waren beide accu’s leeg.
Aanslepen was een ander probaat middel. Ik vond het doodeng. De Derby werd met een sleepkabel aan een andere auto bevestigd, die vervolgens begon te rijden met de Derby achter zich aan. Ik zat dan in de Derby met de versnelling in de twee en de koppeling ingetrapt. Als we voldoende vaart hadden moest ik de koppeling ineens op laten komen en dan zou de motor aanslaan. Het spannendste moment was wanneer ik moest stoppen om de kabel af te koppelen. Ik moest zien te remmen zonder de auto af te laten slaan. Hiervoor gebruikte ik de handrem, terwijl ik tegelijkertijd gas gaf om de motor aan de gang te houden.
Soms als ik alleen onderweg was, dan durfde ik de auto niet uit te zetten uit angst dat ik hem niet meer aan de praat zou krijgen. Dan liet ik de motor draaien terwijl ik op mijn afspraak was en sloot ik de auto af met de reservesleutel. Aan de invloed die dat op het milieu had dacht ik toen nog niet.

“Dat waren nog eens tijden”, glimlachte ik naar de garagehouder. En het schoot door mijn hoofd dat juist dat geklooi met die olielekkage en dat gepruts met die startmotor voor vrolijke herinneringen en mooie verhalen hebben gezorgd. We rijden nu in een fijne auto die ons overal soepel en zonder problemen naar toe brengt. Dat is heerlijk en ik ben er dankbaar voor, maar het levert weinig gespreksstof op.

En zo is het ook in het leven. Afzien, tegenslag en frustratie zijn niet leuk als je er middenin zit, maar achteraf kun je er smeuïg over vertellen. Het levert herinneringen op en geeft levenservaringen waar we met trots en humor over kunnen verhalen. Dat waren nog eens tijden. Dat hebben we echt meegemaakt. Dat hebben we mogen ervaren. En dat is toch de jeu van het leven.

1 reactie

Geef een reactie