Alleen

Frans heeft er al maanden naar uitgekeken: een weekje vliegen in de bergen met een groepje vrienden van het parapenten. Ik vind het fijn dat hij zo blij en enthousiast is en ik gun het hem van harte, maar ik verheug me er niet op. Het betekent een week alleen thuis zijn en dat vind ik niet leuk. Nu heb ik wel allemaal leuke uitstapjes gepland en mezelf her en der bij vrienden uitgenodigd op het eten, maar toch komt er onvermijdelijk een moment dat ik thuiskom in een verlaten huis en ik word overvallen door een gevoel van eenzaamheid. Niemand die er op me zit te wachten. Niemand die er naar uitkijkt me weer te zien. Ik kan wel een week dood in bed liggen, denk ik mistroostig, als ik terugkom van mijn eerste Herceptin kuur zonder begeleiding van Frans. Het voelt kwetsbaar zonder mijn geliefde beschermer.

Het is niet dat ik niet goed alleen kan zijn. Ik kan prima alleen zijn. Ik vind het soms heerlijk om alleen te zijn en helemaal mijn eigen gang te kunnen gaan, om er alleen op uit te trekken en met niemand rekening te hoeven houden. Ik heb het af en toe zelfs nodig om alleen te zijn om me weer op te laden. Het geeft me een gevoel van kracht en zelfstandigheid om dingen alleen te doen. Maar alleen thuis blijven, terwijl Frans op vakantie is, is een ander verhaal. Dan voelt alleen voor mij al snel zielig en in de steek gelaten en krijgt het karakter van lijdzaam moeten wachten tot de ander eindelijk weer terug komt. Ik kan me ineens inleven in kankerpatiënten die niemand hebben. Wat moet dat ontzettend moeilijk zijn. Ik kan wel voelen dat het heel lastig is om die zware chemokuren aan te gaan als er geen liefhebbende partner, familie of vrienden zijn om je er door heen te slepen.

Ik heb deze week ook nog een controle bij de oncologie verpleegkundige. Ze vraagt of ik bang ben dat de kanker terug komt en ik hoor mezelf met grote overtuiging antwoorden dat ik altijd bang ben geweest om kanker te krijgen, maar dat ik nu weet, dat als het terug komt, ik het wel aankan. Ze kijkt me verbaasd aan en zegt: ‘dat is wel een omslachtige manier om er achter te komen’. Ze onderwerpt me ook nog aan een fysiek onderzoek, maar kan geen afwijkingen vinden.

Omdat ik erg zat te dubben over de hyperbare zuurstoftherapie had ik mijn oncoloog een briefje gestuurd met een aantal vragen en bedenkingen van mijn kant. Ik wilde graag zijn mening. Toen ik hem tegenkwam in de wachtruimte, knikte hij vriendelijk mijn kant op en fluisterde me toe: ‘ik zou het maar doen’.  ‘Ja?’, vroeg ik. ‘Ja’, antwoordde hij bemoedigend. En weg was hij weer. Op weg naar een volgende patiënt.

Als ik terugkom uit het ziekenhuis belt Frans om te vragen hoe het gesprek met de oncologie verpleegkundige is gegaan. Hij vertelt over het vliegen, de bergen en het zonnige weer en ik word overvallen door een intens verlangen om samen op vakantie te gaan en lekker te wandelen in de bergen. Ik kan niet wachten tot december als de zuurstoftherapie is afgelopen en het weer koud en nat is, ik wil nú op vakantie. Tot mijn verbazing heeft Frans er net zo’n zin in als ik en twee minuten later hebben we een plan. Frans zal over twee dagen met zijn vliegmaatje in de camper richting huis gaan en ik rijd hen met de Renault tegemoet. Ergens onderweg zullen we elkaar ontmoeten en van auto wisselen. Het vliegmaatje keert dan met onze Renault huiswaarts en Frans en ik gaan met de camper richting de Dolomieten in Italië.

Ik ben opgewonden als een klein kind en begin direct met het inpakken van spullen en het afzeggen van reeds gemaakte afspraken. Ik heb er zo’n zin in. Tijdens het eten koken sta ik vrolijk te zingen vanwege dit heerlijke vooruitzicht. ’s Avonds ga ik naar een lezing in het inloophuis, waar mijn oncoloog vertelt over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van kankerbestrijding. Ik ben getroffen door zijn brede expertise en vakkennis. Hij komt op mij gedreven, maar sceptisch over. De nieuwe ontwikkelingen zijn bemoedigend, maar het is nog te vroeg om te juichen. Kanker is een complexe aandoening waar we nog lang niet alles van weten.

Geef een reactie