Avonturen en praatjes op de fiets

‘Vind je het niet eng?’, vroeg mijn 84-jarige moeder, toen ik vertelde dat er een man naast me was komen fietsen. ‘Nee, hoor mam, helemaal niet’, stelde ik haar gerust. De betreffende man was naast me komen fietsen, toen ik de Amerongse  berg aan het beklimmen was en ik werd ingehaald door een peloton zwoegende mannen. ‘Hoeveel Watt trap je weg?, vroeg de sportieve grijsaard die zelf op een mountainbike zat. ‘Wat?’, grapte ik terug. ‘Geen idee’, voegde ik er aan toe, ‘ik doe altijd maar wat.’ ‘Ik heb zelf ook geen idee hoor’, antwoordde de man. Hij woonde in de buurt en maakte een rondje door de Utrechtse heuvelrug en het rivierenlandschap. Toen ik  terloops vertelde dat ik op weg was naar Noordeloos, waar mijn man aan het paragliden was, leverde me dat een bewonderende blik op. ‘Zo dat is nog wel een eindje weg’, zei de man. ‘Ja, nog zo’n 75 kilometer te gaan’, antwoordde ik enigszins trots en hijgend, omdat pratend een berg op fietsen me veel inspanning kost. Voordat ik het in de gaten had, deed ik verslag van mijn Col d’Aubisque avontuur en vertelde de mountainbiker me zijn fietservaringen. Boven aangekomen splitsten zich onze wegen; ik reed via de dijk naar Wijk bij Duurstede en de man verdween in de beboste heuvels.

Sinds ik fiets heb ik regelmatig van dit soort spontane, korte ontmoetingen van fietsers onder elkaar. Hoewel het eigenlijk bijna altijd om mannen gaat, die ik soms op wel heel afgelegen landweggetjes ontmoet, heb ik tot nu toe alleen maar positieve ervaringen. Even een praatje maken en dan fietsen ze weer door. Ik geniet van deze praatjes op de fiets.
Laatst stond ik even een boterhammetje te eten op een verlaten parkeerplaats, toen er een jongeman met flitsende zonnebril in een blauwe bolide op me af kwam rijden. Vlak voor me kwam hij tot stilstand, draaide het raampje open en glimlachte. ‘Gaat alles goed mevrouw? Ik zag u zo staan wrijven over uw arm en dacht misschien heeft u hulp nodig of bent u gevallen.’ ‘Wat ontzettend lief van je, zei ik verrast, ‘maar alles is prima in orde, dank je wel.’ ‘Nog een fijne dag, mevrouw, antwoordde de jongen die ik niet ouder schatte dan twintig jaar, terwijl hij van de parkeerplaats scheurde. Met een glimlach stapte ik weer op de fiets. Heerlijk van die galante mannen. En wie zegt dat de jeugd van tegenwoordig niet behulpzaam is, die heeft het dus mis.

Hoewel ik me na mijn val met de racefiets, streng had voorgenomen niet meer over zandpaden te fietsen (hoe aantrekkelijk ze er soms ook uitzien), ging ik toch direct de volgende keer dat ik op de fiets stapte weer voor de bijl. Dat kwam zo. Ik fietste in de buurt van Dinxperlo en wilde weer huiswaarts keren. Ik had een lange weg achter me liggen, toen ik een grote weg naderde waarop geen fietsers waren toegestaan. Voor me lag een weggetje dat na twee honderd meter over zou gaan in een onverhard pad. Mijn dilemma: omdraaien en het hele eind weer terug fietsen de verkeerde richting op of ….  De keuze was snel gemaakt. En zo bevond ik mij weldra op een smal zandpad dat overging in een bospad wat bezaaid was met takken, kastanjes en eikels. In het bos raakte ik het spoor bijster en stapte ik af om me te oriënteren. Een passerend echtpaar op de elektrische fiets vroeg waarheen ik op weg was. Ik antwoordde dat ik op zoek was naar een verharde weg, die geschikt was voor mijn racefiets. ‘Volg ons maar’. En hop daar vertrokken ze in rap tempo. Ik moest alle zeilen bij zetten om ze bij te houden, terwijl er af en toe een eikel onder mijn wiel vandaan sprong. Eindelijk dan kwamen we uit op een verharde weg. Het echtpaar wees me de weg richting Ulft en de vrouw zei, ‘nu kun je weer lekker los gaan.’ Daarop fietste ik er als een dolle vandoor, want ik wilde niet dat de twee oudjes op hun elektrische fiets me zouden inhalen.

Op de laatste zomerse dag van het jaar ging ik met Frans mee naar Sterksel in Brabant. Frans loopt hier stage bij vliegschool Action Air voor zijn opleiding tot paragliding instructeur. Ik pakte mijn racefiets uit de bus, die we op een verlaten weiland hadden geparkeerd, en begon – op aanraden van een fietsvriend – mijn tocht naar de Strabrechtse heide.
Op de knooppuntenborden had ik gezien welke route ik hiervoor moest volgen. Bibberend zat ik op mijn fiets, want het was om 9.00 uur ’s ochtends nog behoorlijk koud. Al snel stuitte ik op een onverharde weg. Ik keerde om en probeerde via een andere route naar de Strabrechtse heide te komen. Na vier pogingen die allemaal uitliepen op een onverhard pad gaf ik mijn voornemen om met mijn racefiets niet meer over onverharde paden te fietsen op. Ik volgde een knooppuntenroute dus uiteindelijk zou ik wel weer goed uitkomen. Halverwege het hobbelige keienpad, stapte ik af. Mijn armen waren trillerig van het opvangen van de schokken en ik besloot verder te wandelen met de fiets aan de hand. Er leek geen einde aan het pad te komen. Nu ik al zover was, vond ik omdraaien  geen optie meer.
Tot mijn verrassing eindigde het pad in een bos en was er nergens meer een knooppuntenbordje te bekennen.

Terwijl ik op mijn racefiets door het bos reed, bedacht ik dat ik wellicht toch een mountainbike aan mijn fietscollectie wil toevoegen. Ik vind door het bos fietsen gewoon super leuk. Toen ik het fietsen echt niet meer verantwoord vond, wandelde ik verder door een prachtig natuurgebied. Geheel onverwacht kwam ik uit op een weg en vond daar het knooppuntenbordje waar ik naar op zoek was. Ik vervolgde mijn tocht over een geasfalteerd fietspad en kwam na tien minuten aan bij de Strabrechtse heide.
Wijs geworden door mijn eerdere ervaring van die ochtend, bleef ik de grote weg volgen en liet mij niet verleiden om het gebied in te gaan. Dit ging goed, totdat ik een bordje met een LF-route zag. Van mijn vrienden weet ik dat LF staat voor langeafstandsroute en dat dit prachtige routes zijn voor de racefiets. Dus ik hop het bordje met LF volgen. Na een scherpe bocht kwam ik de eerste racefietser al tegen, dit was voor mij het teken dat ik op de goede weg was. Niet lang daarna verwerd het fietspad echter tot een soort crossbaan voor motoren. Het was een grote zandbak die ook nog eens omhoog en omlaag ging. Dus maar weer een stukje gewandeld. Ik ploegde voort door het losse zand, terwijl ik mijn fiets vooruit de helling opduwde. Op de stukjes die iets beter waren probeerde ik te fietsen. Ik hield wel mijn linkervoet los, zodat ik snel met mijn voet bij de grond kon wanneer mijn achterwiel weg slipte. Ik kwam een jongen tegen die net zo ongemakkelijk en gespannen op de fiets zat als ik, en riep hem lachend toe dat we wel op een uitdagend stukje van de route zaten. Na een kwartiertje voortploeteren, riep een mountainbiker me bemoedigend toe dat het weldra beter zou worden. En inderdaad bereikte ik snel daarna een verhard grindpad.
De steentjes waren scherp en ik was bang voor een lekke band. Ik heb nog steeds geen ervaring in het verwisselen van een bandje en dat wil ik graag zo houden, hoewel ik sinds kort wel een gaspatroon voor het weer op druk krijgen van een lege fietsband bij me draag in mijn wielershirt.
De Strabrechtse heide was prachtig, maar ik moest mijn focus op de weg houden. Het smalle fietspad was populair bij mountainbikers, wielrenners, e-bikes met zijspiegels die midden op het pad bleven fietsen en me bijna de berm instootten en wandelaars die geen zin hadden om op het mulle zandpad te lopen. Daarom nam ik op een bankje even pauze om het landschap in me op te nemen.

Via Someren en Asten fietste ik naar Nationaal Park de Grote Peel. Prachtige geasfalteerde paden hadden ze hier. Alleen heel jammer dat het verboden was voor fietsers! Omdat ik toch wel heel graag dit mooie gebied wilde verkennen, parkeerde ik mijn fiets bij een oude boerderij en wandelde over de verharde paden langs vogelrijke vennen. De verharde paden gingen over in houten vlonders en uiteindelijk in zachte zandpaden. Omdat fietsschoenen nu eenmaal niet heel prettig lopen, kreeg ik na een tijdje behoorlijk pijn aan mijn voeten. Op mijn blote voeten vervolgde ik de wandeling door dit vennengebied.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En toen had ik een heel bijzondere ontmoeting. Ik moest eerst even met mijn ogen knipperen of ik het wel goed zag. Op een omgevallen boomstam zat een man met een uil. Toen ik naderde schrok de uil en sloeg zijn vleugels uit. Ik schrok weer van de uil, die er enorm uitzag met zijn uitgespreide vleugels. De man fluisterde echter tegen de uil: ‘rustig maar Sacha, niets aan de hand’, waarop de uil weer rustig ging zitten op de gehandschoende arm van de man. De uil was wit en had pluimpjes op zijn hoofd. Hij keek me doordringend aan met zijn oranje ogen. De uil was een Siberische Oehoe zo vertelde de man me. Deze vogel kan op driehonderd meter nog een spitsmuis in de struiken zien lopen. Zijn gehoor is zo goed, dat hij de kleinste ritselingen opmerkt en feilloos weet waar zijn prooi zich bevindt. Na een klein minicollege van de man met de uil liep ik weer verder. Maar niet nadat ik eerst een foto van de uil had gemaakt. Toen ik weer bij mijn fiets was, die gelukkig nog tegen het hekje stond waartegen ik hem had aangezet, baalde ik ervan dat ik de man niet had gevraagd hoe hij aan de Siberische Oehoe was gekomen en waarom hij de vogel in zijn bezit had.

 

 

 

 

 

 

Nog een beetje onder de indruk van de ontmoeting lette ik niet goed op welke richting ik op fietste, om er na een tijdje achter te komen dat ik nog best een hele terugweg voor de boeg had.  Via google maps probeerde ik terug te komen naar het weiland waar onze bus geparkeerd stond. Helaas waren niet alle wegen die google aangaf verhard… Sterker nog na vele zigzag bewegingen te hebben gemaakt en voor mijn gevoel weinig te zijn opgeschoten in de goede richting, kwam ik wederom terecht op een bospad. Een pad dat zelfs een uitdaging zou zijn voor iemand op een mountainbike. En dus ging ik maar weer wandelen. Ik bedacht dat ik nog niet eerder zoveel had gewandeld met een fiets. Het was een heel lang, recht pad met alleen maar mul zand, maar het ging wel precies de goede richting op. Heel in de verte zag ik een geparkeerde auto staan. Dat werd mijn focus. Daar moest ik naartoe.

Bij de auto stond een jong stel dat mij nieuwsgierig aankeek toen ik met de fiets aan de hand voortploegend uit het zandpad tevoorschijn kwam. ‘Zo, de avontuurlijke weg gekozen?’, vroeg de man lachend. ‘Ja, ik ben op zoek naar mijn man’, antwoordde ik en ik realiseerde me dat mijn antwoord nogal vreemd moest overkomen, daarom toonde ik hen mijn mobieltje met daarop in google maps een rondje met de F van Frans in een groene vlek zonder wegen. Ik vertelde erbij dat mijn man aan het paragliden was en daarom in een verlaten weiland stond.
‘Oh, zei de vrouw, je man is aan het paragliden? Nou dat is bij ons achter het huis. Als je zo fietst, ben je er met twintig minuten. Het is wel onverhard. Is dat een probleem?’ Ik was zo moe en ik wilde maar één ding, rustig zitten en een zak chips leegeten, dat het me echt geen donder meer kon schelen of het verhard of onverhard was. Gretig fietste ik de aangewezen kant op en zag dat ik steeds dichter bij het rode vlekje in het groene weiland kwam.

De paragliders waren al uitgevlogen toen ik arriveerde en in een stoel neerplofte. Ik kreeg een drankje aangeboden en er lag een heerlijke zak zoute chips voor mij klaar, die ik dankbaar verorberde.

Onverharde wegen, ze komen telkens weer op mijn pad, net als ‘toevallige’ ontmoetingen met onverwachte wendingen. Dat maakt het (fiets)leven zo leuk.

 

Geef een reactie