Port-a-cath

Donderdag 14 januari is mijn port-a-cath operatief verwijderd. Om negen uur werd ik opgeroepen door een verpleegkundige met operatiekleding aan en een mondkapje voor. Nadat ik in een klein kleedhokje volgens instructie mijn bovenkleding had uitgedaan, mocht ik de operatiekamer inlopen en op de tafel gaan liggen. De chirurg was er nog niet. Om de tijd te doden begon ik een praatje met de operatieverpleegkundige en vertelde dat ik een boek had geschreven over mijn ervaringen met de behandeling van borstkanker. Ze was direct geïnteresseerd en schreef de titel van het boek op een blaadje. Na een kwartiertje wachten stak de chirurg haar hoofd om de deur, verontschuldigde zich snel, vertelde dat het erg  hectisch was geweest op de afdeling en verdween weer om even later terug te komen in haar operatietenue. Ik herkende haar als de chirurg die me vanaf nu begeleidt bij de halfjaarlijkse controles. Terwijl ze haar handen en onderarmen ontsmette, vroeg ik aan mijn gidsen of de operatie soepel en zonder complicaties mocht verlopen en de chirurg rustig en geconcentreerd te werk zou gaan. De verpleegkundige vertelde dat ze de klus met z’n tweetjes zouden klaren. Normaal is er nog een tweede operatieverpleegkundige   bij, maar die had zich vanochtend ziek gemeld.  Ik kreeg eerst een aantal verdovende prikken die een venijnig, branderig gevoel gaven. Toen kon het snijwerk beginnen. Ik hoorde het geluid van een tang of schaar vlak bij mijn oor en ook bemerkte ik geduw en getrek, toch leek het net of de chirurg met iemand anders bezig was. Mijn lichaam had de port-a-cath ingekapseld en dat kapsel moest worden losgeknipt.

Onder de werkzaamheden door praatten we over het wonder van het menselijk lichaam en de schoonheid van het chirurgenvak. Frans vertelde later dat hij ons op de gang had kunnen horen. Ik vond het boeiend haar over haar vak te horen vertellen en voelde bijna enige spijt toen de operatie was afgerond. De chirurg liet me de port-a-cath zien, die ik eigenlijk best groot vond. Zeker het slangetje dat er aan zat en dat rechtstreeks in een grote ader naar het hart liep. Ik vertelde dat ik erg blij ben geweest met mijn port-a-cath. ‘Ja’, zei ze: ‘gelukkig heb je geen complicaties gekregen. Soms ontstaat er een infectie in het reservoir of het slangetje van de port-a-cath, omdat de antibiotica daar nauwelijks kan komen, kun je daar ernstig ziek van worden.’ Terwijl ze de laatste hand legde aan de hechting van de wond kreeg ik wat instructies mee voor thuis: de wondpleister 24 uur laten zitten, de wond niet laten weken en tien dagen rustig aandoen met mijn arm. Mocht de wond rood worden of gaan ontsteken, direct naar het ziekenhuis komen. Ik kreeg nog snel een hand, waarbij ze benadrukte dat ik echt de groeten moest doen aan mijn man en toen liep ze naar de naastgelegen operatiekamer waar de volgende patiënt alweer lag te wachten.

Als ik me weer aankleed in het kleedhokje bedenk ik dat Frans de port-a-cath vast graag even port-a-cathhad gezien. Impulsief loop ik weer de operatiekamer binnen en vraag aan de operatieverpleegkundige, die alles aan het opruimen is, of het mogelijk is de port-a-cath even aan mijn man te showen. Ze zegt: ‘laat hem maar binnen komen’. Snel loods ik Frans naar binnen, waar de verpleegkundige de port-a-cath voor ons uit de vuilniszak vist. Frans maakt snel een foto met zijn mobieltje. Ik ben weer een interessante ervaring rijker.

’s Avonds gaat de wond best zeer doen, maar ik bedenk dat dat niet vreemd is, want ik heb helemaal geen pijnstillers genomen. Een paracetamol doet wonderen. En tien minuten later lig ik pijnvrij en tevreden op ons bedbankje naar een mooie film te kijken.

Geef een reactie