Klaar

Het verwijderen van de port-a-cath was de allerlaatste stap in het proces naar genezing. Het is nu echt helemaal klaar. Dat voelt vreemd en een beetje leeg, zoals wel vaker na het bereiken van een langgekoesterd doel. Er ligt een weids en uitgestrekt leven voor me, waaraan ikzelf weer invulling mag geven, zonder het houvast van alle geplande behandelingen. Ongemerkt ben ik toch gehecht geraakt aan de aandacht van de mensen om me heen, de zorg en de contacten met het medische personeel en een doel waaraan ik me volledig kon geven.

Het voelt een beetje melancholisch, net als bij een reis die ten einde loopt. Je bent blij dat het doel is gehaald, maar denkt ook met enige weemoed terug aan alles wat je hebt meegemaakt. Op de laatste dag van je vakantie ga je op zoek naar souvenirs die herinneringen aan deze periode levend kunnen houden, terwijl als je thuis bent deze ineens zo misplaatst kunnen lijken. Tenminste bij mij is dat vaak zo.

Zo vroeg ik me gisteren ineens af of ik toch mijn port-a-cath als aandenken had willen meenemen uit het ziekenhuis, terwijl ik best weet dat ik er dan waarschijnlijk nooit meer naar om had gekeken. Maar toch. De port-a-cath heeft ruim vijftien maanden als een kleine, zichtbare bobbel bij mijn linkersleutelbeen gezeten. Ik kan nooit meer zachtjes met mijn handen over deze bobbel strijken en liefkozend zeggen: ‘mijn port-a-cathje’, want op deze plek zit nu een grote bloeduitstorting en een litteken van een centimeter of zes. Ik ben dankbaar dat de artsen destijds hebben besloten dat ik in aanmerking kwam voor een port-a-cath. Het heeft me zo’n 36 keer prikken in de bloedvaten van mijn linkerarm bespaard. Dat was de twee kleine operaties dubbel en dwars waard.

Een ander aandenken van de chemo waar ik aan gehecht ben geraakt zijn mijn chemolokken. De eerste haren die na de chemo opkwamen waren spierwit en superzacht. Het waren dikke, volle haren. De buitenste twee centimeter van mijn haren hebben deze structuur, daarna komt er een ander haartype: dunner, stugger en zwarter. De combinatie geeft een leuk effect. Net of ik een chemo-soleil-coupe heb. Eigenlijk wil ik deze witte, zachte plukjes aan het uiteinde van mijn haren niet kwijt, maar mijn haren zijn nu echt toe aan een knipbeurt en dan zullen de witte plukjes ongetwijfeld sneuvelen onder het regiem van de kappersschaar.

Na de laatste immuunkuur wilde ik het bed uit de woonkamer hebben. Ik zag het als afsluiting van een markante periode. Toen het bed echter met veel inspanning door Frans en onze huishoudelijke hulp naar de zolder was gesjouwd, miste ik het enorm. Het bed heeft anderhalf jaar in de woonkamer gestaan en ik lag er bijna dagelijks wel even op uit te rusten. Vreemd dat ik me niet heb gerealiseerd dat ik na de operatie met de port-a-cath lekker op bed zou willen liggen. Maar gelukkig hebben we een bedbankje voor de televisie staan. En zo hebben we tijdelijk toch weer een bed in de kamer.

Ik voel me deze week letterlijk een beetje onthand. Ik moet rustig aandoen met mijn linkerarm en merk eigenlijk nu pas hoeveel ik met links ben gaan doen om rechts te ontlasten. Nu is rechts opeens weer mijn sterkere arm, terwijl dat afgelopen anderhalf jaar juist mijn linkerarm was. Ik moet nu heel bewust nadenken anders doe ik de zwaardere dingen met links. Af en toe vergis ik me en dan schiet er een pijnscheut door mijn borststreek. De wond trekt een beetje, maar geneest verder voorspoedig.

Omdat ik nog niet zo actief kan zijn als ik graag zou willen, heb ik vandaag alle kaartjes die ik tijdens mijn genezingsproces heb gekregen nog eens doorgelezen. Én geloof me, dat zijn er heel veel en ik heb ze allemaal bewaard. Ik ben opnieuw geraakt door alle lieve wensen en wijze woorden die familie, vrienden en bekenden me hebben toegezonden.

Kortom, klaar zijn, staat deze week nog niet in het teken van me verheugen op wat voor me ligt, maar vooral van koesteren, afscheid nemen en loslaten van wat is geweest.

Geef een reactie