Varsselring, Peeskesbult en Sint Jansberg

Ruim een week na de aankoop van mijn zwarte racefiets staat de teller op 111 kilometer. Ik ben direct enthousiast van start gegaan. De eerste dag besteeg ik in vol tenue de racefiets. Het was nog even wennen en zoeken om alle attributen die bij een racefietstochtje horen te verzamelen.

IMG_20180721_202333

Het doel van eerste tochtje was mijn racefiets te leren kennen en te oefenen met het vast- en weer losklikken van de schoenen op de pedalen. De eerste paar kilometer durfde ik mijn tweede schoen niet vast te maken, bang als ik was om onverwachts te moeten afstappen en dan – zoals alle wielrenners vroeg of laat een keer overkomt, zo werd mij verzekerd door ervaringsdeskundigen – om te vallen omdat ik er niet aan had gedacht de schoen tijdig los te maken. Pas op het lange rechte fietspad naar Zelhem klikte ik ook mijn tweede schoen vast. Om de paar honderd meter klikte ik de schoenen los en weer vast. Net zolang totdat ik het schuifje op het pedaal op gevoel en zonder te kijken kon vinden. Het vastklikken ging steeds meer vanzelf, maar het losklikken bleef lastig. Door het vele oefenen kreeg ik flink spierpijn in mijn linker kuit.

Het eerste tochtje was Frans mijn metgezel. We maakten een leuk rondje van 20 kilometer van Doetinchem naar Hengelo (gld) en weer terug. De volgende dag zocht ik het lange fietspad weer op en oefende nogmaals met het vast- en weer losmaken van de schoenen. Het was net als de eerste autorijles hield ik mezelf voor, toen dacht ik ook dat ik het nooit zou leren om tegelijkertijd in de spiegel te kijken, terug te schakelen en de richtingaanwijzer aan te zetten. Nu trainde ik mezelf met: kruising, remmen, terugschakelen, voet omlaag, schoen los. Gewoon vaak genoeg oefenen dan wordt het vanzelf routine en hoef je er niet meer over na te denken, net als bij het autorijden.

De derde dag ging ik op pad met Margo, die er direct flink het tempo inzette. Margo leerde me te schakelen en de juiste cadans te vinden. Niet te licht, maar zeker ook niet te zwaar. Zo’n 80 tot 100 omwentelingen per minuut zo doceerde ze mij. Ik merkte inderdaad dat ik makkelijker en harder kon fietsen als ik eenmaal de juiste versnelling had gevonden. Nu moest ik nog een tempo zien te vinden dat ik langdurig vol kon houden. Dat was zoeken, want ik ben van nature meer een sprinter, die van korte, speelse klimmetjes en versnellingen houdt. Ik ben niet gewend aan duursport en zal eerst moeten trainen om het duurvermogen op te bouwen. Mijn grootste uitdaging is om er niet als een dolle vandoor te gaan en dan na tien minuten uitgeblust in de berm te liggen.
Ik hield me aan een snelheid van zo’n twintig kilometer per uur. Dat was een tempo dat ik goed vol kon houden. Margo moest zich flink inhouden voor mij, maar hoewel ik dat vervelend vond, verzekerde ze me dat zij zich gemakkelijk kon aanpassen en het niet erg vond.
We fietsten over afgelegen landweggetjes in de Achterhoek. Ik merkte al snel dat de ondergrond heel bepalend was voor het fietscomfort. Trillende klinkerwegen, wegen met een rafelige grindlaag of stoeptegels met grote kieren maakten het fietsen oncomfortabel. Met de trekkingbike houd ik van rulle zandpaden en kronkelige routes, maar met de racefiets prefereer ik rechte wegen met perfect, glad asfalt heb ik inmiddels gemerkt.
Het was in de buurt van Hengelo toen we ineens op een super glad wegdek terechtkwamen. We gleden geruisloos voorwaarts. ‘Oh,’ zei Margo opgetogen, ‘dit is vast de Varsselring.’ De Varsselring is een racecircuit voor racewedstrijden van motoren en auto’s.
Het gladde wegdek nodigde uit voor een sprintje. Een testje om te zien hoe hard we konden fietsen. Ik schakelde net zolang totdat ik de zwaarste versnelling had bereikt en trapte zo hard ik kon en net zolang tot mijn benen waren verzuurd. Het was lekker om even voluit te gaan. Mijn topsnelheid lag op 34 kilometer per uur. Harder kon ik echt niet. Voor een ervaren wielrenner niet echt hard, maar voor mij voelde het als vliegen. Na een pauze op een bankje waarbij ik twee boterhammen met pindakaas naar binnen werkte en we een groepje verdwaalde padvinders ontmoetten, reden we rustig terug naar de Kruisbergseweg. Ik kon dertig kilometer bijschrijven op mijn fietsconto.

De volgende dag lastte ik een rustdag in, maar ’s avonds begon het alweer te kriebelen. Mijn lichaam had zin om te fietsen. In mijn hoofd ontvouwde zich een plannetje: ik zou de volgende ochtend met Frans mee naar zijn werk in ’s Heerenberg fietsen en dan via een ommetje weer terug naar huis.
We vertrokken om zeven uur ’s ochtends en fietsten langs goudgele velden en donkergroen bos. De zon stond te stralen in een strakblauwe lucht en zelfs op dit vroege tijdstip was het al warm. Frans nodigde me uit voor een kopje thee bij het bedrijf waar hij die dag werkte. Daarna reed ik via het industrieterrein door het centrum van ’s Heerenberg richting Stokkum. Ik genoot van het landschap en had geen speciaal plan. Ik fietste gewoon een beetje op goed geluk rond. Na een tijdje merkte ik dat de weg alsmaar bleef stijgen. Ik schakelde terug naar een lichtere versnelling. De weg werd nu een stuk steiler en ineens bedacht ik dat dit wel eens de beruchte Peeskesbult zou kunnen zijn. Dé oefenhelling voor bergbeklimmers uit de Achterhoek.

Ik stelde me in op een lange en zware klim. Mijn snelheid zakte terug naar negen kilometer per uur, maar ik vond het niet onoverkomelijk zwaar. Ik fietste in een licht verzet naar boven en dat was goed te doen. Het was ook niet zolang als ik had gevreesd. Enigszins verbaasd over mijn eigen prestatie bereikte ik de top. Toen ik uiterst voorzichtig en met flink ingeknepen remmen afdaalde, kwam me een bergop zwoegende wielrenner tegemoet. Ik kreeg van de wielrenner een knikje van verstandhouding. Zo van: wij wielrenners onder elkaar. Wij weten wat het is om de Peeskesbult te beklimmen. En ik voelde een golf van trots door me heenstromen. Het was alsof ik was toegetreden tot de wereld van het wielrennen. In mijn eerste fietsweek had ik – weliswaar per ongeluk – de Peeskesbult bedwongen.

Een paar dagen later, op de zondag, hadden we twee afspraken staan met familie en vrienden. Een afspraak in Milsbeek en een afspraak in Berg en Dal. Ik overwoog om van Doetinchem naar Milsbeek te fietsen, maar bedacht dat ik dan niet echt fit op de verjaardag zou zitten met vijftig kilometer in de benen. Maar van Milsbeek naar Berg en Dal fietsen kon natuurlijk wel. Dat was zo’n vijftien kilometer over een heuvelachtig parcours. Een leuke, kleine uitdaging.
Op de verjaardag verruilde ik mijn zomerjurk voor mijn fietstenue en vertrok – nadat ik uitgebreid had verteld over mijn nieuwe uitdaging en het goede doel waarvoor ik fiets – richting Berg en Dal. Mijn broer had me uitgelegd hoe ik moest fietsen om de Sint Jansberg te beklimmen. Een korte, pittige klim, die me direct al de adem benam. Daarna koerste ik door het centrum van Groesbeek met een losgeklikte schoen. Klaar om af te kunnen stappen, mocht dat nodig zijn.
Ik merkte dat ik stoppen met de racefiets heel vervelend vind, omdat stoppen de cadans waar je in zit verstoort. Stoppen onderbreekt het ritme. Met een gewone fiets heb ik daar veel minder last van. Dan pauzeer ik om de haverklap. Stap af om iets uit de fietstas te pakken of op de knooppuntenborden te kijken naar de route. Nu had ik echter geen zin om af te stappen. Ik wilde doorfietsen. Daardoor dacht ik op de Zevenheuvelenweg naar Berg en Dal te zitten. Pas later kwam ik er achter dat ik richting Malden aan het fietsen was. Frans had me via Google Maps getraceerd en was me achterna gereden met de auto. Enthousiast zwaaiend stond hij langs de weg. Dit vond ik wel waard om even af te stappen. Samen bekeken we de route en zo fietste ik via de Derde Baan alsnog naar de Zevenheuvelenweg waar ik nog twee flinke heuvels meepakte. Tussen de twee heuvels in liet ik de fiets in volle vaart naar beneden suizen, totdat ik op de teller zag dat ik bijna veertig kilometer per uur reed. Hier schrok ik zo van, dat ik direct weer de remmen inkneep. Door het krampachtig remmen had ik pijn in mijn hand gekregen en ook mijn arm deed een beetje zeer en werd dik van het vocht.
Onze vrienden waren wel verbaasd om mij op de racefiets te zien verschijnen. Ik werd hartelijk ontvangen en de racefiets mocht zonder problemen bij hen in de woonkamer staan. Ik kon hem naast één van hun racefietsen zetten.

Tijdens een lekkere maaltijd kreeg ik veel tips en adviezen over het fietsen. ’s Avonds legden we de racefiets voorzichtig in de auto. De eerste honderd kilometer waren een feit.

En zo zie ik eruit ná een fietstochtje: moe maar tevreden!

 

IMG_20180721_203355

1 reactie

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *