Deel vijf – Covid 19

Sinds we op reis zijn is corona eigenlijk helemaal uit beeld verdwenen. Nergens dragen mensen nog mondkapjes, bij de grenzen met Oostenrijk, Slovenië, Kroatië en Bosnië hoefden we geen PCR-test of vaccinatiebewijs te overhandigen en volstond ons paspoort. Op campings en bij de natuurparken hadden we telkens geluk en was het lekker rustig. Soms waren we zelfs de enige bezoekers. Dubrovbnik was ietsje drukker, maar ook niet zo dat we in file liepen. Op de terrasjes hadden we alle ruimte. Corona was uit ons aandachtsveld verdwenen en toen ineens had het virus Frans te pakken.

Dag 30 – met de boot naar Mljet

De camping in Dubrovnik is gisteravond ineens volgestroomd. We hebben nu Nederlandse buren en dat zijn we niet gewend. Tot nu toe hadden we altijd een aantal plaatsen voor ons alleen. We missen onze privacy; om een goed gesprek te kunnen voeren zonder dat de buren mee kunnen luisteren.
De volgende ochtend vertrekken we richting het eiland Mljet waar ik een prachtig natuurpark heb ontdekt. Frans is toe aan een plekje waar hij echt tot rust kan komen en even helemaal niets hoeft zo heeft hij me toevertrouwd, daarom hebben we via internet een huisje geboekt bij particulieren in het gehucht Govedari, vlakbij de ingang van het natuurpark.

Frans rijdt langs de kustweg en ik geniet van de mooie vergezichten. Via het schiereiland vlakbij Dubrovnik bereiken we het plaatsje Ston. Vol verbazing kijk ik naar de berg voor ons. ‘Wat is dat nou? Het lijkt wel de Chinese muur.’ Op de berg loopt een grijze muur, die net als de Chinese muur recht omhoog de berg opgaat. De muur is lang. Vijf kilometer lees ik later op internet. Op de hoeken staan uitkijktorens en forten. Het is een imposant bouwwerk en mijn interesse is gewekt, maar als we de boot naar Mljet willen halen dan hebben we geen tijd om de muur van Ston te beklimmen, dus rijden we door. Bij Prapratno houdt te weg op en gaat over in de zee. We kopen kaartjes voor de ferry naar Sobra op het eiland Mljet. De boottocht is genieten: het is helder en vanaf het water zien we de vele eilanden voor de Dalmatische kust liggen met daarachter het vaste land met zijn hoge bergen en dorpjes met oranje daken. Rond half twee hebben we afgesproken met Ivan om in te checken bij zijn huisje. Op onze vraag hoe we het best konden rijden, had hij geantwoord dat er maar één weg was op het hele eiland dus dat dat wel goed zou komen. De weg wordt smaller en smaller en we naderen het gehucht Govedari, ik zie het huisje rechts beneden van ons liggen, ik herken het van de foto’s van internet, maar hoe komen we daar? Ineens zien we iemand zwaaien, hij gebaart dat we een heel steil en smal pad af moeten rijden en helpt Frans om de bochten te nemen zonder tegen de gestapelde stenen muurtjes te rijden. Frans vertrouwt me toe dat hij het zweet in de handen heeft staan en dat hij blij is dat we zonder krassen bij het huisje zijn aangekomen. Ivan zijn vrouw en zoontje van acht en dochtertje van zes wonen boven, wij hebben de hele benedenverdieping tot onze beschikking met een woonkamer met keuken, een badkamer, twee slaapkamers en een heerlijk overdekt terras, een hotpool en een zwembadje. De tuin staat vol geurende rozen en bloeiende planten. We hebben uitzicht op de waaiervormige bomen en de huizen van Govedari die tegen de berghelling geplakt lijken. We zijn verrukt. Het is echt een klein paradijsje.

Ivan gaat weer aan het werk als ranger van het Mljet National Parc en wij hebben het rijk alleen. Ik neem direct een duik in het zwembadje en Frans gaat aan de slag om een acuut probleem bij een klant van hem op te lossen. Van het één op het andere moment meldt Frans dat hij het zo koud heeft. Ik kijk hem bevreemd aan. Het is buiten rond de dertig graden, al is het in het huisje aanzienlijk koeler. Eerst trekt hij een fleece jack aan, terwijl we samen lunchen, ik nog in mijn bikini, dan gaat hij als een dood vogeltje in bed liggen. Hij heeft ook een droog kuchje, dat hij om de paar minuten laat horen.

Ik voorzie Frans van water en eten en besluit dat het tijd is om het coronapakket – dat bestaat uit mondkapjes, zelftesten, thermometer, paracetamol en keelpastilles – uit de camper te halen.
De zelftest laat er geen twijfel over bestaan: twee knalroze streepjes geven aan dat Frans is getroffen door het coronavirus. De koorts loopt snel op tot 39,2 graden Celsius. Wat een geluk dat we nu net op deze paradijselijke plek zitten, waar Frans rustig kan uitzieken, waar we in quarantaine kunnen en waar we twee aparte slaapkamers hebben.

Dag 31 – Ziek

’s Nachts lig ik onwennig alleen in mijn tweepersoonsbed in mijn slaapkamer, af en toe ga ik even langs bij Frans om te vragen of alles goed is en of hij nog iets nodig heeft. De volgende ochtend ziet Frans er nog steeds koortsig uit met rode wangen en een zweterig lijf, maar hij heeft wel eetlust en dat lijkt ons een goed teken. Hij blijft de hele dag in bed en slaapt bijna de hele tijd.

Op mijn OsmAnd app heb ik de dichtstbijzijnde bakker en supermarkt opgezocht, die blijken op zo’n vijf kilometer afstand te zitten in het plaatsje Polace. We hebben brood, water en yogurt nodig en misschien nog iets voor het avondeten, zodat ik morgen niet opnieuw voor boodschappen op pad hoef. Ik overweeg mijn opties; de auto valt af, het gaat mij waarschijnlijk niet lukken om de steile bochtige weg zonder aanwijzingen omhoog te rijden zonder krassen te maken, wandelend duurt te lang en bovendien is het niet verstandig voor mijn arm om met boodschappen tassen te gaan sjouwen, dus dan blijft de fiets over. Ik sjor de fiets van de fietsendrager af, monteer de fietstassen erop en rijd richting Polace. Na een pittige klim, volgt er een flinke afdaling en dan zie ik het dorpje Polace beneden aan de groenblauwe baai liggen. Shit dat moet ik straks allemaal weer omhoog mét boodschappen in de fietstassen. Maar dat is van latere zorg. Eerst maar eens kijken of de OsmAnd app gelijk heeft en hier echt een bakker en een supermarkt zitten, want het lijkt een dorpje van een paar huisjes aan het water en verder niets. Maar zowaar vind ik de bakker, die nog open is ook, al is de keuze in brood zeer beperkt. Even later stop ik mijn score van twee langwerpige broden in de fietstassen en betreed  ik de kleine, volgestouwde supermarkt, waar je nauwelijks kunt lopen omdat alles zo vol staat en waar de mandjes eruit zien alsof ze er honing op hebben gesmeerd en ze daarna daar het stof hebben gerold. De meeste groente ziet er verlept uit, maar er is kaas, yoghurt, water en in de diepvries vind ik een pak bevroren sperzieboontjes. Blikje vis erbij en wat tomaten en daar gaan we het mee doen. Het eerste deel van de klim valt me eigenlijk mee, terwijl ik in de allerkleinste versnelling rustig rondtrap, nog net snel genoeg om niet om te vallen, focus ik me op het uitzicht op de baai waar een paar bootjes dobberen. Boven aan rust ik even uit om op adem te komen en maak een paar foto’s. Dan volgt deel twee van de klim en die kost me beduidend meer moeite. Het is langer en zwaarder dan ik had ingeschat en ik moet met mijn gewicht goed naar voren hangen, omdat ik merk dat de fiets de neiging heeft achterover te kantelen door de met boodschappen volgeladen fietstassen. Hijgend en puffend kom ik boven. Eigenlijk wil ik mijn lichaam niet te zwaar belasten, omdat ik bang ben dat ik het coronavirus ook al onder de leden heb, het maakt me een beetje onzeker en bang dat Frans zo plotseling ziek is geworden en mij dat ook zomaar – nu tijdens de fietstocht bijvoorbeeld – kan overkomen. Ik moet tenslotte nog wel bij het huisje zien te komen.

Maar als ik bij ons huisje aankom voel ik me nog prima. Ik laad de boodschappen uit de fietstassen en begin met een geïmproviseerde avondmaaltijd waarvoor Frans even zijn bed verlaat en die we samen op het terras – weliswaar met een ruime afstand – verorberen. Frans is hiervan zo moe geworden dat hij direct weer het bed in duikt. Ik geniet op het terras nog even van de magische sterrenhemel en begin dan in een nieuwe hartverscheurende roman op mijn e-reader.

Om het huisje goed te ventileren heb ik alle ramen en de terrasdeur ’s nachts wagenwijd opengezet. Ik ben al lekker aan het slapen als er ineens iets op me springt. Instinctief weet ik dat het een poes is, ik zwaai het laken omhoog en jaag hem weg met mijn armen, hierna slaap ik weer lekker verder. De volgende ochtend tref ik een magere, gestreepte poes. Een jonkie nog. Ze ligt op de veranda en kijkt me aan met haar groene ogen, terwijl ze verwelkomend naar me miauwt. Ik doop haar Felix, hoewel dat natuurlijk meer een naam voor een kater is. Ze strijkt waarderend langs mijn benen  en bedelt dan om eten. Ik geef haar een bakje water dat ze gulzig opdrinkt en een paar plakjes worst. Tja en sinds die tijd komt ze natuurlijk vaker langs.

Dag 32 – Op onderzoek uit

Ik heb Ivan netjes bericht dat Frans corona heeft en dat we graag nog een paar dagen willen blijven om in het huisje uit te zieken; ik krijg als antwoord dat het ok is om te blijven en dat we niet moeten aarzelen hem te vragen als we iets nodig hebben. Fijn zo’n goede gastheer.

Omdat ik waarschijnlijk ook wel corona ga krijgen maar me nu nog goed voel, heb ik besloten dat ik de tijd voordat ik ziek word dan maar het best kan benutten om het eiland te verkennen. Frans ligt de hele dag te slapen en vindt het prima als ik op onderzoek uitga. Ik zorg dan wel dat ik er ben om lunch en avondeten voor hem te maken. Het is tenslotte een heel mooi eiland en het zou jammer zijn als ik die schoonheid zou missen.

Op de fiets ga ik richting entree van het nationale park waar ik voor tien euro een toegangsbewijs koop dat vier dagen geldig is. Mljet is een grillig gevormd eilat, dat iets weg heeft van een octopus, met extreme uitstulpingen en in het midden twee meren met de poëtische namen ‘malo jezero’ en ‘veliki jezero,’ wat plat gezegd het kleine en het grote meer betekent, als ik me goed heb laten informeren. In de vijftiende eeuw hebben monniken van de Benedictijnen orde een klooster gebouwd op een eilandje in het grote meer en hebben ze de oorspronkelijke zoetwater meren verbonden met de zee vanwege de vele muskieten en omdat er zodoende stroming in het water kwam wat het gebruik van watermolens mogelijk maakte.

Langs de meren is een fietspad aangelegd dat  ik besluit te volgen. Only the lonly fiets ik langs de kronkelende oevers van de zoutmeren, totdat ik bij het kanaal kom dat de monniken in de vijftiende eeuw hebben aangelegd en waarover een brug is aangelegd. Theoretisch zou ik de fiets over de brug mee moeten kunnen nemen, maar er zijn veel trappen en de brug is steil. Niet verstandig voor mijn arm. Dus parkeer ik de fiets en wandel via de stenen brug naar de overkant waar ik een stukje langs de oever wandel en mijn brood met kaas opeet. Omdat ik mijn fiets niet mee kan nemen over de brug, kan ik geen rondje fietsen, maar rijd ik dezelfde weg terug. Geen straf, want het uitzicht blijft mooi. Bij de ingang van het park gekomen fiets ik nu richting de plek waar het grote meer overgaat in het kleine meer, dat er turquoise bij ligt in de zon. Tevreden klim ik terug naar Govedari waar mijn liefje nog steeds met koorts in bed ligt en ik een lekkere lunch voor hem klaarmaak.

Na een middagdutje besluit ik eind van de middag nog even naar het meer te gaan om te zwemmen. Bij wijze van proef neem ik het kleine dagrugzakje mee, daarin stop ik mijn waterschoenen, bikini en handdoek, een reepje, wat geld en een bidon water en dan ga ik op pad. Om de tere lymfevaatjes rond mijn schouder en sleutelbeen niet dicht te drukken, wordt me afgeraden een rugzak te dragen en tot nu heb ik dat ook niet meer gedaan, maar dit kleine rugzakje draag ik nu aan mijn linkerschouder en ik heb ontdekt dat dat prima gaat. In de late middagzon wandel ik richting het meer en dan in een impuls loop ik een zijweg in, niet naar het water, maar naar een pad dat leidt naar de top van een berg met uitzicht over het hele eiland. Deze wandeling was me vanochtend aanbevolen door de parkranger waar ik het ticket had gekocht. Het pad begon door hoog gras en kruiden die langs het blote vel van mijn benen schuurden, alert speurde ik naar slangen, maar ik zag er gelukkig geen. Al snel werd het pad steiler en steniger en slingerde ik omhoog, zorgvuldig de rode verftekens op de rotsen volgend. Ongeduldig liep ik omhoog, ik kon niet wachten om het uitzicht van de top te zien, ik stapte flink door en al snel werd ik beloond met vergezichten op de twee meren, de groene heuvels daaromheen en de daar achtergelegen oceaan. Ik klom hoger en hoger en maakte foto’s, terwijl ik in mezelf kreetjes van verrukking slaakte. En toen merkte ik dat ik slappe benen kreeg, en een beetje licht in mijn hoofd en dat er irritante vlekken voor mijn ogen heen en weer dansten. Hongerklop wist ik. Shit. Te weinig gegeten, dacht ik terwijl ik trillerig mijn energiereepje tevoorschijn haalde en in een paar happen naar binnen werkte. Ik liep nog een paar bochten verder om te kijken of de top daar lag, maar nee, die lag nog hoger. Door de hongerklop durfde ik niet verder te gaan. Met spijt in mijn hart draaide ik om, terwijl ik wiebelig aan de afdaling begon. Het afdalen ging echter goed en na schatting een dik half uur was ik beneden. Nu nog de paar kilometer terug naar Govedari lopen en dan was er eten binnen handbereik.

Ik merkte dat ik voldaan terug kwam van de wandeling. Ik had ervan genoten te moeten vertrouwen op mijn eigen kracht en mijn eigen beslissingen, zonder de beschermende aanwezigheid van iemand anders. Frans is iemand die ervan geniet het anderen naar de zin te maken en om zich dienstbaar op te stellen, in onze relatie is het zo gegroeid dat hij mij bijna alle dingen die ik lastig of fysiek te zwaar vind uit handen neemt. Door de jaren heen heb ik geleerd dat te waarderen als een daad van liefde en ervan te genieten. Maar ik realiseer me ook dat het me minder krachtig maakt en mijn zelfstandigheid die ik zo hoog in het vaandel heb staan enigszins ondermijnt. Dus af en toe alleen op stap, daar kan ik echt van genieten.

Zacht zingend maak ik het eten klaar, terwijl de patiënt tevreden in bed ligt. ‘Nou Frans’, zeg ik peinzend, ‘je wilde even helemaal niets, weet je nog? Het lijkt erop dat je hebt gekregen wat je hebt gewenst.’ ‘Ja’, zegt Frans, ‘zo voelt het op een wonderlijke manier wel.’
Tegen mijn klanten zeg ik altijd: ‘wees zorgvuldig in wat je wenst, want voor je het weet, is je wens gerealiseerd, alleen misschien in een andere vorm dan je had gedacht.

’s Avonds wil ik gebruik maken van onze hotpool. Ik app Ivan of hij me kan helpen bij het op temperatuur brengen van het water, hij heeft dit aan Frans uitgelegd maar die ligt al lekker te slapen. Even later verschijnt mijn bovenbuurman om de hotpool op te stoken tot een aangename temperatuur. We wisselen even wat beleefdheden uit en dan verdwijnt hij weer naar boven. Het blijkt vrij saai te zijn om alleen in de hotpool te zitten, dus na tien minuten klim ik er weer uit, leg de deksel er boven op, zet de verwarming uit, neem een douche en ga dan nog even mijmerend naar de sterrenhemel kijken.

Dag 33 – Moerbei

Frans heeft nog steeds koorts, maar er is wel een daling ingezet, de temperatuur komt niet meer boven de 39 graden uit. Na de douche en het ontbijt is hij alweer zo moe dat hij linea recta weer naar bed gaat. Veel slapen, beetje podcasts en muziek luisteren, met corona als excuus hoeft hij eindelijk even helemaal niets van zichzelf.
Ik ga vanochtend wandelend naar het grote meer waar ik de catamaran naar het eilandje met het Benedictijner klooster neem. In het klooster zit een restaurant en veel meer dan om de muren heen wandelen en een blik in de vervallen kerk werpen is er niet te doen. Ik maak een rondje over het eiland en neem dan een boot die me naar het kleine meer brengt. Ik had bedacht om hier te gaan zwemmen bij één van de kleine verlaten baaitjes, maar ik kom langs een groepje half dronken kerels die me luidkeels gedag wensen en ik voel me niet op mijn gemak, ik krijg beelden van een groepsverkrachting op mijn netvlies, een tikkeltje overdreven natuurlijk, maar na een kleine wandeling langs de rand van het meer keer ik terug naar het deel waar twee gezinnen met kinderen zitten te spelen. Hier is het veilig om te zwemmen. Maar de lust om te zwemmen heb ik niet vandaag. In plaats van het water in te stappen, wandel ik via een pad dat ik een beetje op goed geluk volg richting Govedari. Het is een mooi pad door het bos en het klimt behoorlijk, als ik de eerste huizen van Govedari bereik besluit ik om niet direct naar ons huisje te gaan, maar het hogere deel van het dorpje te verkennen. Via een rood gemarkeerd pad loop ik langs de hooggelegen huizen van het dorp. Bij één van de huizen zit een man onder een afdakje van wijnranken, hij vertelt me dat het veel te warm is om te wandelen en nodigt me uit om een goed glas rode wijn met hem te drinken. Ik sla de uitnodiging af, terwijl ik iets murmel over mijn zieke man waar ik naar toe moet en waar hij bedenkelijk bij kijkt, we praten nog even door over Kroatië, het klimaat, werk en pensionering en de plaats in Nederland waar hij geweest is maar die ik door zijn belabberde uitspraak niet kan achterhalen. Dan wijst hij me op een boom die langs het pad staat en witte vruchtjes draagt, die een beetje lijken op een framboos. ‘Weet je wat dit zijn?’, vraagt hij me. ‘De vruchten van de moerbeiboom’, antwoord ik prompt zonder precies te weten waar ik die kennis vandaan haal. ‘Vroeger maakten we zijde op dit eiland’, vertelt hij. ‘De zijderupsen zijn dol op de blaadjes van de moerbeiboom. Evenals de kuna’, voegt hij er treurig aan toe. ‘Dit jaar heb ik voor het eerst geen kuna’s gezien, ze kunnen hier niet meer leven door de klimaatsverandering.’ En zo kom ik erachter dat de kuna – de naam van de Kroatische munt – een dier is. Later op internet zoek ik op welk dier. Het blijkt een marter te zijn. Een zwarte marter met een fel gele borst.

’s Middags stap ik weer op de fiets om de tocht naar Polace te maken. We hebben dringend water, brood en iets van avondeten nodig. De bakker zit dicht, maar het kleine supermarktje is open. Met volgeladen tassen klim ik hijgend de berg op. Sinds gisteravond heb ik een droog kuchje gekregen. Er zit een voortdurende brandende kriebel in mijn keel, door de inspanning van het fietsen moet ik diep ademhalen en voel ik dat de brandende kriebel zich laat afzakken naar mijn bronchiën.

Een beetje lezen en dan vroeg naar bed. Mijn longen zijn geïrriteerd en ik moet heel gedoseerd ademhalen om een voortdurende kriebelhoest te onderdrukken.

Dag 34 – Lezen en luieren

Na het ontbijt haal ik twee zelftesten tevoorschijn; die van Frans is nog steeds positief en die van mij nog steeds negatief. Stiekem had ik gehoopt dat het andersom zou zijn. Dat Frans niet meer besmettelijk zou zijn  en dat ik ongemerkt, zonder al te veel symptomen toch corona zou hebben. Dan hoefden we elkaar niet meer zo spastisch te mijden. Nu ontlopen we elkaar nog, zorgen we dat er altijd meer dan twee meter tussen ons is, zitten we allebei aan een kant van het terras, lopen we met mondmaskers op, slapen we apart, ontsmet ik deurklinken en kranen, waarschijnlijk allemaal tegen beter weten in, want de kans dat ik ook corona ga krijgen is natuurlijk groot, maar om dat dan zomaar te laten gebeuren voelt ook niet goed.

Met Frans gaat het vandaag aanzienlijk beter. Hij werkt zelfs weer een beetje vanuit zijn slaapkamer. Ik lees een gat in de dag, ben het boek ‘Een klein leven’ aan het lezen, en zoals altijd met een mooi boek kan ik nauwelijks stoppen. Het is een verslaving.
Ondertussen komt Felix langs. Ik kijk naar haar en vind dat ze er vandaag veel beter uitziet dan gisteren. Groter en glanzender en ze kijkt op een andere manier naar me. Wanneer ze me bedelend begeleidt naar de koelkast geef ik haar een stukje kaas, dat ze smakkend opeet. Even later komt ze weer langs en ik roep dat ze net iets heeft gehad en dat het mooi is geweest. En dan zie ik het: er zijn twee Felixen. Een grote Felix en een kleine Felix. Natuurlijk krijgt de kleine Felix ook nog wat lekkers.

Rond een uur of vier ga ik koken en dan eten we vroeg, daarna gaan we een avondwandeling maken. ’s Avonds is het heerlijk van temperatuur, maar rond een uur of acht wordt het al donker. Frans heeft nog helemaal niets van het eiland gezien en dat is echt jammer. We lopen in heel rustig tempo en met mondkapjes op naar het meer waar we even pauzeren en dan wandelen we weer rustig terug.

’s Avonds als ik buiten op het terras zit komt er een heel scala aan katten langs, alsof ze elkaar verteld hebben dat er hier een lekker hapje te krijgen is. Ik vind de meest katten leuk, maar er zitten hier een paar exemplaren tussen die echt gemeen uit de ogen kijken. En af toe hoor ik het gekrijs van vechtende katten. Ineens komt de grijswitte kat met vuile blik op kleine Felix, die lekker ligt te relaxen in de late avondzon, afgesprongen. Kleine Felix kromt zijn rug en blaast heldhaftig, maar de grote poes geeft hem een lel met zijn poot. Ik jaag de dominante kat weg en doe de deur open als escape voor kleine Felix, hij vlucht snel naar binnen en gaat onder de bank zitten. Voor nu is hij veilig, maar volgende week moet hij zichzelf weer zien te redden.

Dag 35 – Montokuce

Frans wordt om zeven uur fit en vrolijk wakker. Hij heeft zin in de wandeling die we voor vandaag bedacht hebben: naar de top van de Montokuce vanwaar je uitzicht hebt over het hele eiland. Ik ben vanochtend echter moe en futloos, mijn hoofd is zwaar, mijn neus verstopt, mijn stem schor. Vandaag zijn de rollen omgedraaid. Ik blijf in bed, Frans maakt ontbijt voor me en gaat op ontdekkingstocht over het eiland. Hij maakt een lekkere wandeling naar de Montokuce en maakt een praatje met de man die daar in de wachttoren zit om te spotten of er ergens brand is ontstaan. Als ranger heb je soms dag en nacht dienst om brand toezicht te houden. En dat is vooral in de zomermaanden als het kurkdroog is niet voor niets. Er hoeft iemand maar een smeulende peuk weg te gooien en het kwaad is al geschied. En die kans is best groot, want een groot nadeel van Kroatië is dat rond de 75% van de bevolking rookt. Eigenlijk zijn we pas twee mensen tegengekomen die bewust niet rookten. Roken hoort er hier bij, iedereen rookt, je groeit ermee op, het is moeilijk om het niet te doen. En inderdaad overal zie je obers bij elkaar aan tafel een sigaretje roken, jongeren die op straat roken, terrasjes vol rokers, ook binnen mag hier nog gerookt worden.

Een ander nadeel, volgens Frans dan, is dat er nauwelijks gevlogen kan worden. De bergen zijn te verlaten, te bebost of te ontoegankelijk. Er zijn eigenlijk geen goede vliegstekken. Op een camping werd hij wel een keer benaderd door een sportieve vrouw die ons busje met het paragliding embleem zag staan. Of Frans zin had om morgen mee te gaan vliegen; eerst zes uur omhoog lopen met de paraglider en dan omlaag vliegen. Zelfs voor Frans was dit iets te uitdagend.

Rond half twaalf is Frans terug. Hij heeft genoten van de wandeling en voelt zich weer de oude. Kort daarna stapt hij op de fiets naar Polace om boodschappen voor ons te doen. Vandaag zorgt hij voor mij. Ik hang wat rond. Niet echt ziek, maar ook niet echt fit. Er zo tussenin. En ik vraag me af of ik nu ook corona heb en of ik daar onze laatste zelftest aan ga wagen of dat dat eigenlijk niet veel zin heeft.

Het is tijd om plannen te maken. We boeken nog één nacht bij in ons huisje, kopen kaartjes voor de boot naar Italië, Frans schrijft een ziekenhuis aan op Corsica met het verzoek voor een oogscan voor over anderhalve week en stuurt een verzoekje naar zijn oogarts in Nederland om nieuwe medicijnen op te sturen, omdat hij bijna door zijn voorraad heen is. Dinsdagochtend moeten we ons huisje verlaten. Dat zal wel weer even wennen zijn, maar voorlopig hebben we nog één heerlijke lege dag voor ons.

Dag 36 – Corona

De zelftest wijst uit dat ik nu ook corona heb. Ik voel me vandaag ook belabberd en blijf de hele dag in bed, behalve voor het eten sta ik even op. Maar eigenlijk voel ik me te moe om zelfs maar rechtop te zitten. Frans verzorgt mij prima, perst sinaasappels uit, zet kopjes thee en haalt eind van de middag pizza die we samen op het terras opeten. Daarna pakken we vast wat spullen in, zodat we morgenvroeg op tijd kunnen vertrekken.

Dag 37 – Split
Rond acht uur rijden we weg van het paradijselijke plekje waar we precies een week zijn geweest. Helaas hebben we niet zoveel van het eiland kunnen zien als ik had gewild, maar het was de meest ideale plek om uit te zieken. Nog even een aai voor Felix, het geld op tafel leggen en dan manoeuvreert Frans de camper via het bochtige, smalle pad omhoog naar de enige weg op het eiland. We genieten nog even van het groene eiland en bereiken dan de haven waar de boot naar het vaste land al ligt te wachten. Ik heb nog even tijd voor een dutje en Frans klapt voor mij het bed uit, zodat ik even kan rusten. Omdat ik voorzichtig wil zijn om geen andere mensen te besmetten, overweeg ik om in de camper te blijven tijdens de overtocht, maar dat is niet echt nodig, want we hebben het dek voor ons alleen.

Ik voel me best redelijk en vraag Frans om bij de muur van Ston even te stoppen, zodat ik wat foto’s kan maken van dit bijzondere fenomeen. Daarna vervolgen we onze tocht richting Split, waar we over twee dagen de boot naar Ancona zullen nemen. We passeren een vallei met allerlei fruitstalletjes en stoppen om versgeperst abrikozensap en verse aardbeien te kopen. Via een bergweggetje rijden we van de kust meer het binnenland in om bij de snelweg te komen. De normale toegang tot de snelweg is afgesloten en daarom rijden we tweeëndertig kilometer door de rotsig grijze bergen om bij een prachtig aangelegde snelweg te komen, die via hoge bruggen over de groene dalen is aangelegd. Over het algemeen zijn de wegen goed in Kroatië, de tolwegen zijn erg rustig. Rond half vier komen we aan bij camping Strobec op een schiereilandje bij de stad Split. Ik merk toch wel dat ik nu erg moe ben en last heb van de hitte. Frans is ook moe, hij rijdt de camper op de aangewezen plek, klapt het bed uit en dan doen we eerst een tukkie.
’s Avonds lopen we een rondje over de camping, die aan een romantisch strandje ligt en een restaurant aan het water heeft. Aan de andere kant is een voetbalveld waar het jeugdelftal van Hajduc Split een belangrijke wedstrijd heeft. We gaan even kijken bij de wedstrijd. Vanaf de tribunes speelt de plaatselijke jeugd op een trom en steekt vuurwerk af.
Hoewel we allebei doodmoe zijn, komen we toch moeilijk in slaap. We hebben last van de hitte, die als een verzengende deken om ons heen hangt en we worden lek gestoken door de muskieten.

Dag 38 – Moe
Vandaag ben ik niet vooruit te branden. Ik zo moe. Vast nog de naweeën van de corona. Eigenlijk lig ik de hele dag in de camper te lezen met de achterklep en alle deuren open. Er waait een stevige wind, die wat verkoeling brengt. Rond elf uur wandel ik naar de bakker die net buiten de camping ligt. Hierna ben ik geradbraakt van vermoeidheid en ga snel weer op mijn bedje in de camper liggen. Uitgeput.
Frans doet boodschappen en kookt voor ons. ’s Avonds doen we samen de afwas. Wat een spannende dag van de twee globetrotters….

Dag 39 – Met de boot naar Ancona
Vanavond stappen we op de boot naar Ancona in Italië. Ik heb geen energie om op verkenning te gaan in de stad, jammer want Split schijnt een mooie oude binnenstad te hebben. Futloos breng ik de ochtend door met lezen en rusten. Rond een uur of twee haalt Frans me over om toch even te zwemmen. Ik ben er wat huiverig voor omdat ik nog een flinke hoest heb. Maar het blijkt een goed advies. Door het zwemmen knap ik wat op, daarna eten we een hapje bij het restaurant aan het water. Frans kiest voor pizza met pompoen! Rond vier uur rijden we richting de haven en haalt Frans de kaartjes voor de boot op. De auto staat in de rij geparkeerd en rond zes uur kunnen we de boot op. Dit betekent dat we tijd hebben om nog een rondje te lopen en zo komen we toch nog in de oude binnenstad terecht met zijn palmbomen en het paleis van Diocletianus, dat zo groot is dat het meer dan tweehonderd bebouwen bevat, er drieduizend mensen wonen en tegenwoordig meer een stadsdeel dan een paleis is. Bij de toren met bogen, die nog uit de Romeinse tijd stamt, hebben ze een gezellig terras gemaakt met kussentjes op de stenen. Erg sfeervol. We zijn blij dat we een glimp van Split hebben opgevangen. Frans maakt de laatste kuna’s op aan een ijsje en dan rijden we de boot op. Van de Kroatische douane moeten we de bus openmaken en alles laten zien, ze willen onder de bank kijken, en de fietsendrager moet omlaag en ze willen achter in de bus kijken, maar er is niets verdachts te zien, alleen heel veel paragliders.

Om half acht gaat de toeter en meren we af. Vanaf het dek zien we hoe het plein bij het paleis vol zit toeschouwers, die hun geliefde voetbalclub Hajduc Split volgen op een groot scherm. Split speelt de bekerfinale tegen Rijeca. Wanneer we de haven verlaten, beginnen alle schepen te toeteren en zien we een rookgordijn van vuurwerk dat wordt afgestoken: Hajduc Split heeft net twee één gescoord.

We staan een tijdje buiten op het dek te kijken hoe Split langzaam uit zicht verdwijnt, evenals het achterliggende gebergte. We varen langs talloze eilanden en de grillige Dalmatische kust. De zee is kalm en wij trekken ons terug in onze hut. Dit is het afscheid van Kroatië, morgen zijn we als alles goed is in Italië.
Kroatië: wat een geweldig vakantieland! Prachtige natuur, bergen, meren, de zee, lekker eten, mooi weer, oude steden, sfeervolle gebouwen, vriendelijke bevolking en niet duur. Er is heel veel te zien en te beleven en ik wil hier zeker nog eens terug. Dobro Jeni!

Geef een reactie