Deel Zes – Bella Italia

Dag 40 vrijdag – Aankomst in Ancona

Vooraf ben ik wat angstig voor de overtocht; ik ben bang om zeeziek te worden. Sinds de corona voel ik me vreemd duizelig en als ik denk aan een deinend schip moet ik al bijna braken, maar de zee ligt erbij als een spiegel en het schip glijdt bijna roerloos door het water. We staan nog een tijdje op het dek te kijken hoe we langs en tussen de vele eilanden door varen, we zien hoe de zon achter één van die eilanden verdwijnt en als het donker wordt gaan we naar onze hut waar we brood met kaas, wat fruit en water nemen dat we zelf hebben meegenomen aan boord. Ik publiceer mijn laatste blogberichten en dan vallen we heerlijk in slaap op het gebrom van de motor van het schip.

Ik schrik wakker van de omroeper die in het Italiaans meldt dat we de haven van Ancona naderen. We kleden ons snel aan en gaan op het dek kijken. Het Italiaanse landschap ziet er zo anders uit dan het landschap in Kroatië. Italië is een lappendeken van plukjes groen met gele velden, van glooiende heuvels en zachte rondingen, tegen de hellingen pastelkleurige dorpjes geplakt. Zacht, dromerig, geel van kleur, schilderachtig. Het Kroatische landschap is  fris groen en diep blauw, helder, krachtig, sprookjesachtig en contrastrijk. Het meest opvallende in Kroatië is denk ik het ontbreken van weides en akkers. Het is een leeg landschap, vol natuur, eindeloos groene bergen zonder steden, zonder landbouw en met een goed verzorgd wegennet. Italië is chaotisch, we zijn direct al de richting kwijt, de wegen kronkelen, maken onlogische bochten en zitten vol met honderdtachtig graden draaien. Het wegdek is slecht, vol kuilen, hobbels en gaten. De wegen zijn druk; vrachtwagens, tractoren, brommers, alles rijdt door elkaar, de bewegwijzering staat op onlogische plaatsen en het duurt eindeloos voor we Ancona uit zijn.

Via een weg met tunnels waar ze aan het werk zijn, waardoor we soms in een tunnel komen met tegemoet komend verkeer en dan ineens van weghelft moeten wisselen, rijden we richting het spirituele plaatsje Assisi. Omdat we nog niet hebben ontbeten zoeken we een parkeerplaats, maar we hebben er nog geen één gezien in de anderhalf uur dat we al onderweg zijn. Daarom gaan we van de weg af en volgen borden naar de grotten van Frassisi. We hebben er nog nooit van gehoord, maar het blijkt een grote attractie te zijn. Toen we uit de laatste tunnel kwamen, was het landschap ineens veranderd in grote groen beboste bergen. In die bergen is een enorm grottenstelsel ontdekt en daar kun je dus een rondleiding krijgen. Je krijgt dan laarzen en een helm en gaat kruipend op handen en knieën door de grot. We besluiten toch maar om deze attractie over te laten aan de bussen met schoolkinderen die net aan komen rijden. Wij parkeren de bus onder een grote boom en zetten onze stoeltjes en tafel buiten voor een uitgebreid ontbijt. Het is inmiddels negen uur en al behoorlijk warm.

Frans voelt zich niet zo lekker en daarom ga ik rijden, zodat hij kan uitrusten en van het landschap genieten. Onze navigatie stuurt ons via een bergweggetje richting Assisi. Het wegdek is heel slecht. Gelukkig is er bijna niemand op de weg, behalve een ambulance die in een rustig tempo voor me rijdt, zodat ik me niet opgejaagd voel als ik in mijn eigen slakkengangetje de berg op ga.

Rond twaalf uur zijn we bij campechio Fontemaggio dat op een groot bosachtig terrein ligt. Behalve een camping is er ook nog een jeugdherberg, een hotel en iets dat ze aanduiden als ‘papi’, een soort onderkomen voor pelgrims. Assisi is namelijk een pelgrimsoord waar pelgrims uit de hele wereld samenkomen voor inspiratie, kracht en genezing.
Het is heet en Frans heeft last van de warmte. Het valt me op dat het in het oude gebouw waarin de receptie is gehuisvest wel tien graden koeler aanvoelt dan buiten. Ik vraag daarom naar een koele hotelkamer, zodat Frans kan bijkomen van de hitte. Tot mijn verbazing is alles volgeboekt. Er is alleen nog voor één nachtje ruimte in de jeugdherberg.
Ik verwacht niet veel van de jeugdherberg; maar de kamer is koel en schoon. Een fijne plek om uit te rusten. Frans valt al snel in slaap en ik ga lekker liggen lezen.

Frans ontwaakt verkwikt uit zijn slaap en voelt zich fit genoeg om richting Assisi te wandelen. Via een pad langs oude olijfbomen komen we bij het spirituele stadje aan. Het is net een openlucht museum; het ene gebouw nog mooier dan het andere. Er zijn meer dan vijftien kerken, basilieken en kathedralen te bewonderen; maar wij kiezen voor de naamgenoot van Frans: de basiliek van San Francesco. Gebouwd ter ere van de heilige Franciscus van Assisi. De basiliek is erg mooi vanbinnen, met ronde welvingen waarop de donkerblauwe hemel met sterren is afgebeeld en talrijke fresco’s en muurschilderingen met hemelse taferelen. De kleuren zijn licht en vrolijk. De basiliek bestaat uit twee verdiepingen; boven is een enorme ruimte, wijds en open, beneden zijn ronde bogen en gewelven en liggen de beenderen van San Francesco. Vanaf de basiliek heb je een mooi uitzicht over de omringende groen met gele heuvels.

We dwalen wat door de nauwe straatjes die flink omhoog en omlaag gaan. Assisi ligt tegen een heuvel aangeplakt, net als wel meer middeleeuwse Italiaanse dorpjes. De heilige Franciscus leefde in de twaalfde en dertiende eeuw.
We kopen een broodje falafel en eten dit op bij een bankje bij de fontein op het centrale plein waar een gitarist nummers van Pink Floyd speelt. Net voor sluitingstijd komen we bij de basiliek van San Clarissa; de heilige Clara van Assisi, waar later de kloostergemeenschap van de Clarissen uit is voortgekomen. De basiliek is roze met wit gestreept en heeft grote ronde bogen. Het is een elegant en vrouwelijk gebouw. In de kelder is de tombe van de heilige Clara; een prachtig beschilderd rond vertrek met marmeren bogen in groen, roze, en zwart. Hier steken we kaarsjes aan om onze dierbare overledenen te gedenken en een zieke vriendin kracht en hoop te schenken. Zij krijgt die dag te horen of ze in aanmerking komt voor een immunokuur.

Tevreden wandelen we terug naar onze koele kamer in de jeugdherberg.

Dag 41 zaterdag – Lago di Trasimeno

Na een ontbijt in de ochtendzon, gaan we naar de receptie om af te rekenen. Een zachtaardige Italiaan vertelt ons dat er een probleem met het computerprogramma is; we staan ingeschreven voor de camping en het programma kan dat niet omzetten naar een kamer in de jeugdherberg, daarom berekent hij ons alleen de kosten voor de camping; de helft van wat de kamer eigenlijk zou kosten. Een leuke meevaller en we nemen hartelijk afscheid van de vriendelijke man.

’s Ochtends wandelen we nog wat door het stadje, bekijken wat kerken en lopen dan een stukje pelgrimsroute door het bos naar een plek waar Franciscus vaak ging mediteren in de natuur. De pelgrimsroutewordt onderhouden door een organisatie, die we graag sponsoren met een kleine bijdrage voor hun goede werk. Hoewel we in de schaduw lopen, hangt de hitte tussen de bomen. Het is windstil en ik heb het warm en benauwd. Als we bij de plek aankomen moet ik even gaan zitten. Iets verderop is een restaurant waar we iets willen eten, want we hebben honger. Maar de ober vertelt ons dat alle plaatsen zijn gereserveerd; het leuke van Italianen is dat er altijd wel iets valt te regelen, dus komt de ober even later met twee hamkaas broodjes aan die we dankbaar in ontvangst nemen. Ik sluip het toilet in, maak twee papieren handdoekjes nat en leg die in mijn nek, daarna ga ik op de grond in de schaduw zitten. Als we de broodjes op hebben, gaat Frans de camper halen. Ik ben blij dat ik niet meer hoef te lopen.

Op de berg achter Assisi is een startplek om te paragliden, maar er hangen inmiddels donkere onweerswolken in de lucht, die paragliden onveilig maken. We gaan nog wel even naar de landingsplek kijken, maar die is, zoals we al hadden verwacht, verlaten.

Daarna rijden we door naar het meer van Trasimeno waar we een leuke camping aan het water vinden. We staan op de parkeerplaats net bij een tennisbaan, want eigenlijk is de camping volgeboekt. Wat is dat toch in Italië? Overal waar we komen is het vol en het hoofdseizoen is nog niet eens begonnen.

Tegen de avond breekt een heftig onweer los; een oogverblindende flits direct gevolgd door een donderslag die de camper doet trillen. Gelukkig zitten we veilig in onze bus. Al snel regent het pijpenstelen en verandert de droge grond om ons heen in een modderstroom.

Dag 42 zondag – Fietsen

Na de sprookjesachtige turquoise meren in Kroatië valt het meer van Trasimeno een beetje tegen. Het water ziet er een beetje viezig uit en is niet geschikt om in te zwemmen. Rondom het meer is een onverhard fietspad aangelegd dat we vandaag een stuk gaan fietsen. Het fietspad is niet spectaculair maar de dorpjes zijn gezellig en ze serveren er heerlijke cappuccino. We fietsen een stuk langs het meer, door velden met riet en door olijfgaarden. In één van de plaatsen is een Enduro motorrace aan de gang. Jonge motorcoureurs laten er hun vaardigheden op de motor zien. Jonge jongens en meiden die beheerst de steile berg omhoog scheuren, over keien en door uitgesleten sporen. Het roept herinneringen op aan het WK motorracen voor junioren in Cingoli waar we in 2011 met vrienden waren.

In een supermarkt verheugen we ons over alle lekkernijen die ze hier hebben. We kopen kersen, perziken, een quinoasalade, olijven, kaasjes, avocado’s en een fles Limoncello. Bij de camping nemen we eerst een kijkje bij de oever van het meer, daarna koelen we af in het zwembad en dan is het tijd voor een glaasje Limoncello. Heerlijk!
Op de tennisbaan die vol ligt met bladeren en dopjes uit struiken en bomen slaan Frans en ik een balletje waarbij we de grootste lol hebben. We hebben allebei slappe benen van de alcohol en de warmte. We sluiten de dag af met een maaltijdsalade en een verfrissende douche voor het slapen gaan.

Dag 43 maandag– Siena

We vertrekken vroeg richting Siena. Om negen uur parkeren we de bus op een parkeerterrein net buiten het centrum. Het is maandagochtend en Frans heeft tijdens de autorit al een paar telefoontjes van klanten gehad met noodoproepen. Blijkbaar is er een up-date geweest in een programma waardoor er bij alle klanten iets misgaat. Frans bouwt de camper om tot mobiel kantoor en gaat aan de slag om de problemen bij zijn klanten op te lossen. Rond een uur of elf zijn de klachten verholpen en kunnen we de stad in. Via een viertal lange roltrappen gaan we naar het hooggelegen oude centrum van Siena waar we eerst een kopje koffie drinken in een piepklein cafeetje. Via het Piazzo del Campo, een schelpvormig plein in het hart van de stad met het Palazzo Publico, het fraaie stadhuis, klimmen we via smalle steegjes omhoog naar de Duomo di Siena, een zwartwit gestreepte kathedraal. De vloer van de kerk is van ingelegd marmer met diverse afbeeldingen van mozaïek. In de bibliotheek liggen handgeschreven en handgeschilderde bijbels, het plafond van de bibliotheek is helemaal beschilderd met bijbelse taferelen.
In de Maria kapel gelegen in een zijbeuk van de kerk steken we een kaarsje aan voor onze vrienden, die vandaag afscheid moeten nemen van hun (pleeg)moeder. We wensen hen een mooi afscheid.
Rond drie uur krijgen we een rondleiding die ‘Del Cielo’ heet en die ons naar het dak van de kathedraal brengt. Via een wenteltrap klimmen we in één van de torens omhoog, totdat we aan de rand van het dak komen. Het uitzicht is duizelingwekkend. Van grote hoogte kijken we uit over het landschap en de zwartwit gestreepte wanden van de kerk. We zien de rode daken van Siena diep onder ons liggen. Ook kunnen we van bovenaf in de kerk kijken, waardoor we een prachtig overzicht krijgen van de ruimte.
We hebben ook kaartjes voor het beklimmen van een oude stadsmuur, die hoog boven het landschap uittorent. Je ziet de mensen er als kleine mieren op lopen. Het ziet er eng en heel spectaculair uit. Bij het eerste deel van de klim voel ik me echter niet lekker worden; duizelig, misselijk en slappe benen. Ik moet er even bij gaan zitten. Waarschijnlijk is het een combinatie van de hitte, de inspanning, de naweeën van de corona en het ademen door een mondkapje. In Italië worden in openbare gebouwen en winkels nog steeds mondkapjes gedragen. In Nederland had ik er geen problemen mee, maar bij temperaturen over de dertig graden is het erg benauwend om door een mondkapje te ademen, zeker als je meer dan honderddertig treden op moet klauteren. Met enige spijt in ons hart laten we het uitzicht van de stadsmuur aan ons voorbij gaan. Frans is solidair met mij en gaat ook niet naar boven. In plaats daarvan nemen we op een terrasje met uitzicht op de achterkant van de Duomo een verkoelend drankje.

Het is rond vijf uur wanneer we in een hete camper richting Pisa rijden. Het is druk op de weg en hoewel het qua kilometers niet zo ver is, schiet het niet erg op. Rond half acht arriveren we bij camping Torre Pendante, die helaas volgeboekt is. We rijden nog een half uur rond om een camping te vinden die wel een plekje voor ons heeft. We komen uit op een echte Italiaanse camping vol met ingebouwde caravans met overdekte terrassen waar Italianen uit de stad verkoeling en ontspanning zoeken. Wij staan op een bruin verdord veld. Ik voel me nog steeds niet lekker en ga uitgeteld in een stoel liggen. Frans gaat met de fiets op zoek naar pizza.
De calzone is smaakvol. En het eten doet me goed. Onze Belgische buren komen een praatje maken. Hij blijkt ook een paraglider te zijn en al snel halen ze hun campingstoel erbij en schenken wij een kop thee en serveren daarna een glaasje Limoncello. We kletsen tot het al lang donker is over reizen, ecologisch bouwen, coaching, spiritualiteit en nog veel meer. Tevreden vallen we in slaap.

Dag 44 dinsdag – Optical Coherence Tomografie

Het is bijna vier weken geleden dat Frans de netvliesscan voor zijn oog heeft laten maken en is gestart met de medicijnen. Het is tijd voor een controle scan. Hoewel het zicht is verbeterd zijn we gespannen voor de uitslag. Frans heeft in Pisa een oogkliniek gevonden en daar gaan we op goed geluk naar toe. Als we aan de balie staan en uitleggen dat we een OCT – een optical coherence tomografie – willen, vraagt de vrouw wanneer we dat zouden willen. ‘Nu?’, vragen we enigszins verontschuldigend. Ze staat op en loopt weg. Even later komt ze terug. Ze gebaart ons haar te volgen en we komen bij een wachtruimte waar we plaatsnemen op grote leren stoelen. Na een minuut of tien mogen we een jonge dame volgen die de scan uitvoert en ook de oogdruk opmeet, waarna we weer plaatsnemen in de wachtruimte. Na weer ongeveer tien minuten mogen we bij de arts komen, die geen Engels spreekt, maar naar de uitgeprinte versie van de scan wijst, een duim opsteekt en ons resoluut vertelt dat alles ‘tutto bene’ is. Na een kleine driekwartier en tachtig euro lichter staan we blij dansend op de stoep. Alles helemaal goed.
Frans fotografeert de afdrukken van de scan en stuurt ze ter beoordeling door naar de arts in Nederland. Ter vergelijking doen we de afdrukken van de eerste scan er ook bij. Even later belt de arts en vertelt dat alles er inderdaad prima uitziet en dat Frans mag stoppen met de medicijnen. Joepie! Dat is een opluchting.

We zijn op een paar honderd meter van de toren van Pisa, maar we hebben geef puf om er naar toe te wandelen. We zijn moe, hongerig en hebben last van de warmte. Misschien hebben we ook nog wat last van de naweeën van de corona, want we hoesten allebei nog steeds klodders weeïg zoet smakend slijm op.

Nu de oogscan achter de rug is kunnen we weer plannen maken voor het vervolg van de reis. We zijn allebei een beetje klaar met de drukte en de hitte in Italië, daarom kijken we wanneer we de boot naar Corsica kunnen pakken. De eerste optie is morgenmiddag. Vertrek vanuit Livorno en aankomst vierenhalf uur later in Bastia. Via internet boeken we de tickets en dan rijden we alvast richting Livorno.

De camping is een treurige zandbak met een paar bomen. We parkeren de bus in de schaduw en brengen de middag rustend door. Geen zin en energie om zelfs maar naar het strand te gaan. Het enige leuke aan de camping is dat er twee konijnen rondlopen. We lokken ze met nootjes en Frans lukt het om ze uit zijn hand te laten eten.

Met het koude water uit de kraan krijgen we onze vaat niet schoon. Daarom kopen we een douchemuntje, houden onze afwasbak onder de douche en zo hebben we toch warm water om de afwas te doen.

Dag 45 woensdag – Met de boot naar Bastia

We luieren wat op de camping tot het tijd is om naar de haven te rijden. We parkeren de bus in de rij voor de overtocht. We wandelen wat rond in de haven en nemen een drankje en een pizzapunt op een terras dat in een oude toren is gevestigd. Ze zijn alles aan het inrichten voor een feest voor vanavond.

De veerboot uit Corsica ligt inmiddels in de haven en de auto’s verlaten het schip. Het duurt echter nog een hele tijd voordat wij de ferry op kunnen rijden. We staan uren in de zon te bakken en als we eindelijk het schip op mogen voel ik me gekookt en naar van de hitte. Als ik de grote mond van de boot binnenga, gaat er ineens een schuine plaat naar beneden waardoor er een extra benedenverdieping zichtbaar wordt, ik moet via de schuine, ribbelige plaat naar beneden rijden en we komen in een ruimte waar auto’s aan het keren zijn. Het is allemaal super inefficiënt en het duurt eindeloos, terwijl we uitlaatgassen inademen en de temperatuurmeter vijfendertig graden aangeeft. Een bemanningslid maakt gebaren naar me die ik zo goed mogelijk probeer op te volgen, maar ik begrijp er geen snars van. Hij draait met zijn hand en is duidelijk boos dat ik zijn instructies niet goed opvolg, hij gebaart geïrriteerd dat ik goed moet kijken, maar Frans snapt ook niet wat hij bedoelt. De man begint naar me te schreeuwen en Frans stapt uit en schreeuwt terug. Mijn ridder. Hij roept dat hij mij zo niet laat behandelen. De gemoederen raken verhit. Ik vraag Frans om weer in te stappen en de man gebaart nu met een zucht dat ik achteruit moet rijden, daarna moet ik weer vooruit en ik vraag me af waar al die heisa voor is, want de bus staat nu niet anders dan een paar minuten geleden.

We slepen ons in het hete trappenhuis omhoog richting het dek van het schip. We zijn op zoek naar de zesde verdieping waar we twee loungestoelen hebben gereserveerd. We kunnen echter de zesde verdieping niet vinden. We vinden alleen maar oneven verdiepingen en sjouwen ons het leplazer in de hitte. Uiteindelijk – na een paar keer navragen – vinden we de verborgen lounge met stoelen. Ik had gedacht dat we buiten op het dek zouden zitten, maar het is een koele airconditioned ruimte met grote verstelbare stoelen. Frans had het overdreven gevonden om stoelen te reserveren voor de overtocht en had me ermee geplaagd, maar nu zijn we zijn heel blij met onze stoelen, want buiten op het dek is het verschroeiend warm in de zon en er is lang niet voor iedereen een zitplaats aan boord. Ik voel me naar van de hitte, Frans maakt op het herentoilet (het damestoilet heeft geen water) mijn buf nat en die doe ik om mijn nek. Al snel is mijn t-shirt doorweekt. Het ziet er natuurlijk niet charmant uit, maar ik koel er heerlijk van af. We zitten de hele boottocht in ons eigen coconnetje wat te dutten en te lezen. De zee is kalm. Hoewel we anderhalf uur later dan gepland zijn vertrokken, komen we maar een half uur later dan de verwachte aankomsttijd aan. Rond zeven uur arriveren we in de haven van Bastia.

Opeen gepropt tussen de andere de passagiers staan we in de hete trapgangen met onze mondmaskers te wachten tot we het schip kunnen verlaten. We wurmen ons via de passagierskant in de auto en wachten gelaten af tot de schuine plaat wordt neergelaten en we uit de afgesloten ruimte worden bevrijd. De eerste twee auto’s moeten achteruit de schuine plaat omhoog rijden, daarna zijn wij aan de beurt om omhoog te rijden. Weer is er enige verwarring over de aanwijzingen, maar we trekken ons er niets van aan en verlaten opgelucht het schip. Welkom op Corsica.

We rijden langs een promenade met grote palmbomen waar mensen aan het joggen zijn, we zien rode, paarse, witte en roze bloeiende struiken. Het ruikt kruidig. Frans heeft op de boot een Air B&B geboekt, zodat we niet op zoek hoeven naar een camping. Het is al rond acht uur als we aankomen bij ‘Chez Melissa’, slechts tien minuten rijden van de haven van Bastia.
Als we aankomen lijkt alles verlaten. We bellen Melissa, die in het Frans begint te ratelen en zich verontschuldigt als we haar vragen of ze iets langzamer kan spreken, omdat ons Frans nog niet zo goed is. We kunnen de auto op het terrein achter de poort parkeren, het huis inlopen, de trap opgaan en dan de kamer met de naam ‘Embalunga’ nemen. Het huis is open. Verrast en opgewonden lopen we het huis binnen, kamer Embalunga heeft een balkon met uitzicht op zee. Ook vanuit ons bed kunnen we de blauwe oceaan zien liggen. We nemen een drankje op ons terrasje en proosten op een goed verblijf en mooie ervaringen op Corsica. Dan wandelen we naar een in de buurt gelegen pizzeria waar de eigenaar ambachtelijke pizza’s voor ons bereidt met Corsicaanse ingrediënten.
We merken dat de Corsicanen trots zijn op hun eiland, dat ze liefkozend ‘Corse’ noemen en goedkeurend knikken als we voor producten kiezen die typisch Corsicaans zijn. Frans heeft bijvoorbeeld een pizza met ‘Lungions’, een soort worst die op Corsica wordt gemaakt. De vrouw van de pizzabakker steekt haar duim op om te laten weten dat het een goede keuze is.
Het symbool van Corsica is een stoer, zwart mannenhoofd met een bandana om. Het lijkt een beetje een zeerover en wordt het Morenhoofd genoemd. Je komt het overal in het straatbeeld tegen. Het Morenhoofd staat op de vlag van Corsica en is geïntroduceerd door Paoli, de president van Corsica toen het eiland in het midden van de achttiende eeuw de eerste onafhankelijke, democratische republiek van Europa werd.  

Terwijl we onze pizza’s opeten, komt de vrouw een praatje met ons maken. Frans vertelt dat hij graag wil paragliden op Corsica en de vrouw vertelt enthousiast dat ze nog een bon heeft liggen voor een tandemvlucht maar niet de lucht in durft en ze wil de bon graag aan Frans schenken. Het duurt even voor we haar duidelijk hebben gemaakt dat Frans zelf wil vliegen en dat we haar aanbod heel lief vinden, maar dat ze er beter iemand anders gelukkig mee kan maken.
We kopen nog een bakje ijs met de smaak limoncello (de vrouw knikt weer goedkeurend en zegt ‘special de Corse’), en lopen dan terug naar onze kamer met uitzicht op zee.

1 reactie

  1. Het water liep me in de mobd toe jullie volgens mij op dag42 olijven en perziken en kaasjes kochten. Ik krijg er spontaan trek in. En mooi dat kaarsje voor Hans. En ook herkaanbaar en goed omschreven dat verschil tussen Italië en Kroatië. Het is wel zo ja. Mooi weer om te lezen. Veel plezier verder nog en tot heel gauw nu.

Geef een reactie