Half rondje Nederland

Dit voorjaar zou ik twee weken met Margo de Groene Weg naar de Middellandse zee gaan fietsen, maar door corona moesten we onze plannen wijzigen. Het is een half rondje door Nederland geworden via diverse langeafstandsroutes (LF-routes) door de provincies Noord-Brabant, Zeeland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland. Graag breng ik je via dit blog op de hoogte van onze avonturen door storm en regen, waarbij we op wonderbaarlijke wijze altijd de juiste voorzieningen op het juiste moment tegenkwamen. Ons motto was dan ook: alles komt goed!


Dag 1 – Om de buien heen fietsen
(Eindhoven  –  Alphen-Chaam – 50 km)

Frans bracht ons met het campertje naar Eindhoven. In een park vlak bij het centraal station laadden we onze fietsen van de fietsendrager en hingen onze fietstassen aan de fiets. Aan mijn voorwiel had ik mijn twee oude, lekke fietstassen waarin ik mijn toiletspullen en alle etenswaren had gestouwd. Achterop zaten mijn twee nieuwe felblauwe 100% waterdichte fietstassen met daarin mijn kleding,  daartussen had ik een knalrode bagagezak met daarin mijn schattige Hubba Hubba lichtgewicht tent, slaapmatje, superdunne slaapzak en mijn luxe uitspatting: een opklapbaar stoeltje om de avond op door te brengen, bevestigd met een net met haken.
De dagen daarvoor was onze woonkamer veranderd in een soort buitensportzaak en lagen overal schoenen, kledingstukken, briefjes, kampeerartikelen, voedsel en bidons verspreid door de ruimte. Mijn nieuwe tentje had ik opgezet in de tuin en samen met Frans een nachtje uitgeprobeerd. Halverwege de nacht waren we door de tuin terug naar onze slaapkamer geslopen, ik had een stijve nek en Frans had last gekregen van zijn rug. Niettemin hadden we een gezellige tijd doorgebracht in de tent, giechelend als twee verliefde tieners hadden we tegen elkaar aangelegen in de te krappe ruimte.
Ik had geprobeerd het gewicht zo goed mogelijk over de fietstassen te verdelen. De achtertassen  waren allebei zo’n vier kilo, de voortassen allebei drie en dan nog zo’n vier kilo voor de bagagezak. Alles bij elkaar een ruime achttien kilo. Ik had me dan ook beperkt tot het strikt noodzakelijke, want ik wist dat ik door mijn operatie had ingeboet op kracht en conditie en elke kilo meer zou mijn tocht alleen maar zwaarder maken.
Ik had heel veel zin in de tocht, maar zag er ook een beetje tegenop. De weersvoorspellingen waren ronduit slecht en ik was een beetje bang dat ik het fysiek niet zou trekken. Maar het enthousiasme van Margo werkte aanstekelijk.
We zwaaiden Frans uit en gingen op zoek naar de bordjes met LF-13 Schelde-Rheinroute. De eerste meters had ik moeite de zware fiets in beweging te krijgen, het stuur trilde en slingerde een beetje door het gewicht. Na een paar honderd meter dook ik de bosjes van het stadspark in voor een sanitaire stop. Opgelucht fietste ik verder.
Via Best reden we over een fietspad langs een kanaal richting Oirschot. Donkere wolken pakten zich samen en al snel plensde de regen in mijn gezicht. We schuilden onder een viaduct tot de ergste regen voorbij was. Toen de lucht geklaard was reden we verder langs het kanaal. Via een slingerende houten brug fietsen we Oirschot binnen, een gezellig Brabants plaatsje waar we op een terrasje wat warms te drinken namen en ons door de vrolijke ober lieten overhalen tot zelfgemaakte monchoutaart. We vervolgden onze tocht via Hilvarenbeek richting Tilburg en Breda. Toen er weer een wolkbreuk dreigde vonden we wederom een viaduct om te schuilen. We benutten de tijd goed door twee crackers met kaas te verorberen. Tot nu toe hadden we de buien aardig weten op te vangen. Margo zei: we fietsen gewoon om de buien heen vandaag. Maar rond een uur of vier zagen we de lucht opnieuw donker worden, op de weer-app zagen we dat er onweer op komst was. We zochten onze toevlucht onder een overkapping van een gesloten winkel. Margo dook nog even snel de supermarkt binnen. Ik stond buiten te klooien met de ritsen van mijn nieuwe regenbroek. De zippers waren losgeraakt van de rits en ik kreeg ze er met geen mogelijkheid meer aan. Margo met haar pragmatische inslag lukte het gelukkig wel de ritsen te repareren. We zochten op goed geluk een camping uit met een trekkershut en hoopten maar dat deze vrij zou zijn. De laatste kilometers fietsten we door de regen.
De receptie was gesloten. Ik drukte op de intercom en een stem vertelde dat er iemand zou komen. We wachten tien minuten. Nogmaals op de intercom gedrukt. Geen reactie. Ineens stapten een man en een vrouw uit een auto en liepen steunend en kreunend onze kant op. Ze openden de receptie en vertelden dat ze net boodschappen aan het doen waren, toen ze werden opgeroepen om de receptie te openen. Het was erg verwarrend. Het leek alsof ze geen idee hadden wat ze moesten doen. Tijdens de registratie liep de computer vast en moesten we alles opnieuw invoeren. Het duurde eindeloos. Op ons voorstel om contant te betalen en de registratie te laten zitten gingen ze niet in.
Gelukkig kregen we een prima trekkershut met bedden, kooktoestel en picknick bank. We hingen onze kleding te drogen en kookten ons potje aan de picknick tafel, want het was inmiddels droog.
We hadden zo verlekkerd zitten kijken naar de kip op de BBQ van onze buren, dat ze ons een paar kippenboutjes aanboden, die we dankbaar verorberden bij ons mini glaasje wijn en groenteprutje. We besloten de dag met een spelletje Punto.

Dag 2 – Brabantse bossen en landerijen
(Alpen-Chaam – Bergen op Zoom  – 63 km)

We vertrekken met lichte regen. Mijn nieuwe regenpak doet goede diensten. We fietsen door bosrijk gebied en ploegen over mulle zandpaden, de vogeltjes fluiten hun hoogste lied, de regen tikt tegen mijn gezicht, ik snuif de geur van het bos op, het groen van de prille bladeren is zo fel dat het bijna pijn doet aan mijn ogen. Ik geniet. Het is een prachtig stukje en voor mij onbekend Nederland.
Hele stukken fietsen we door het bos. Mijn ketting kraakt en piept door al het zand. Het is zwaar fietsen, maar de moeite waard.

We stoppen voor de lunch bij ‘t Proathuis’, een houten, overdekte picknickplaats waar we lunchen met crackers besmeerd met la vach qui ri. Het regent nog steeds, dus we zijn blij met dit kleine toevluchtsoord waar we even droog kunnen zitten.

Ineens is het landschap veranderd in een vlak gestreken gebied met grote landerijen. Vruchtbare akkergrond met vers geploegde lappen donkere aarde, aspergeteelt, uien, aardbeien. De regen wordt minder en de wind steekt op. Een felle wind blaast in mijn gezicht en doet mijn snelheid terugzakken. Ik leg mijn armen op het stuur, zoals ik vroeger als scholier ook wel fietste als ik moe was en toch thuis moest zien te komen. Langzaam kom ik in een cadans die goed vol te houden is. We fietsen door een puntje van België. De Belgen zijn galant in het verkeer en laten ons bij oversteekpunten netjes voor gaan. Uit een automaat bij een boerderij trekken we een bakje zoetgeurende aardbeien. We passeren het plaatsje Wouwse Plantage. Dit gebied van grote landerijen en rijke landbouwgrond is de streek waar mijn vaders familie zijn wortels heeft. Ik realiseer me dat ik er eigenlijk nog nooit geweest ben.
We vinden een camping net onder Bergen op Zoom bij het gehuchtje Heimolen. Gezien de vele regen die we hebben gehad willen we graag een trekkershut, maar de enige trekkershut op het terrein is net vergeven. We komen terecht op een trekkersveldje samen met een aantal andere fietsers. We zoeken een enigszins beschut en vlak plekje uit en zetten ons tentje op. Voor mij is het de eerste keer dat ik de tent onderweg op zet en het kost me beduidend meer tijd dan fietsroutinier Margo, die ondertussen het eten al klaar heeft. Een vullende salade met gekookte eieren en croutons, een tomatensoepje afgemaakt met verse tomaat en stokbrood met kaas. Een drie gangenmenu inclusief miniglaasje rode wijn.
Er zijn heerlijk warme douches en kluisjes waar je veilig je telefoon kan opladen. Mijn eerste nachtje in de tent is nog wennen, ik glijd telkens van mijn smalle matje en krijg dan een stijve rug van de optrekkende kou. Ook worstel ik met de lakenzak die als een wokkel om me heen gedraaid zit.

Dag 3 – Tegenwind
(Bergen op Zoom – ’s Gravenpolder – 55 km)

Het is droog als we de tent opbreken, maar de buitentent is nat en ik besluit deze los onder het bagagenet te proppen in de hoop dat het droogt tijdens de fietstocht. In ieder geval wordt zo de rest van de slaapspullen niet nat. Na een ontbijt met kwark, verse aardbeien en muesli vertrekken we richting Zeeland, maar eerst spuiten we bij de camperplaats onze fietsen schoon die helemaal onder het zand en de modder zitten. Het lijkt wel of gemountainbiked hebben.
Rondom Bergen op Zoom is het heuvelachtig en bosrijk. Langzaam wordt het landschap kaler en vlakker als we richting de grens tussen Brabant en Zeeland komen. De sfeer is anders in Zeeland. Het is er leeg en kaal. De weinige dorpjes die er zijn hebben geen voorzieningen. Geen bakker, geen gezellig terrasje. De vrouwen lopen hier allemaal in een rok. We missen de Brabantse gezelligheid.
We hebben uitzicht op het Antwerpse havengebied met grote opslagtanks en walmende pijpen van chemieconcerns. Zeecontainerschepen varen naast ons op de Westerschelde. De westenwind is straf en blaast pal in ons gezicht. De grasdijk met schapen en lammeren strekt zich eindeloos voor ons uit. De geur van zoete meidoorn en koolzaad vermengt zich met de lucht van pittige ui en de zilte zee. Af en toe staat er ergens een verlaten boerderij, die wat afwisseling in het landschap brengt.
We ploeteren voort tegen de wind in. Om iets minder wind te vangen fietsen we onder langs de dijk in plaats van erover heen. Het nadeel is dat we geen zicht hebben op de zee en aankijken tegen de grasdijk met schapen die ons gedag lijken te zeggen met hun geblaat.

We hebben honger en gaan in het dorpje Waarde op zoek naar eten. We fietsen een rondje om de kerk, maar nergens een spoor van een winkeltje. Het is met fietsen de kunst om net genoeg eten mee te nemen dat je een basisvoorraad hebt; teveel eten past niet in de fietstas en zorgt voor onnodig veel gewicht, te weinig eten kan ervoor zorgen dat je met een lege maag verder moet, omdat je niets kunt vinden. Ons motto ‘alles komt goed!’ komt ook deze keer weer uit. We treffen een fruitkraam die net aan het opbreken is. We kopen een tomaat, kersen, een peer en een appel. Op een bankje in de zon met uitzicht op het water, dat zich langzaam terugtrekt waardoor de zanderige bodem tevoorschijn komt, eten we crackers met tomaat, mueslireepjes en fruit. Er komt een man met een lelijk Zeeuws accent naast ons zitten. Hij is verlegen om een praatje. Hij vertelt dat de corona in dit gebied hoger is dan het landelijk gemiddelde. De mensen kruipen hier bijeen in de kerk en vertrouwen op de Heer. Hij heeft zelf niet zo’n vertrouwen in Gods hand, heeft al verschillende mensen zien sterven aan het virus. Hij behoort tot de schamele vijf procent van de bevolking op Zuid-Beveland die zich laat inenten tegen corona.

Na onze fruitlunch vervolgen we onze tocht tegen de wind in. We fietsen inmiddels over een dijkje met uitzicht op het water en de vele vogels die hier op het drooggevallen wad hun voedsel bijeen pikken. We passeren Kruiningen en bij Hansweert steken we via een brug het sluizencomplex over het Zuid-Bevelands kanaal over. We staan een tijdje te kijken naar de schepen die in de sluis liggen. Ineens horen we iets omroepen waarbij het woord dames valt, de rest kunnen we niet verstaan. Maar als er ook een belsignaal klinkt, begrijpen we dat we ons snel uit de voeten moeten maken, omdat de sluisdeuren waar we op staan binnen afzienbare tijd omhoog zullen gaan.

Als we het smalle deel van het eiland gepasseerd zijn fietsen we meer het binnenland in. Langs kleine bosschages, rietvelden en plassen. Net onder Goes bij het dorpje ’s Gravenpolder vinden we een prachtige natuurcamping. Het toiletgebouw ligt verscholen onder de grond en er is een mooie binnenplaats met een rond houten dak waar je lekker kan zitten mocht het slecht weer zijn. Maar vanmiddag is de zon gaan schijnen en we hebben allebei ons gezicht verbrand. We gloeien als rode kooltjes in het vuur. Mijn handen zijn ook verbrand en laten een scherpe grens zien met mijn witte polslijn.
De plekken op deze camping zijn zeer royaal. We trekken onze lange broeken uit en laven onze witte benen aan de zon. We hebben de tijd om lekker rustig aan te doen. We zitten in de zon en drinken eerst een kopje thee met wat lekkers. Dat hebben we wel verdiend na zo’n lange dag tegen de wind in fietsen. Ondertussen krijgen we allemaal appjes van vrienden en familie die meer landinwaarts in de regen zitten en enigszins medelijden met ons hebben.
We grijpen deze kortstondige zonnige periode aan om onze fietsbroeken te wassen en te drogen te hangen in de wind. De uitgeknepen zemen blijven lang vochtig, maar we vinden een droogrek en hangen de was te drogen in het warme toiletgebouw.
Vanavond kook ik voor de afwisseling. Het wordt pasta met spinazie á la boursin, champignons en kaasflakes. Ik heb altijd moeite om iets te bedenken voor het eten. Ben daar niet zo creatief in. Vaak vergeet ik het zelfs helemaal en komt pas het besef dat ik iets te eten moet regelen als mijn maag knort. Margo daarentegen zit boordevol ideeën wat betreft het samenstellen van smakelijke, voedzame maaltijden. Ze duikt even de supermarkt in en hop daar is ze weer met een gevuld rugzakje met lekkernijen. Ik ben telkens weer verrast door wat ze heeft meegenomen. De ene keer bananenpannenkoekjes, dan weer griekse yohurt met honing, ingrediënten waarmee ze een maaltijd salade tevoorschijn tovert inclusief geroosterde pijnboompitjes en nog veel meer. En dat allemaal op ons één pits gasbrandertje.
We liggen vroeg in ons tentje, want na het zakken van de zon wordt het ijzig koud. Voor morgen is er weer regen voorspeld.

Dag 4 – De Zeeuwse kust
(’s Gravenpolder – Vebenabos  – 56 km)

Het is zwaar bewolkt maar droog als we wakker worden. We pakken snel onze tent in en lopen naar de binnenplaats om te ontbijten. Dan merkt Margo dat haar voorband leeg is. Terwijl ik het ontbijt maak en de fietsbroeken van het wasrek haal, plakt Margo de band van haar fiets. Het is handig dat we een wasbak met water bij de hand hebben, want het is een klein lekje dat lastig te vinden is.
Bij het dorpje Nisse ontdekken we bij de kerk een piepklein terrasje. Het wordt thee, cappuccino en verse worteltaart. Nisse is een leuk dorpje met huizen van felrood gemêleerde bakstenen met typisch Zeeuwse gevelstijl en donkergekleurde vensters. We fietsen door Zeeuwse polders en hoge graslanden met bloeiende meidoornhagen die hoog opgeschoten langs de weg staan om ons te beschutten tegen de wind.
Rond een uur of twee zijn we in Middelburg, bekend terrein voor Margo, waar we op een terrasje met uitzicht op het Middeleeuwse gemeentehuis een tosti verorberen. Vanuit Middelburg is het niet ver meer naar Vlissingen. Margo krijgt vleugels en fietst blij rond in haar korte broek. Ik houd stug al mijn kleding aan. We stappen over van de LF 13, die hier eindigt, op de Kustroute. Een route die ook met bordjes is aangegeven.


In hartje Vlissingen stoppen we bij een supermarkt. Margo attendeert me op een louche type met capuchon die verdacht tegen een grote pilaar aan leunt, precies zo dat ik hem niet kan zien. Ik bewaak de fietsen, terwijl Margo de boodschappen doet. De louche figuur verdwijnt snel als ik mijn blik strak op hem gericht houd.
Ik vind Vlissingen echt een mooie stad. Stijlvolle huizen aan het water, overal bootjes, kinderkopjes, uitkijkpunten en natuurlijk het strand dat zich geel voor ons uitstrekt. Enorme schepen die vlak langs de kust varen. We genieten even van de zee en fietsen dan weer verder. Iets voorbij Vlissingen bij Vebenabos vinden we een boerenminicamping. We hebben het veld bijna voor ons alleen, er staat nog één caravan. We planten onze tentjes aan de rand van struiken in de late middagzon. Snel de korte broeken aan en genieten van deze schaarse zonnige momenten. We eten een maaltijdsalade met gerookte kip, pistache noten en gekookt ei. Na het eten wordt het snel fris.
Om warm te worden lopen we naar zee. Op een duin kijken we naar de passerende schepen en de zon die langzaam in de zee zakt. Het belooft met zo’n vijf graden een bitter koude nacht te worden. Ik trek alle kleren aan die ik zo ongeveer bij me heb en lig nog te rillen. Had ik toch maar voor die iets dikkere slaapzak gekozen.

Dag 5 – Piraat in de duinen
(Vebenabos – Scharendijke – 65 km)

Mijn oog was gisteren al wat geïrriteerd door de wind en de kou, vandaag is het dik en rood als ik opsta. Het traant voortdurend en daardoor kan ik het nauwelijks open houden. Ik zie wazig en dat is erg vermoeiend. Ik besluit het oog af te blokken door mijn zwarte mondkapje er overheen te trekken. Ik zet het mondkapje vast met speldjes. Ik voel me net een piraat met één oog. Margo fietst met haar knal oranje jasje als een baken voor me uit. Ik focus me op het oranje voor me. Ik zie echt slecht. Een  deel van mijn gezichtsveld is verdwenen. En dat net nu we door een prachtig duinlandschap fietsen.
Bij Domburg fietsen we door een bosgebied. Ik voel me onzeker op de fiets, omdat ik de hoogteverschillen en bobbels op het fietspad niet zie. In Domburg hebben we een lekkere pauze bij een koffietentje waar ik verse Verveine thee neem. We kopen een aantal toeristische kaartjes van het strand, de duinen met fietsen en een zeehond en sturen die naar het thuisfront.

Het mondkapje gaat weg en ik doe eerst mijn zonnebril op en plaats daar schuin overheen mijn buf tegen de wind. De kustroute is echt prachtig voor wat ik ervan kan zien.
Zoals gehoopt toen we onze route planden, is de wind zuidwest en blaast pal in onze rug. We vliegen dan ook over de Oosterscheldekering langs Neeltje Jans en de Roggeplaat naar het volgende Zeeuwse eiland. De tocht gaat verder door het natuurgebied van Westenschouwen waar Margo haar befaamde eiersalade maakt door gekookte eieren met mayonaise en wat peper en zout fijn te knijpen in een plastic zakje.


Mijn darmen vertellen mij al een tijdje dat ik naar het toilet moet. Ik negeer dit signaal zo goed als mogelijk, want er is nergens gelegenheid. Uit het niets duikt een wit huisje op. Is het wat ik denk? Ja, het is een openbaar toilet en er is nog toiletpapier ook. Wonderlijk hoe we telkens op onze tocht precies tegen komen wat we nodig hebben.
We komen in wat toeristischer gebied met plaatsen als Burg-Haamstede en Renesse. De campings zijn hier groot en lux. Margo wil nog wel doorfietsen naar het volgende eiland, maar ik heb de knollen op. Het is vermoeiend om de hele dag wazig te zien en met één oog de wereld te aanschouwen. Bovendien is er storm op komst en zoeken we een windvrij onderkomen voor de nacht, wat nog wel eens lastig kan worden omdat het Pinksterweekend is. Terwijl ik buiten op een stoel moedeloos mijn hoofd in mijn handen laat zakken, zie ik een beetje viezige man in zijn kantoor draaiend op zijn bureaustoel bellen. Hij blijft wel tien minuten aan de lijn. Plotsklaps komt Margo opgetogen met de man naar buiten. ‘Het is geregeld’, zegt ze. We lopen naar een gebouw, de man opent met een sleutel de deur voor ons en zegt: ‘zet de fietsen ook maar gewoon binnen hoor’. Voor ons ligt een grote ruimte met een achttal tafels en stoelen er omheen. Het is de kantine en wij mogen vannacht in deze ruimte onze matjes neerleggen. De viezige man zegt nog, dat het wel wat vies is, want er is lang niet schoongemaakt en overhandigt ons de sleutel. ‘Fijn dat ik jullie blij heb kunnen maken’, zegt hij en Margo stopt hem vijfentwintig euro in de hand. Binnen maken we een kleine vreugdedans. We hebben een overnachtingsplek gevonden waar we stormproof de nacht kunnen doorbrengen. Margo vertelt dat de man alles in de omgeving had afgebeld om onderdak voor ons te regelen, maar alles had vol gezeten. Toen had hij gezegd dat we als we vannacht moesten schuilen, we wel in de kantine mochten gaan liggen. ‘Mogen we ook direct in de kantine gaan liggen?’, had Margo ad rem gevraagd en zo was het gekomen. We konden via een verbindingsdeur zelfs binnendoor naar de douches en de toiletten. We hingen de natte tenten te drogen, maakten een lekkere maaltijd en zaten met een slaapzak over ons heen te kletsen, want het was koud in de kantine. We legden onze matjes op het grondzeil en installeerden ons voor de nacht.
De wind loeide, de regen ramde op het dak, maar wij lagen lekker droog en beschut.

 

Dag 6 – Relaxen
(Scharendijke – Oostvoorne  – 44 km)

Margo vond mijn oog er beter uitzien. Ik vond dat niet. Mijn oog deed zeer en ik maakte me zorgen. Margo maakte twee foto’s van mijn oog en die zond ik voor advies naar mijn huisarts, die schreef een recept voor een antibioticazalfje voor dat ik tegen de middag op kon halen bij een apotheek in Rockanje. Top geregeld. Gerustgesteld klom ik weer op de fiets. Het idee dat er iets aan mijn oog gedaan kon worden, zorgde er direct voor dat ik minder last had van de klachten.
Overal lagen afgewaaide takken en bladeren op de weg. Het stormde nog steeds. Als de wind schuin stond werd ik zomaar tien centimeter opzij gezet. Het was koud, nat en winderig. Maar we hadden de wind in de rug. Met windkracht zeven bliezen we over de Brouwersdam naar Goeree-Overflakkee. Het waaide zo hard dat ik niet eens hoefde te trappen. Af en toe blies de wind me zo hard voorwaarts dat ik het zelfs een beetje eng vond. In het leuke plaatsje Goedereede pauzeerden we op een terras met een kop thee en cappuccino. Het vriendelijke meisje dat ons bediende adviseerde ons de Maasvlakte te vermijden, omdat het daar erg vlak is en de wind er vrij spel heeft. Bovendien was het onzeker of het pontje dat ons van de Maasvlakte naar Hoek van Holland zou brengen in de vaart was met dit onstuimige weer.
Eveneens met de wind in de rug passeerden we de Haringvlietdam en kwamen aan op Voorne-Putten waar we in Rockanje op zoek gingen naar de apotheek en mijn antibioticazalfje ophaalden.
Toen was het eindelijk tijd voor een visje. De hele vakantie had ik daar al naar uitgekeken. Op het gezellige marktplein scoorden we een groot portie kibbeling met ravigotte saus. Hier leerden we dat we al lang Zeeland uit waren en dat we ons in Zuid-Holland bevonden.
Aangekomen in Oostvoorne moesten we een beslissing nemen over de route die we gingen volgen. We stopten bij een uitzichttoren en klommen omhoog. We keken uit over zee en de duinen. De Maasvlakte op, gokken dat het pontje zou gaan en de route langs de kust vervolgen of afbuigen en overstappen op de Maasroute? Een keiharde windvlaag blies ons bijna omver. Het was duidelijk. Die Maasvlakte moesten we niet doen. Te gevaarlijk met die harde windstoten. Vanaf nu gingen we de Maasroute volgen. We bogen af en kregen de wind van opzij. Het was hard werken. Margo had een hele leuke overnachtingsplek gezien op internet die ons lonkte. Het was nog wel een beetje vroeg, maar we hadden een relaxte middag wel verdiend vonden we.
Helaas was alles vol geboekt voor het Pinksterweekend. Toch kwam er weer een oplossing. Er was een blokhut die pas de volgende dag verhuurd was, maar al wel helemaal in orde gebracht voor de nieuwe bewoners. Wij mochten er slapen als we onze matjes op de grond legden en alles pico bello achter zouden laten. Dat lieten we ons geen twee keer zeggen.
Wat hadden we weer een mooi plekje gevonden. Eerst dronken we een kopje thee op de veranda, maar al snel gingen we naar binnen, want het was te fris om buiten te zitten, ook al scheen er een waterig zonnetje. Ik ontfermde me over de was, die we te drogen hingen aan een rek op de veranda. Al snel zagen we onze fietsbroeken in de heg bij de buren hangen en misten we een paar sokken.
We maakten dankbaar gebruik van de cateringservice en bestelden een maaltijd bij het eetcafé van de camping. Zalm, frites en salade. Jammie. Bij de thee nog een Zeeuwse bolus. Het werd een latertje voor ons, we bleven lang kletsen en speelden een paar spelletjes Punto.

 

Dag 7 – Regen, regen, regen
(Oostvoorne – ’s Gravendeel – 66 km)

In de spetterende regen met onze capuchon op hebben we moeite de Maasroute te vinden. Na een half uurtje fietsen zijn we weer bij ons startpunt van de dag. We hebben blijkbaar ongemerkt een rondje gefietst. Een bonustrack voor extra kilometers zo grappen we.
Eenmaal op de route hebben we aan onze linkerkant uitzicht op petrochemische industrie van de Maasvlakte. Het oogt bijzonder lelijk en we zijn blij dat we daar niet tussendoor hoeven te fietsen. Het hoogtepunt van de dag is Spijkenisse. Echt een plaats die je niet wilt missen…. We maken nog een extra rondje alvorens we de brug over de Oude Maas pakken naar Hoogvliet Rotterdam.

We fietsen al uren door de regen en we zijn dringend toe aan een leuke pauzeplek. Niet veel later ontdek ik een donker houten gebouw. Ik stop en rijd er naar toe, Margo heeft er niet veel vertrouwen in, maar ik ga toch even kijken of het open is. ‘Alles komt goed’, zeg ik tegen Margo, ‘follow mee.’ Met lichte tegenzin komt Margo met haar fiets achter me aan. Aan de achterkant van het gebouw is een overdekte veranda met terrasverwarmers, dekentjes en zitbanken met zachte kussens. We pellen onze natte kleding uit en hangen die over een stoel te drogen. We nestelen ons onder de heater in een fleecedeken en bestellen tomatensoep en een broodje kroket. Het smaakt hemels. Als we zijn opgedroogd en opgewarmd bezoeken we nog even het toilet en dan trekken we onze natte kledder weer aan. In loop van de middag wordt het zowaar droog. Met een pontje steken we bij Zwijndrecht de Oude Maas weer over naar Puttershoek, vandaar uit gaan we naar ’s Gravendeel.
Net voor sluitingstijd bezoeken we een bijna lege bakkerij. Er is nog boterkoek en er zijn nog Zeeuwse moppen. Het brood is allemaal op. De vriendelijke dame die ons helpt vraagt waar we overnachten. Ze weet namelijk nog wel een passende plek voor ons. Ze verdwijnt naar achteren en we vragen ons af wat ze allemaal aan het doen is. Blijkt dat ze een routebeschrijving voor ons heeft uitgeprint naar Camping Polderland. Als ze uitlegt hoe we er moeten komen, lijkt het een heel eind de verkeerde kant op, maar uiteindelijk is het nog maar iets van drie kilometer. In het centrum van ’s Gravendeel doen we inkopen voor de avondmaaltijd en het ontbijt. Ik bel naar de camping met de vraag of ze twee fietsende dames een warm en comfortabel onderdak kunnen bieden. Dat blijkt geen probleem. ‘Kom maar deze kant op, ik heb verschillende opties voor jullie’, antwoord de campingeigenaar. Als we op de camping arriveren doen we hem de groeten van Jeanette van de bakkerij, die ons zo spontaan de camping heeft aanbevolen. De eigenaar neemt ons mee naar een fantastisch huisje met verwarming, eigen keuken en douche en toilet en twee slaapkamers. En dat alles voor de prijs van veertig euro. We trekken onze natte schoenen en sokken uit en laten onze weke, bleke voeten drogen in de buitenlucht.
We zetten de thermosstaat op twintig graden en hangen al onze natte spullen op de verwarming. Zelf ontploffen we bijna van de hitte en lopen met een rood hoofd door ons huisje. Zoveel aangename warmte zijn we niet meer gewend. We hebben trek en slaan een stuk boterkoek en een flink aantal Zeeuwse moppen achterover totdat ik misselijk ben en de restjes wegspoel met een warme mok thee. Het diner bestaat vandaag uit een broodje hamburger met salade en een broodje broccoliburger.
Maar eerst regel ik mijn coronavaccinaties. Frans had me geappt dat ik een oproep had gekregen. Het lukte niet om via internet een afspraak te maken, maar telefonisch lukte dat wel. Ik kon niet in Doetinchem terecht waar Margo de prikstraat bemant. Ik had het leuk gevonden om door haar geprikt te worden, maar het is Lichtenvoorde geworden. Op 31 mei de eerste prik met Pfizer of Moderna en op 5 juli de tweede vaccinatie.
’s Nachts lig ik in een heerlijk zacht tweepersoonsbed, voor het eerst deze vakantie zonder extra kledinglagen en zonder pijn aan mijn heup.

Dag 8 – Bezoek
(’s Gravendeel – Rumpt – 79 km)

Uitgerust word ik wakker. We zijn vroeger dan anders en zitten al snel op de fiets. Het is lekker fietsweer vandaag. Op de vroege Pinkersterochtend fietsen we door het centrum van een verlaten Dordrecht. Een leuke havenstad met oude houten boten, slingerende grachten, kleurige huizen en gezellige pleinen met grote bloeiende kastanje bomen. Daarna koersen we richting de Biesbosch met zijn vele water- en weidevogels. Met een pont steken we de Nieuwe Merwede over en komen dan in het echte waterland uit. Stil genieten. Net op tijd kom ik erachter dat het pontje over het Steurgat is gestremd. We kijken op de navigatie-app van Margo en kiezen een alternatieve route die ons naar Werkendam brengt. Via Sleeuwijk en Hoekeinde bereiken we Woudrichem waar we de pont pakken naar Gorinchem waar op een terrasje bezoek op ons wacht.
Onze mannen, Hans en Frans, zijn ons met een bezoek komen vereren. Ze hebben warm thermo-ondergoed voor ons meegenomen om de koude nachten iets te verzachten en nemen vuile was en t-shirts voor mooi weer mee terug naar huis. Hans heeft ook de nieuwe slippers voor Margo mee genomen, waar ze erg blij mee is.
We hebben vandaag stevig doorgefietst om de afgesproken tijd te halen, we zijn slechts tien minuten te laat en hebben er voor de lunch al vijftig kilometer opzitten. We vinden een fijne lunchplek waar we de mannen onze verhalen vertellen en uitgebreid bijpraten, terwijl we een stevige lunch verorberen. Rond een uur of drie stappen we uitgezwaaid door Hans en Frans weer op de fiets. We stappen over van de Maasroute op de LF9, die loopt tussen Bad Nieuwe Schans in Groningen en Breda. Aan de overkant van de Merwede zien we slot Loevestein liggen. We fietsen door de West Betuwe en volgen het riviertje de Linge over een dijkje dat ons slingerend naar Kedichem, Vogelswerf en Leerdam brengt. Dit gebied ken ik van eerdere fietstochten op mijn racefiets. Vooral in het voorjaar als de appelbomen in bloei staan is het hier prachtig. Via fort Asperen, gaan we naar Acquoy, Gellicum en tenslotte naar camping de Pit in Rumpt.
Op een vers gemaaid grasveldje onder de appelbomen slaan we onze tentjes op. Het toiletgebouw heeft vloerverwarming en mocht het vannacht weer heel koud worden dan neem ik me voor het matje in één van de douches te leggen. Er is een kapschuur waar we onze fietsen droog kunnen neerzetten en waar we aan een tafel onze maaltijd bereiden. Een zak droogvoer waar we alleen wat warm water bij hoeven te doen. We mengen het met een beetje extra rijst. Het is nasi met cashewnoten en het smaakt prima. We besluiten de maaltijd met een kop thee en boterkoek. Daarna doen we nog een spelletje Punto.
In de douche grapt Margo: ‘vannacht doe ik mijn vierentwintiguurs broek weer aan.’ Het belooft wederom een koude nacht te worden en het is inmiddels routine geworden om voor het slapen gaan warm te douchen en ons dan te hullen in alle warme kleding die we bij ons hebben. We hebben eigenlijk al dagenlang dag en nacht dezelfde kleding aan. Mijn nachtkledij bestaat uit: warme sokken, een lange thermo-onderbroek met daar overheen een lange wandelbroek, thermoshirt met lange mouwen, fleecejack en donsjas, buf en capuchon.

 

Dag 9 – De stal lonkt
(Rumpt – Arnhem – 77 km)

Op camping de Pit hangen overal gedichtjes van de eigenaresse. In de bomen, op het toilet, in de kapschuur. Ook staan overal boeketjes met vers geplukte bloemen. Het is een camping die met zorg en aandacht wordt gerund. De douches zijn warm en schoon en er hangt ontsmettingsmiddel om je handen te desinfecteren.
We ontbijten met warme pannenkoekjes met banaan en jam. Echt super lekker! De weersvooruitzichten zijn ronduit slecht. De komende dagen blijft het koud en nat. Ik opper dat we in twee dagen thuis kunnen zijn, Margo denkt dat we zelfs vanavond al in ons eigen bed kunnen liggen. Dat lijkt me wat te ver om in één dag te fietsen. Maar ik vind het ook geen aantrekkelijk vooruitzicht om in Arnhem te overnachten. Als ik zo dicht in de buurt van Doetinchem ben ruik ik de stal en wil ik naar huis. De trein lijkt een aantrekkelijk alternatief voor onze laatste etappe naar huis. We zullen zien hoe het gaat lopen. Voorlopig regent het weer als we op de fiets stappen. Ik trek ’s ochtends direct mijn regenpak aan, dat is handig als ik op het natte gras moet zitten bij het inpakken van de tent of op een nat bankje onderweg. De route is mooi en voert ons langs landgoed Mariënwaerdt, fruitstad Geldermalsen, via Buren naar Ravenswaay waar we het pontje naar Wijk bij Duurstede nemen. We zijn inmiddels in de provincie Utrecht aangekomen. Net op tijd vinden we weer een gezellige en warme lunchplek met verwarming, kaarsjes en dekens om op te warmen. We zitten onder een overkapping aan de rand van het water waar de regendruppels in grote bellen uiteen spatten. De aspergesoep smaakt ons goed.
We stappen over van de Lf 9 op de LF 4 die van Den Haag naar Enschede gaat en komen terecht op de Utrechtse Heuvelrug langs statige buitenplaatsen en landgoederen in Amerongen, Rhenen en Wageningen. We fietsen over fietspaden vlak langs de rivier. In Doorwerth hebben we nog een venijnig klimmetje door het bos dat me de adem beneemt en mijn benen laat verzuren.

Margo wil nog wel doorfietsen naar huis, maar ik vind het alternatief met de trein te aantrekkelijk. Die laatste dertig kilometer zullen echt niet lollig zijn en ik vind het jammer onze reis chagrijnig te eindigen. Ik app Frans dat de stal lonkt en ik graag wil mee eten. Hierop biedt mijn held aan ons op te komen halen. We nemen dit aanbod met beide handen aan. Ergens tussen Oosterbeek en Arnhem worden we opgepikt. We zetten Margo af in Nieuw-Wehl waar ze haar jarige dochter gaat verrassen met een onverwacht bezoek. Natuurlijk fietst ze de laatste kilometer naar het huis van haar dochter. Stoer zo’n moeder!

En dan ben ik weer thuis. Het is vreemd om na negen dagen weer binnen te zijn in een warm huis. En om te slapen zonder sokken aan en zonder muts op mijn hoofd. Maar het went ook weer heel snel.

Ik heb genoten van het fietsen, van de groei van mijn conditie, van het buiten zijn, de vele mooie landschappen, de leuke lunchplekjes die we telkens vonden, de blokhutten en campings, de maaltijden die Margo bereidde op haar éénpits kooktoestel, het druppen van de regen op het tentdoek als ik lekker knus in mijn slaapzak lag en natuurlijk van het gezelschap van mijn fietsmaatje Margo.

Wat mij betreft smaakt het naar meer!

Geef een reactie