Lente in Drenthe

‘Welkom op camping Molenzicht’, grapt een goede vliegvriend van Frans, als we ons camperbusje in zijn achtertuin parkeren. De oude molen grenst aan zijn tuin en torent hoog boven ons uit. Liggend op bed zie ik de enorme wieken, die vanavond gelukkig stil staan.
We maken kennis met zijn vrouw en wandelen dan met zijn viertjes het centrum van Coevorden in waar we druk kletsend en etend de avond doorbrengen in een Japans restaurant. Het is super gezellig en de tijd vliegt voorbij.
De volgende ochtend heeft de gastvrouw een heerlijk ontbijt voor ons gemaakt. We genieten van warme broodjes en verse jus alvorens we naar Borger rijden waar Frans aan de slag gaat bij een klant van hem.
Ik heb de dag voor mezelf. Mijn voornemen is om vandaag tachtig kilometer te fietsen door het Drentse landschap. Ik rijd de camper naar een parkeerplaats in het bos, zodat ik in alle rust en ongezien mijn fietskleding aan kan trekken. Dat voelt toch iets relaxter dan op de krappe parkeerplaats voor het bedrijf waar ik Frans heb afgezet.
Ik start met de band van de hartslagmeter die ik sinds kort heb, daarna volgen de sport bh, de steunkous voor mijn arm, het shirt en natuurlijk de fietsbroek. Het is nog fris zo ’s ochtends vroeg en ik besluit mijn beenstukken aan te doen. Na een tijdje passen en prutsen kom ik erachter dat de stukken die ik heb meegenomen voor de armen bedoeld zijn en bij lange na niet over mijn dikke dijen passen. Dan maar met blote benen vandaag. Het is niet anders.
Op een paar reepjes en een banaan na heb ik vandaag geen proviand bij me, maar ik ga ervan uit dat ik onderweg wel iets eetbaars tegen zal komen. Nog even mijn windstopper aan en dan ben ik klaar voor de tocht. Ik heb de route niet voorbereid, maar besluit gewoon maar wat op gevoel te gaan rondfietsen. Ik ben benieuwd waar mijn benen me brengen.

De fietspaden liggen bezaaid met takken en dennenappels, het asfalt bolt op door onderliggende boomstronken. Behoedzaam fiets ik over het kronkelende fietspad tussen bomen met sprankelend, fris groen. Mijn benen voelen stijf aan van de kou.
Na een kilometer of zes verlaat ik het bos en fiets door de open velden naar het mooie plaatsje Rolde waar ik mijn ogen uitkijk naar de grote, oude landhuizen en de vrolijke bollenvelden met tulpen. 
Het fietsen gaat bijna vanzelf en dat doet me realiseren dat ik alsmaar omlaag ga en ook nog eens de wind in de rug heb. Geen verstandige combinatie om mee te starten, dat snap ik ook wel, maar de keuze is al gemaakt.
Al snel fiets ik door de buitenwijken van Assen. Wanneer ik bordjes met ‘ TT Racecircuit Assen’ zie, besluit ik een bezoek te brengen aan dit vermaarde racecircuit. Misschien kan ik wel een rondje over het circuit fietsen, schiet het door me heen, net zoals ik dat samen met Margo bij het Varseller ring circuit in de Achterhoek heb gedaan. Deze gedachte brengt een lichte opwinding bij me teweeg en ik ga als vanzelf een beetje harder fietsen. In eerste instantie lijkt het terrein niet toegankelijk. De tribunes met lichtblauwe stoeltjes en de torens met wapperende vlaggen liggen achter grote afgesloten hekken. Maar dan zie ik een doorgang.

 

 

 

 

 

 

Wat onhandig manoeuvreer ik mijn fiets over het terrein dat duidelijk niet bedoeld is voor fietsers. Overal zijn hoge stoepranden en blokkades aangelegd om een soepele doorgang te verhinderen. Ik nader een groepje jongeren dat hier onder leiding van een coach aan het baseballen is. Als ik mijn fiets weer eens stuntelig over een blokkade probeer te tillen, roept één van de jongens uit de grond van zijn hart: ‘wat doet die kutfietser hier eigenlijk?!!’. Ik schiet in de lach, want ik stel me voor hoe misplaatst ik hier als wielrenner over moet komen en na een voorzichtige blik op de VIP tribune, houd ik het voor gezien. ‘De kutfietser’ passeert nog eenmaal de jongeren en maakt zich dan snel uit de voeten.

Een prachtig fietspad brengt me naar het Hijkerveld, een heide- en vennengebied waar een grote schaapskudde mijn pad doorkruist.

 

 

 

 

 

 

Het loopt tegen de middag en ik begin trek te krijgen. Een banaan en een reepje zijn niet voldoende om mijn honger te stillen. In de verre omtrek is niets van bewoning, laat staan horeca te vinden. Ik tuur op het knooppuntenbord en kies op goed geluk een plaats uit voor mijn eerste break. Mijn oog is gevallen op Hoogersmilde, de enige wat grotere plaats in de omgeving. Ik fiets nu langs het kaarsrechte Oranje kanaal met de wind in de rug. De wind is sinds vanochtend flink toegenomen. Met meer dan dertig kilometer per uur zoef ik voort en ik probeer er niet aan te denken dat ik dat hele stuk straks weer terug moet ploeterend tegen de wind in. Eten is nu mijn hoogste prioriteit.
Hoogersmilde ligt uitgestrekt langs een grote weg en de Drentse Hoofdvaart. Aan de overkant van het water zie ik iets dat op een café lijkt. Ik moet nog een stukje verder fietsen voor er een mogelijkheid is om het kanaal over te steken.  Over een gebogen wit bruggetje bereik ik de overkant en fiets weer terug, richting het café dat ik meende te hebben gezien. Nu maar duimen dat ze iets te eten hebben. Een beetje wankel van de honger parkeer ik mijn fiets tegen de muur van het verwaarloosde pand en loop naar binnen. Het is donker en het ruikt bedompt en zurig. Aan de bar zitten twee mannen aan een grote pul bier. Een derde staat aan een grote fruitautomaat. Niet kieskeurig zijn nu, houd ik mezelf voor, als je maar iets te eten hebt. Neem genoegen met frites of desnoods een frikandel. Ik groet de mannen aan het bier en wacht tot er iemand komt. Een Aziatische vrouw steekt verbaasd haar hoofd om de deur en kijkt me vragend aan. Ik vraag of ze misschien iets te eten heeft. Ik krijg een menukaart toegeschoven en zie tot mijn verrassing dat ze soep hebben.  Ik bestel champignonsoep en een cola. Om niet bij de mannen te hoeven zitten, wandel ik naar buiten en neem plaats aan één van de twee tafeltjes die daar wat verloren staan. De wind waait met heftige stoten midden in mijn gezicht. Het wachten op de soep duurt lang. En ik vraag me af waarom ze er zolang over doen om een soep uit blik op te warmen. Maar dan wordt toch eindelijk mijn maaltijd geserveerd: een heerlijke versbereide champignonsoep met bieslook. Dat was wel het laatste dat ik hier had verwacht.
Gesterkt stap ik weer op de fiets. Er staat negenenveertig kilometer op de teller en ik besef dat het tijd is om de terugtocht te aanvaarden. De harde wind langs het kanaal is niet aanlokkelijk, dus besluit ik toch nog een stukje om te fietsen met de hoop in het bos minder last van de wind te hebben.
Ik kom langs een zandwinningsgebied met een voor Nederlandse begrippen onnatuurlijk blauwe kleur. Op het water drijven talloze watervogels. Daarna fiets ik over een onverhard bospad verder. Het rulle zand trapt zwaar met mijn dunne racefietsbanden, maar ik heb nauwelijks last van de wind. Als ik uit het bos kom, zijn er alleen maar rechte, vlakke akkers zover als ik zien kan en een onmetelijk harde wind die me bijna omver blaast. Langzaam ploeter ik voort. Lage versnelling, rustig fietsen, verstand op nul.

 

 

 

 

 

 

Gevoelsmatig probeer ik de juiste richting te vinden, want mijn mobiel is bijna leeg en daarom durf ik niet te vaak op google maps te kijken. In geval van nood wil ik nog wel kunnen bellen.
Het lijkt alsof de verlaten wegen me niet dichterbij brengen. In mijn hoofd hoor ik een nummer van Blof:
Vreemde wegen, brachten me tot hier,
en nog verder en verder, en verder van huis,
Zou je me vinden?,
Het antwoord is ja, jij zou me vinden.

Ja, Frans zou me wel weten te vinden. Hij kan me volgen op Google maps. Alleen heeft hij geen auto, die heb ik ergens in een bos geparkeerd en de sleutels zitten in mijn fietsshirt. Dus ik zal het echt alleen moeten zien te rooien.
Via de Dwingeloose Heide, een prachtig gebied waar ik toch nog wel van kan genieten, koers ik richting Westerbork. Ik ben de afgelopen anderhalf uur niets en niemand tegen gekomen en ik ben weer toe aan een rustplek. Ik heb mijn kaarten gezet op Westerbork.

 

 

 

 

 

Ik plof neer bij het eerste het beste terrasje en bestel een thee en een broodje kroket om weer op krachten te komen. Ik heb ineens heel erg veel zin in chips. Het vriendelijke meisje van de snackbar verwijst me door naar de supermarkt waar ze zeker kleine zakjes chips hebben, zo verzekert ze mij. In de supermarkt kijk ik zoekend om me heen. In mijn fietstenue en zonder mandje val ik blijkbaar wel op, want een medewerker vraagt of hij iets voor me kan betekenen. En zo sjouwt hij met mij in zijn kielzog de hele winkel door op zoek naar chips. ‘Zeker voor het zout hé?,’ vraagt hij belangstellend. ‘Ja,’ antwoord ik dankbaar, als hij me een klein zakje naturel chips overhandigt. Op het terras van de snackbar neem ik nog een kopje thee en peuzel mijn zakje chips leeg. Met het laatste restje energie uit mijn mobiel stuur ik Frans een appje dat ik nog twintig kilometer voor de boeg heb en de afgesproken tijd van half vijf niet ga halen…

Frans reageert, zoals ik van hem gewend ben, genereus en begripvol. ‘Doe rustig aan, ik vermaak me wel op het terras,’ appt hij terug.
De laatste twintig kilometer zijn taai. Het landschap interesseert me niet meer. Ik wil alleen nog maar de kortste route naar de camper. Maar tot mijn teleurstelling loopt er langs de grote weg geen fietspad en is deze route verboden terrein voor mij. De alternatieve route slingert door het Drentse landschap. Telkens wanneer ik de wind in de rug heb, weet ik dat ik de verkeerde kant op fiets, maar soms gaat het niet anders. Eindelijk zie ik dan het bordje met ‘Boomkroonpad’ waar ik de auto heb geparkeerd. De laatste twee kilometer lijken eindeloos te duren. Als ik moe maar voldaan bij de camper aankom staan er 101 kilometers op de teller.
Als een volleerde wielrenner haal ik het voorwiel uit de fiets en leg al mijn attributen in de camper. Mijn racefiets is gelukkig zo licht dat ik deze gemakkelijk met één arm kan optillen. Ik leg de fiets voorzichtig op het grondzeil dat ik op het bed van de camper heb gespreid. Bosgrond verspreidt zich in ons bed, maar daar kan ik me echt niet druk over maken. Ik doe snel mijn gympen aan en rijd dan richting de met Frans afgesproken plaats.

Frans zit met een drankje en zijn laptop op het terras en maakt het zich gezellig. Ik ben slechts anderhalf uur te laat. Andersom zou ik denk ik behoorlijk knorrig zijn geweest, maar daar is bij mijn liefje geen sprake van. Ik word met een brede lach ontvangen en de woorden ‘ik ben zo trots op jou’ zingen nog na in mijn oren.

Geef een reactie